Björn Rzoska: ‘Het lijkt vandaag alsof de vooruitgang is gestopt bij kernenergie’
Vlaams Groen-fractieleider Rzoska neemt afscheid van de nationale politiek
foto © Belga
Björn Rzoska (Groen) bij zijn afscheid van het Vlaams parlement. ‘Ik heb de indruk dat ik op de eerste rij van mijn begrafenis zit’.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementGroen-fractieleider en Vlaams parlementslid Björn Rzoska houdt het voor bekeken. Hij wil zich terugplooien op zijn thuisstad Lokeren. Nochtans leeft de tweedeling tussen ecologie en economie meer dan ooit in Vlaanderen. ‘Problemen als stikstof en kernenergie mag je niet in de schoenen van ecologisten schuiven. Traditionele politici laten de zaken graag aanmodderen. Wij willen ze aanpakken.’
Rzoska kondigde vorige week zijn afscheid aan na 2024, geheel onverwacht. Hij zegt zich bezig te willen gaan houden met lokale dossiers in zijn Oost-Vlaamse thuisstad. Daar ambieert hij – ‘als de kiezer het wil’ – het burgemeesterschap.
Björn Rzoska: ‘Er zijn drie problemen die ik in Lokeren wil aanpakken: onvoldoende verkeersinfrastructuur, meer lokale duurzame energieproductie en laaggeschoolden aan het werk krijgen. Lokeren heeft als voormalige industriestad een historische erfenis. Er zijn vele laaggeschoolden, terwijl onze bedrijven smeken om werkkrachten.’
Rzoska wordt als Vlaams fractieleider opgevolgd door Mieke Schauvliege, die recent kon scoren met het PFOS-dossier.
Wat vindt u van de houding van voormalig federaal staatssecretaris Sarah Schlitz? Wanneer politiek in het nauw gedreven, vergelijkt zij de N-VA-oppositie met het nazisme. Dat is niet toevallig. Uw zusterpartij Ecolo heeft een patent op dit soort gevolgtrekkingen.
Björn Rzoska: ‘Je mag die uitspraken niet veralgemenen naar heel Ecolo. Ik ben zelf historicus, en dus vind ik dat een degelijk debat over de mechanieken achter een bepaald gedachtegoed uit de jaren ’30 nooit uit de weg mag worden gegaan. Het is als samenleving goed om te blijven beseffen hoe uitsluitingsmechanismen werken.’
‘Maar, voor de goede orde: met haar uitspraken over het vermeende nazisme van de N-VA maakt Schlitz debat onmogelijk. Wie naar zo’n instrument grijpt, moet goede argumenten hebben. Die heeft ze niet. Met haar uitspraak heeft Schlitz een terechte opmerking van de N-VA over het gebruik van haar persoonlijke logo op overheidscommunicatie onmogelijk gemaakt. Wie als politicus fouten maakt, moet die ook kunnen toegeven.’
Bij uw afscheid liet u de volgende opmerkelijke uitspraak noteren: ‘Met al die complimenten die ik nu krijg, heb ik de indruk dat ik op de eerste rij van mijn eigen begrafenis zit’. Wat bedoelt u daarmee?
‘Wie naar een begrafenis gaat, weet dat hij of zij daar getrakteerd wordt op een heiligverklaring van de overledene. Ik had de indruk dat ik bij de aankondiging van mijn afscheid van de Vlaamse politiek alleen maar geconfronteerd werd met mijn positieve kanten. Terwijl ik in mijn carrière ook fouten heb gemaakt. Ik ben ongeduldig van aard en ga soms te kort door de bocht.’
‘Sommige van die complimenten heb ik erg gewaardeerd, daar niet van. Politiek is een harde stiel, en in deze gepolariseerde tijden zijn gemeende complimenten waardevol. Andere reacties waren dan weer positief, terwijl de personen die ze uitten in het recente verleden niet zo positief waren over mij. Daar denk ik het mijne van.’
Over wie hebt u het in dat laatste geval dan?
(lacht) ‘Dat ga ik niet zeggen.’
Als u zegt dat een van uw negatieve karaktertrekken is dat u te kort door de bocht gaat, bedoelt u dan bijvoorbeeld uw meest bekende oppositiewerk uit 2017, toen u een doorlichting organiseerde van de Vlaamse bestuursagentschappen en intercommunales? U bracht toen aan het licht dat sommige vergoedingen van politieke bestuurders wel erg hoog waren. Die beschuldiging resulteerde in een onafhankelijke doorlichting die inderdaad vaststelde dat er te hoge vergoedingen aan bestuurders werden uitgekeerd, maar slechts bij 11% van de agentschappen en intercommunales. Op zich mooi oppositiewerk. Al bekruipt me dan de indruk: misschien bent u daar te snel gegaan?
‘Het probleem was dat ik vaak geen antwoord kreeg op mijn parlementaire vragen. Vragen die normaal gezien na twintig werkdagen beantwoord zouden moeten zijn geweest. Ik had toen al eens ingestemd met een verlenging, omdat ik er niet vanuit wou gaan dat alle administraties op die termijn van twintig dagen konden antwoorden. Maar toen ik zes weken later slechts gedeeltelijke antwoorden ontving, ben ik kwaad geworden en heb ik daar een zaak van gemaakt.’
‘Misschien was ik daarmee te ongeduldig. Maar ik vind dat de Vlaamse overheid een transparantieplicht heeft naar de burger, een transparantieplicht die nog te vaak dode letter blijft. Ook vandaag blijf ik me ergeren aan de ondoorzichtigheid van sommige bestuursraden in Vlaamse agentschappen. Wie slechts één of twee keer per jaar samenkomt voor een erg beperkte agenda, die krijgt al te vaak nog royale zitpenningen. Vlaanderen moet wat dat betreft ook in de spiegel durven kijken.’
‘Ik heb met dat dossier de normaal altijd minzame Geert Bourgeois kwaad gekregen, toen hij nog minister-president was. Geert en ik komen goed overeen, maar toen zijn we stevig gebotst. Daar schaam ik mij niet voor. Het punt is dat ook in Vlaanderen nog flink wat mensen vanuit de politiek op strategische plaatsen worden gedropt. Evenzeer vanuit de N-VA, die toch een betrekkelijk nieuwe bestuurspartij is. Dat deed Bourgeois pijn, omdat hij diep vanbinnen ook wist dat Vlaanderen beter moest kunnen. Ik heb op Bourgeois’ beeld van een transparante en slanke Vlaamse overheid een kras gezet.’
Ook met het PFOS-dossier – de perfluoroctaansulfonaten die tot begin 21e eeuw geproduceerd werden in de Antwerpse haven door chemiebedrijf 3M – heeft Groen terechte kritiek kunnen leveren op de Vlaamse ‘ons-kent-ons-mentaliteit’, de mentaliteit die ervoor zorgt dat problemen niet al te openlijk worden besproken en vervuiling liever wordt weggestopt dan aangepakt. Ook al is het gevaar van PFOS nu nog niet altijd duidelijk, het gekonkelfoes in Antwerpse gremia maakt de zaken er niet beter op?
‘PFOS is voor mij het belangrijkste Vlaamse milieudossier van de voorbije decennia. U hebt toch ook het nieuws gevolgd dat een aanzienlijk deel van de in Zwijndrecht wonende en onderzochte jongeren te veel PFOS in het bloed heeft? Dat onderzoek is mede dankzij ons parlementaire werk afgedwongen. PFOS zijn forever chemicals: die vervuiling kan niet uit die mensen hun lichaam worden gewassen. Reden genoeg om voorzichtig te zijn, met andere woorden.’
Het probleem is dat men bij PFOS zonder dat er een direct verband is aangetoond met gezondheidsklachten, voorzichtig wil zijn. Dat is te begrijpen. Maar bij de bovengrondse Ventilus-hoogspanningslijn is er evenmin een direct verband aangetoond met gezondheidsproblemen, maar wordt die voorzichtigheid minder gepropageerd. Daar moet en zal ook voor uw partij een bovengrondse hoogspanningsleiding komen. Dat is toch een dubbele standaard?
‘Bij Ventilus zijn alle oplossingen bekeken door specialisten. Men kan die verbinding niet volledig ondergronds aanleggen. In het voorkeursscenario dat nu verkozen is, heeft men gekeken naar het minste aantal mensen dat overlast zou kunnen ervaren. En heeft men de knoop doorgehakt. Ik ben er een voorstander van dat die mensen dan ook correct vergoed worden als zij wensen te verhuizen. Ik ben er ook niet tegen dat men – net zoals bij PFOS – de impact op de gezondheid continu blijft monitoren. Maar af en toe moet een overheid moeilijke beslissingen nemen in naam van het algemeen belang. Ik geloof de specialisten als die zeggen dat het echt alleen maar bovengronds kan. Mocht het alleen een kwestie van centen zijn, dan zouden de Vlaamse bestuurspartijen heus wel een andere beslissing nemen.’
‘Iedereen is zich de jongste tijd pijnlijk bewust geworden van energie-onafhankelijkheid en van de bevoorradingszekerheid. Wat we in België zelf aan energie kunnen produceren, moeten we zeker doen. Daarom moet Ventilus er komen.’
Legt u me dan eens uit wat het probleem van uw partij is met kernenergie?
‘Ik gruw van de gedachte dat we toekomstige generaties opzadelen met kernafval. De taak van de overheid is net om te voorkomen dat toekomstige generaties de dupe zijn van vervuiling. De nucleaire lobby – en die bestaat, vergis u niet – heeft jarenlang gezegd dat ze het probleem van het kernafval ging oplossen. Maar tot op de dag van vandaag zie ik die oplossing niet. Onder de grond steken vind ik geen oplossing.’
‘Dat is één. Twee: het lijkt vandaag soms wel alsof de vooruitgang is gestopt bij kernenergie. Op Europees niveau is kernenergie slechts een klein onderdeel van de energieproductie, landen als Frankrijk en België uitgezonderd. Er zijn landen in Europa die nauwelijks op kernenergie draaien, zoals Oostenrijk. Dat alleen al toont voor mij aan dat een land perfect zonder kernenergie kan.’
‘Door de zeer hoge energiekosten van de voorbije jaren zijn mensen in paniek geraakt over de energiebevoorradingszekerheid, en is het debat over de energiemix verziekt. Terwijl je, als je er rationeel naar kijkt, je ziet dat kernenergie niet het alfa en het omega is.’
Waar de kernenergielobby steeds naar verwijst, is dat 50% van de Belgische energieproductie uit kernenergie komt, en dat er nog altijd geen mathematisch onderbouwd alternatief is om die baseload op te vangen wanneer de kerncentrales sluiten. De kernenergielobby is niet tegen de energiemix, maar alleen als er een betrouwbare oplossing voor dat genoemde probleem komt.
‘Ik zou me echt niet vasthouden aan die 50%. Dingen evolueren. Ik bezoek regelmatig grote bedrijven in de Antwerpse haven, en die hebben maar één droom: een eigen, onafhankelijke energieproductie met een windmolen en zonnepanelen. Alleen zo denken zij de hoge energiekosten te kunnen drukken. Maar de haven zelf ligt dwars. Op die manier zal de energietransitie niet lukken. Als zulke grote bedrijven al willen evolueren naar een ander energiemodel, waarom zouden we dan hardnekkig blijven vasthouden aan die 50% uit kernenergie?’
Omdat die 50% een zekerheid is?
(lacht) ‘Ik had vanochtend al door dat het een spreekwoordelijke dag zou worden waarop de grafiekjes op sociale media weer heen en weer zouden vliegen. De zon schijnt weinig, en er is geen wind, en dan word je dus geconfronteerd met grafiekjes die altijd bewijzen dat België niet zonder kernenergie kan. Terwijl je op zonnige of winderige dagen nooit van die grafiekjes ziet als die aantonen dat duurzame energie een groot deel van de productie verzorgt.’
‘Maar u begrijpt dat het voornaamste probleem voor ons dus het afval is. Men zegt nu dat een deel van dat afval opnieuw verwerkt kan worden, maar om die elementen weer uit elkaar te halen, is zelf veel energie nodig. Die problemen worden altijd onder de mat geveegd.’
‘Kijk, de wet op de kernuitstap is in 2003 aangenomen, en nadien hebben alle regeringen het probleem niet aangepakt. Nu er inderdaad problemen dreigen met de bevoorradingszekerheid, zijn wij plots de schuldigen? Wij hebben onze principes in 2003 democratisch in een wet gegoten. Nadien zaten we niet meer in de federale regering. En nu we er opnieuw in zitten, en er al die jaren niets is gebeurd, willen wij de draad weer opnemen.’
‘U kan ons niet verwijten dat men het probleem heeft laten aanmodderen. Wij zijn alleen verantwoordelijk voor de voorbije drie jaar. De rest heeft twee decennia lang lippendienst bewezen aan de wet op de kernuitstap, zonder een scenario klaar te hebben over hoe die uitstap er dan wel zou moeten uitzien. Regeringen moeten bestaande wetten uitvoeren, en, als ze die wetten niet willen, een werkbaar alternatief voorstellen.’
Mag ik u als volgt samenvatten: de traditionele partijen hebben de mond vol van groene energie, maar niemand wil er de gevolgen van dragen?
‘Dat mag u zo inderdaad samenvatten. We worden het hier waarschijnlijk niet eens over kernenergie. Maar we kunnen het misschien wel eens worden over het feit dat velen in de politiek te weinig ruggengraat hebben om zelf verantwoordelijkheid te nemen.’
De voornaamste consequentie van het uitvoeren van de wet op de kernuitstap, zal waarschijnlijk zijn dat uw partij klappen krijgt in 2024…
‘Dat zien we dan wel. Wij krijgen van vele zaken de schuld. In Lokeren is dat ook zo, ook al zitten we daar al bijna twintig jaar in de oppositie (lacht).’
Is dat niet jammer? Net op het moment dat de Vlaamse regering op haar grondvesten davert over het stikstofdossier, en net op het moment dat PFOS serieus wordt genomen, wordt uw fractie mogelijk tot een schim herleid. Terwijl beide dossiers net archetypische voorbeelden zijn van het spanningsveld tussen ecologie en economie. U gaat te vroeg?
‘Vlaanderen is zich heel bewust van het belang van ecologie, en dat wordt door de voorbeelden die u aanhaalt nu ook erg tastbaar. Tijdens covid heeft iedereen de natuurgebieden weten herwaarderen. Waar het bij de stikstofdiscussie om draait, is dat het Vlaamse landbouwmodel moet veranderen. De Boerenbond heeft jarenlang gepropageerd dat het meer en groter moest. Lange tijd hebben politici dat niet durven tegenspreken, ook al nam men ambitieuze milieuwetgeving aan. Tot op het moment dat het niet meer gaat, en dat de rechterlijke macht de politiek confronteert met haar eigen wetten.’
Dat is een juridische analyse. Maar kan een samenleving niet – al dan niet tijdelijk – de keuze maken om economie net ietsje belangrijker te vinden dan ecologie?
‘Neen, je kan niet aan de hele samenleving zeggen dat we met dat milieu later wel zullen zien. Milieu hangt samen met gezondheid. Net zoals bij PFOS kan je niet zeggen: trek het u niet aan, we komen binnen vijf jaar bij u terug met de oplossing.’
‘Verstandige landbouwers begrijpen dat ze moeten inkrimpen. Dat moet niet eenzijdig, en moet ook niet holderdebolder. Maar het moet wel gebeuren. Het systeem van de rode bedrijven bestaat al sinds vorige legislatuur, maar de politiek durfde daar toen geen beslissingen nemen. Dat is het probleem. En nu zegt de samenleving meer en meer: jullie politici moeten rekening houden met jullie eigen wetten, en jullie moeten de stikstofuitstoot terugdringen. Want die uitstoot is veel te hoog.’
Dat doet me wat denken aan het natuurgebied De Westhoek in De Panne: daar wil Vlaanderen met alle macht het duinengebied behouden. Want als ze het aan de natuur laat, dan groeit er vanzelf bos in plaats van alleen maar helmgras. Hetzelfde gebeurt met de stikstofdiscussie. Kan een beleidskeuze dan niet evengoed zijn: jammer, maar voor een bepaald idee over natuur gaan we geen basis-economische activiteiten kortwieken?
‘Het draait om biodiversiteit, niet om bosgroei. Als door de hoge stikstofuitstoot de biodiversiteit mindert, dan heeft dat ook zijn weerslag op de landbouw. Er verdwijnen planten- en diersoorten in Vlaanderen door de te hoge stikstofuitstoot. Dat door een hoog stikstofgehalte de natuur goed groeit, dat is een mythe die ik voor uw rekening laat.’
‘We moeten samen met de landbouwers tot een vergelijk kunnen komen over hoe ze met respect voor de biodiversiteit aan landbouw kunnen doen. Dat doen ze al grotendeels zelf. België moet momenteel producten uit biologische landbouw invoeren. Dat wil zeggen dat er nog flink wat ruimte is voor de eigen biologische productie. Zet dat eens af tegen de landbouw die alleen maar geënt is op de export van goedkoop varkensvlees. Moeten we die sector verderzetten, als ze alleen de export dient? Ik vind van niet. Je kan overal varkens kweken, waarom moet dat dan per sé op deze schaal in Vlaanderen?’
Tot slot: wat vindt u van de woke-discussie?
‘Woke is een containerbegrip aan het worden dat elk sereen debat vergiftigt. Ik heb wel degelijk sympathie voor de empowerment-beweging, zoals dat toen ik aan de unief zat nog heette. Want die mensen hebben wel gelijk als ze zeggen dat er aandacht moet zijn voor het lot van minderheidsgroepen.’
‘Maar de slinger mag niet doorslaan, en vandaag slaat ze soms wel door. Zeker wanneer we bibliotheken willen herschrijven of boeken willen verbieden in naam van woke. Een boek wordt altijd in een bepaalde historische context geschreven. Dan moet je dat boek niet herschrijven, maar er duiding bij geven zodat de lezers het boek in zijn historische context kunnen plaatsen. Een democratische samenleving heeft voldoende instrumenten om met moeilijke of hachelijke onderwerpen om te gaan. Boeken censureren maakt daar geen onderdeel van uit.’
Categorieën |
---|
Personen |
---|
Christophe Degreef is journalist voor Doorbraak. Niet oud, maar wel een tikje old skool.
Frédéric De Gucht ziet de Brusselse onderhandelingen afspringen en de federale doodbloeden. ‘Ze lijken een ander verkiezingsresultaat te willen.’
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.