Maarten Boudry schiet historisch te kort (1)
Geschiedenis is de zwakke plek in het knappe betoog van Boudry. We zullen dat aantonen in een driedelige serie.
Christendom & verlichting
foto © Reporters
‘Humanistische’ denkers amalgamiseren christendom en islam als ‘achterlijke’ denksystemen: een schromelijk tekort aan historisch inzicht
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIn diens doorgaans knappe betoog schiet Boudry op het vlak van de geschiedenis schromelijk tekort. Dat zal ik in een driedelige serie aantonen.
Maarten Boudry is een intelligent man en het is hartverheffend hoe hij tegen de pessimistische tijdstroom ingaat door te wijzen op de mogelijkheden van de toekomst. Een toekomst bouwt zich echter op uit een verleden en over ons verleden weet Boudry niets. Voor hem is de wereld geschapen in de zeventiende eeuw. Op een goede dag heeft er ergens een rationele instantie gezegd: ‘er weze Verlichting’ en ineens was die er. Wat ervoor lag was duisternis. Er was wel ooit licht geweest in de oudheid, maar dat was helaas gedoofd door het christendom. Afgezien van het feit dat geen enkele ernstige historicus dat begrip van ‘duistere middeleeuwen’ nog hanteert, is dit gewoon een christianofobe karikatuur. En die werd al ontzenuwd door Régine Pernouds Pour en finir avec le Moyen Age (1979) dat Boudry gemakkelijk had kunnen inkijken.
Boudry dwaalt in de duisternis
De term ‘duistere middeleeuwen’ komt niet van een geleerde, maar van de dichter Francesco Petrarca (1304-1674). Die werkte nota bene aan de pauselijke hofhouding in Avignon. Het verwijt aan zijn voorgangers was niet dat zij niet rationeel genoeg waren, maar dat zij ‘lelijk’ (lees: eenvoudig en verstaanbaar) Latijn gebruikten. Zelf wentelden de eerste ‘humanisten’ zich in duistere geschriften om werkwoord en gezegde te ontdekken. Pas nadat ze die zogezegde ‘renaissance’ uitgezweet hadden, is het tijdperk van het modernisme begonnen.
Die subtiliteit ontgaat Boudry volkomen. Toch heeft hij zich aan die christianofobe karikatuur bezondigd in zijn nieuw boek Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat. Daarin stelt hij dat noch de islam, noch het christendom van nature ontvankelijk voor verlichting zijn. Dat is klinkklare onzin. Het weekblad Knack bracht dit hoofdstuk in voorpublicatie en die keuze op zich is tekenend. Boudry’s redenering luidt dat zowel de Bijbel als de Koran een verstikkende religieuze cultuur uitademen. Daarin een tendens tot emancipatie ontdekken, noemt hij met een inventieve term ‘achterafgoderij’. Een mooi neologisme maar het probleem is dat hij niet begrijpt wat een religieuze cultuur is.
Religie ontstaat uit verwondering
Religie ontstaat niet zoals men vaak denkt uit angst. Uit angst ontstaat magie met allerlei praktijken die de God(en) willen dwingen om de mensen te gehoorzamen. Religie daarentegen ontstaat uit verwondering en heeft dus eigenlijk dezelfde oorsprong als filosofie. Waarom zijn we er, wat is de zin van ons bestaan? De antwoorden kwamen, bij gebrek aan gesystematiseerd denken, tot ons in de vorm van mythen. Die mythen kwamen in handen van gespecialiseerde figuren zoals medicijnmannen en priesters, die meestal wel degelijk grossierden in angst. Ze beweerden dat zij de oorsprong der dingen controleerden omdat zij hun God via offers of gebeden bepaalde dingen konden laten doen.
In ontwikkelde beschavingen werden die mythen opgetekend en gecodificeerd. Dat zijn dan de ‘heilige boeken’ waar angstvallig over gewaakt wordt. Die fixatie leidde als vanzelf tot conservatisme en zette een rem op het zelfstandig denken. Men dacht voortaan binnen de grenzen van de afgebakende mythe. Doordat die priestercolleges zich tot grensbewakers ontpopten, werden die mythes verstikkend.
Boudry als moderne ketter
Dat gebeurt ook met de moderne mythe die wij wetenschap noemen. Die wordt gecultiveerd in universiteiten, de moderne kerken. Iedere wetenschap beweegt zich in een paradigma, een stelsel van geijkte ideeën die hun deugdelijkheid hebben bewezen en verzet zich tegen anomalieën die dit werkbare beeld komen verstoren. Dat weten we sinds Thomas Kuhn in 1962 The Structure of Scientific Revolutions publiceerde. Vele klassieke wetenschappers hebben het nog steeds moeilijk met dat concept. Maarten Boudry is wetenschapsfilosoof, hij weet daar meer van dan ik. Hij ondervindt trouwens zelf vandaag hoe ook de academische wereld een eigen inquisitie heeft. Sinds hij geweigerd heeft om kritiekloos op de knieën te gaan voor Greta Thunberg en Anuna De Wever wordt ook hij door de klimaatkerk verketterd als ‘klimaatontkenner’.
Het christendom en de islam zijn achterhaalde mythes, zoals de newtoniaanse mechanica ingehaald werd door Einsteins relativiteitstheorie. Newtons denkbeelden zijn echter nog steeds bruikbaar binnen hun afgebakend veld, zoals ook de pre-newtoniaanse ideeën dat zijn. De appel valt nog steeds van de boom. Ook al weten we dat dit door wederzijdse aantrekkingskracht binnen een tijdruimte-continuüm gebeurt. We spreken nog steeds over de zon die ’s morgens opkomt, ook al weten we dat de aarde om haar as draait.
De zin van achterhaalde mythes
De kwestie is dus niet of er betere paradigmata ontstaan, maar wel hoe zij ons vooruit helpen. Dat de tijd stilstaat als we reizen aan de lichtsnelheid helpt ons weinig vooruit als de boer ’s ochtends zijn koeien melkt. Zo is het ook met religie. Dat wij weten dat onze lichamen opgebouwd zijn uit atomen en de dood een stopzetting daarvan betekent, is geen echte troost als een geliefde sterft. Eeuwenoude intuïties over een tocht door de vallei van de dood of onze naam die in zijn handpalm geschreven staat, zijn dat soms wel. We hoeven daar niet minachtend op neer te kijken.
Achterhaalde mythes kunnen dus hun functie behouden, op voorwaarde dat je hen weet te kaderen. Wat is nu de plaats van christendom en islam? Boudry valt Wim van Rooy aan als die wijst op Marcus (12:13-17): ‘Geef dan aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat God toekomt’. Volgens Boudry ziet van Rooy daarin de oorsprong van een dorst naar kennis (libido sciendi) die in de islam ontbreekt.
De verhouding tussen kerk en staat
Het is een foute discussie. Uit Marcus kunnen we een scheiding van kerk en staat afleiden. Die heeft zich in het christendom overigens ook maar moeizaam ontwikkeld. Die ontwikkeling ging via de ’tweezwaardenleer’ van paus Gelasius I (492-496), over de Investituurstrijd van paus Gregorius VII (1073-1085) om uit te monden in de ‘Defensor Pacis’ van Marsilius van Padua (1280-1343). Die stelde dat de keizer zich niet mocht bemoeien met geloofszaken en de paus niet met politieke kwesties. In de islam ontbrak die dualiteit niet helemaal, zoals men vandaag beweert. In de islam was er aanvankelijk een spanningsveld tussen de ulama (het college der rechtsgeleerden) en het kalifaat (de opvolging van de profeet). Daartussen werden de verlichte mutazillieten in de tiende eeuw vermalen, omdat ze stelden dat de openbaring geen gesloten maar een open boek was dat vernieuwing (‘bidah’) toeliet.
De poort naar dat zoeken naar meer begrip (‘ijtihad’) werd vakkundig gesloten door al-Ash’ari (874-936) en definitief verboden door al-Ghazali (1056-111). De beroemde Gouden Eeuw van Bagdad rond het Huis van de Wijsheid (Bayt al-Hikmah) in de negende eeuw was geen islamitisch fenomeen, maar een poging van onderworpen dhimmi’s om de verworvenheden van hun Syrische, Perzische of Joodse cultuur onder bedoeïenenbewind gaaf te houden. Het was geen Arabische Gouden Eeuw geweest, maar een gearabiseerd laathellenistisch hoogtepunt dat maar mogelijk was geweest in strijd met de ulama. En dat vernietigd werd door die ulama.
De redding van het denken door Europa
Hoe komt het dan dat de verworvenheden van die laathellenistische Gouden Eeuw nagenoeg volkomen verstikt werden in de islamitische traditie? Hoe komt het dat ze een nieuw elan kenden toen ze in de twaalfde eeuw het christelijke Europa bereikten?
Volgende aflevering: het belang van de menswording voor Europa
Eddy Daniels is gewezen hoofdredacteur van Intermediair. Hij publiceerde recent een boek over de rol van de profeet Mohammed in het ontstaan van het jihadisme, ‘De kwestie M. Een gekaapte godsdienst’, dat enthousiast aangeprezen werd door Etienne Vermeersch.
Bij Vooruit blijft na het vertrek van Rousseau een niet-geëngageerde club van moreel voortreffelijken over, meent Eddy Daniëls.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.