COVID-19: ‘La nouvelle grippe est arrivée’
Dankzij de coronavirusvarianten zal COVID-19 een blijvertje zijn
Het griep- en het coronavaccin dienen niet om groepsimmuniteit na te streven maar wel sterfte te verminderen.
foto © Belga Joris Vliegen
In meerdere opzichten verschilt de bestrijding van het nieuwste coronavirus met vaccins niet veel van die van het griepvirus.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementWe zullen moeten leren leven met het COVID-19-virus. Het zag er oorspronkelijk nochtans goed uit met een rist prima vaccins in de omloop. De pre-coronavrijheid lonkte. Het was echter de erg besmettelijke deltavariant en de afnemende bescherming van het vaccin na verloop van tijd, die het optimisme bij de virologen deden kantelen.
Virusvarianten en dalende immuniteit
De nieuwe mRNA-vaccins van Pfizer en Moderna waren beter dan verwacht. Niet alleen beschermden ze tegen de ziekte COVID-19, maar ze deden ook de besmettelijkheid dalen. Bij de virologen ontstond de hoop dat vaccinatie tot groepsimmuniteit zou kunnen leiden. Dit was té optimistisch, zo bleek. De hoogbesmettelijke deltavariant kwam stokken in de wielen steken. Gevaccineerde mensen konden ook ziek worden. De besmettelijkheid was wel een stuk lager, maar ze bleef. Bovendien bood het vaccin slechts een zestal maanden immuunbescherming. Oeps.
In theorie is COVID-19 te elimineren. Immers, het veel dodelijkere coronavirus SARS2002 verdween spontaan. Echter, SARS2002 was veel minder besmettelijk dan COVID-19 en het kwam op slechts enkele plaatsen in de wereld voor. Bovendien was SARS2002 het gevolg van plaatselijke infecties door superverspreiders.
Dat was ook zo in het begin van de COVID-19-pandemie. Al snel verdwenen de superverspreiders en het COVID-19-virus verspreidde zich vervolgens gelijkmatig op heel wat plaatsen. Die transitie was vooral het werk van de gemuteerde varianten, met op kop de deltavariant. Varianten vertonen een wisselende graad van besmettelijkheid en bijgevolg zullen de vaccins een wisselende graad van doeltreffendheid hebben. Ja, zo geraken we nooit verlost van het virus. Het voorgaande lijkt sterk op het verhaal van dat ene virus waar we nu al meer dan een eeuw mee samenleven: het influenza- of griepvirus.
Griep = influenza
Hoe ontstaat een griepepidemie? Het griepvirus leeft in symbiose bij de wilde watervogels van (voornamelijk) Zuid-China. Watervogels besmetten gedomesticeerd pluimvee. In streken met een innig contact tussen pluimvee en mens, besmet het pluimvee de mens. Pas wanneer de mens een ander mens besmet is het griepvirus klaar voor een verspreiding over de hele wereld. Zo zijn alle grote wereldepidemieën, pandemieën dus, ontstaan.
In de twintigste eeuw hebben we vier pandemieën gekend: veruit de ergste en de bekendste was de Spaanse griep van 1918-19. Het virus (H1N1) was uiterst besmettelijk en uiterst agressief. Bovendien bestonden er toen nog geen antibiotica tegen bacteriële bij-besmetting van de longen. Dat laatste was de belangrijkste reden waaraan de mensen met griep bezweken. De Spaanse griep maakte meer slachtoffers (20-100 miljoen) dan de eraan voorafgaande Eerste Wereldoorlog. Andere pandemieën waren de Aziatische griep H2N2 (1957-58) met 1,5 miljoen doden; de Hongkong-griep H3N2 (1968-69) met een miljoen doden en de Mexicaanse griep H1N1 (2009-10) met niet meer doden dan bij gewone griep.
Nieuwe varianten
Een pandemische griep kan in enkele maanden ontelbaar veel landen besmetten. Ze is steeds het gevolg van een nieuw ontstaan griepvirus. Terzijde, superverspreiders komen bij griep niet voor. Na de pandemie leeft het virus voort als een nieuwe seizoensgebonden variant. Jaar na jaar, als gevolg van die varianten, zal het virus wat zwakker worden. Door die jaarlijkse ‘licht gewijzigde vorm’ is een griepvaccin slechts één jaar geldig. Twee keer per jaar volgt de WHO de mutaties c.q. varianten op en beslist dan welke varianten in het jaarlijks hernieuwde griepvaccin zullen worden opgenomen.
Vervolgens zal de farmaceutische industrie ieder jaar een nieuw vaccin maken om de sowieso onvermijdelijke griepuitbraken te verzachten. Verzachten wil zeggen: beperken van het aantal ernstige en dodelijke infecties. De vaccinbouwers doen er zes maanden over om een vaccin te maken. Tegen die tijd kunnen er al nieuwe ‘licht gewijzigde vormen’ (nieuwe mutaties — nieuwe varianten, dus) zijn opgedoken die niet in het vaccin zitten. Je kunt ook met griep besmet worden voordat het vaccin werkt. Het vaccin wordt pas twee weken na toediening effectief. Vanaf het moment dat het vaccin beschikbaar wordt (half oktober) worden de bejaarden gevaccineerd. Als de griep op zich laat wachten en, bijvoorbeeld, pas in februari komt, is de kans groot dat het vaccin al uitgewerkt is. Sommige huisartsen zullen daarom de bejaarden twee keer vaccineren.
Het is eveneens nuttig om bejaarden en het personeel van de instellingen te vaccineren. Het moet gezegd dat de griepvaccins zelden of nooit een globale doeltreffendheid van meer dan 60% halen. Nogmaals, het griepvaccin dient niet om groepsimmuniteit na te streven, maar wel sterfte te verminderen. Bejaarden worden minder beschermd door het vaccin (50%) dan volwassenen (70%) of kinderen (80%). Vervang in de bovenstaande tekst het woord ‘griep-‘ door ‘corona-‘ en de vergelijking houdt grotendeels stand.
Nieuwe vaccins en virusremmers
Terug naar COVID-19. De COVID-vaccins zijn doeltreffender dan de griepvaccins. Of dat zo zal blijven weet niemand: het zal afhangen van het mutatiegedrag van het virus. Net zoals voor griep zal hervaccinatie nodig zijn omdat er varianten zullen optreden en omdat de immuniteit mettertijd daalt. Hoe frequent zal men moeten opnieuw vaccineren? Dat is onbekend. Observatiestudies zullen dat moeten uitwijzen. Bij griep is er een succesvolle privaat-publieke samenwerking om jaarlijks een vaccin te bouwen. Dat zal ook gebeuren voor COVID-19: men zal ook hier met alle varianten rekening moeten houden als we het vaccin universeel willen toedienen.
Het is bekend dat gevaccineerde mensen risico blijven lopen op zowel asymptomatische infecties, milde ziekte alsook op zware ziekte en heel soms sterfte. Voor deze ernstige vormen komt er hopelijk snel een nieuw wapen. Virusremmers bijvoorbeeld. Vooral de virusremmer molnupiravir (van Merck) in pilvorm is veelbelovend. Het medicijn verandert de genetische code van het virus waardoor het zich niet meer kan vermenigvuldigen. De pillen zouden de kans op hospitalisatie en sterfte significant doen dalen. Na het ontstaan van de symptomen moeten de pillen snel worden ingenomen. Tijdsverlies, ’te laat toedienen’ met andere woorden, is dus een probleem. Over mogelijke resistentie van de virusremmers door virusmutaties is niets geweten. Dat zal verder onderzoek moeten uitwijzen.
Tot slot, over de effectiviteit van de nu nog niet bestaande niet-mRNA-vaccins tegen COVID-19, namelijk de ‘klassieke’ vaccins die antilichamen opwekken tegen een virus-eiwit (het antigen), is evenmin iets geweten. Misschien zal het klassieke vaccin een veel langere immuniteit met zich meebrengen. Kortom, we moeten niet wanhopen.
PS: voor eens en voor altijd: ik ben niet gesponsord door ‘Big Pharma’, noch sta ik op hun betaallijst. Jammer eigenlijk, want een verwarmd buitenzwembad zou niet enkel mij maar ook mijn familie en buren kunnen bekoren.
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Personen |
---|
Hendrik Cammu (1956) is als arts verbonden aan UZ Brussel en is docent gynaecologie aan de VUB. Als publicist, populariseert hij medische wetenschap o.a. voor De Tijd en Eos. Hij schreef eerder drie boeken over zeer uiteenlopende medische onderwerpen voor een breder publiek.
Hoe meer we weten over het COVID-19-ziektebeeld en vaccinaties, hoe duidelijker het is dat ook hier de ‘boostervaccinatie’ wordt uitgevoerd.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.