De achterkant van de maan is, van achter bekeken, de voorkant
Over Chinese wijsheid, zin voor verandering en de symboliek van een buitenaards patattenveld
Op 3 januari maakte een Chinese ruimtesonde, genaamd Chang’e 4, een zachte landing op de achterkant van de maan.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementOp 3 januari maakte een Chinese ruimtesonde, genaamd Chang’e 4, een zachte landing op de achterkant van de maan, om er wetenschappelijk onderzoek te doen en gegevens door te sturen. We kennen de maan, ondanks haar lyrische connotaties in mythologie en literatuur, ondertussen als een troosteloze steenklomp zonder atmosfeer, waarop de temperatuur varieert tussen 100 en -160°C. De Amerikanen zijn er in 1969 geland met veel poeha en groteske pioniersretoriek (Neil Armstrong: ‘It’s one small step for man, but a giant leap for mankind’), om zich nadien te richten op Mars en verderop. Niks interessants te beleven daar. De achterkant is altijd quantité negligable geweest.
Maar Peking is al jaren bezig met het voorbereiden van een bemande landing op die achterzijde die vanop aarde nooit te zien is. Waarom? Niemand weet het. Willen ze het gebied militair koloniseren? En waartoe? Internationale strategen staren zich blind op China als economische grootmacht, en uiteraard ook militair als een cruciale factor, maar cultureel blijft het een witte vlek: met alle Chinezen… Edoch: het feit dat Peking focust op iets wat internationaal door kosmologen als ‘restgebied’ wordt beschouwd, wijst op geduld en zin voor langetermijndenken, iets wat wij gewoon niet meer kennen. Meer nog: de ruimtesonde liet aardappelzaad en eitjes van de zijderups achter, om er een soort organische stolp te vormen waarvan niemand weet wat het zal opleveren. Ik hoor ze tot hier al grinniken bij de NASA.
Effectief, Amerikanen planten hun vlag in het maanstof, Chinezen zaaien aardappelen, het zegt iets over een fundamenteel cultuurverschil. Ik weet wel dat er een wetenschappelijk onderzoeksprogramma achter schuilt, de invloed van de zwaartekracht en zo, maar tegelijk zit er een vorm van poëzie in dat zaad en die eitjes, speciaal op de maan, die in de Chinese mythologie een sleutelrol speelt. Dat vraagt om verdere exploratie.
‘Zweven’
De naam van de sonde, Chang’e (taiyin xingjun/太阴星君), verwijst naar de taoïstische maangodin. Volgens de legende werd ze pas goddelijk nadat ze de onsterfelijkheidsmedicijnen van haar man had opgegeten. Die had ze boven een balk in hun huis had verstopt, maar Chang’e ontdekte de pillen tijdens de schoonmaak, dacht dat het snoepjes waren en at ze allemaal op. Door de werking van de pillen begon ze lichter te worden zweefde uiteindelijk tot de maan, om zich met dat hemellichaam te verenigen.
Een huisvrouw dus die per ongeluk een soort pil ontdekt waarmee ze naar de maan kan vliegen, hoeveel meeval kan je hebben. Wij noemen dat met een moeilijk woord serendipiteit: het talent om dingen te vinden die niet gezocht werden. Of zoals Picasso placht te zeggen: ‘Je ne cherche pas, je trouve’, toen ze hem een theorie van het kubisme probeerden in de strot te duwen.
Wat heeft dat nu met het Chinese maanexploot te maken? Alles: die landing op de achterkant staat ook voor een stukje filosofie, en duwt ons met de neus op een paar fundamentele gebreken in ons denken. Het evenwicht tussen ratio en intuïtie is bij ons zoek, de Cartesiaanse methodedrift verlamt onze verbeelding. Dat heeft ook te maken met resten van een monotheïstisch wereldbeeld, en het geobsedeerd zoeken naar die ene totaalformule. Ten tweede is ons dialectisch instinct afgebot door de alomtegenwoordige zichtbaarheidscultuur, waardoor we, bizar genoeg, zelfs geen olifant meer in de kamer zien. Het ‘zweven’ is iets dat we alleen voor kunstenaars reserveren, of voor junkies, terwijl je blijkbaar ook naar de maan kunt zweven, letterlijk.
Ik zeg ‘we’, en dat is op zich al fout, want het is net door te veralgemenen dat het bijzondere verloren gaat. Ook het vooruitzicht op een lunair patattenveld intrigeert. Waarom geen rijst? Die zijderups is wel Oosters, maar die aardappel, nota bene door Colombus uit Amerika meegenomen, is oer-westers voedsel, in de gedaante van gewone stoomaardappel, puree, kroketten en uiteraard onze friet. Ja, wij hebben onze Belgische frituren in Tokio, maar wat betekent dat tegenover een aardappelveld op de achterkant van de maan? En hoe subtiel zet Peking ons te kakken, door onze eigenste patat in een breed gebaar van culturele appropriatie zomaar op te nemen in een buitenaards zaaiprogramma?
Yin/Yang
Chinese wijsheid dus, en waarom een filosofische kolonisatie voor de deur staat van het westen door het oosten, wat we ook weer niet zien door onze fascinatie voor de islam en zijn destructieve aspecten. Wel is er een door het FBI gevoede achterdocht tegen Chinese GSM’s (Huawei en ZTE) omdat daar spionagetechnologie zou inzitten. Dat kan theoretisch, maar de FBI doet het zelf ook, het is een kwestie van de pot en de ketel. En het wijst vooral op een totaal gebrek aan intellectuele finesse om de Chinese geest te lezen, terwijl zij dat omgekeerd wél met ons kunnen. Vandaar het westerse complotdenken en de sinofobe paranoia.
Dus twee inzichten, twee vormen van zweefvlucht die in het westerse denken ‘incorrect’ zijn geworden, en die we misschien toch eens moeten herop nemen, naar aanleiding van de landing van Chang’e: de waarde van toeval en onzekerheid, het intuïtieve dat ons al vanop de schoolbanken wordt ontraden. En anderzijds de ambiguïteit, het Yin/Yang-principe dat Johan Cruijff nochtans schitterend verwoordde met het motto ‘Elk nadeel heb zijn voordeel’. Dat de achterkant van de maan voor de achterkant de voorkant is, komt bij ons eenvoudigweg niet op, door het antropocentrische denken waarmee we onszelf hebben opgezadeld, met de mens als maatstaf van alle dingen. Het onvermogen om echt vanuit een ander perspectief te kijken, vanuit dat wat we niét zijn, zie ik als hét groot manco dat ons vandaag politiek, cultureel én wetenschappelijk de das om doet.
Nog even terug naar de en stoemelings ingenomen onsterfelijkheidspillen van Chang’e. Heel het maoïsme en zijn desastreuze maakbaarheidsideologie lijken achteraf maar een kleine voetnoot in de Chinese geschiedenis te zullen worden. De echte blijvers zijn Confucius en Lao Tse, de filosofen die al meer dan tweeduizend jaar meegaan. Meteen zijn ze ook de reële ‘infiltranten’ waar het FBI voorlopig euh… geen enkel zicht op heeft omdat ze die GSM’s nog aan het besnuffelen zijn.
OK, wij hebben Plato en Cruijff. En verder Einstein, Hawking, en de nazi-wetenschapper Werner von Braun die het Amerikaanse ruimteprogramma op poten zette. Maar de volgende grote doorbraak in het kosmologisch avontuur zal uit een ander vaatje tappen, denk ik zo. Het Boek der Veranderingen (Yijing), meesterwerk uit de klassieke Chinese literatuur, kan ons wijzer maken. Misschien krijgt Houellebecq dan toch nog ongelijk met zijn pessimisme en is dat ondergangsdenken vooral een onvermogen om de verandering te omarmen.
Chang’e, jawel, niet slecht gevonden toch, een hint ook voor wie geen Chinees kent.
Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.
Bij de docu-film van Jambers over BDW blijft de vraag hangen waar de N-VA als ‘republikeinse partij’ nu eigenlijk nog voor staat.
Jack London was een veelschrijver én avonturier. Zijn omzwervingen overtuigden hem van de noodzaak van een socialistische samenleving, een idee dat hij verwerkte in zijn boeken.