Aan het werk!
De avonturen van onze reporter in Niger (2)
foto © Guido Lauwaert
Verdere ervaring van onze reporter in Niger en de eerste repetitie van een toneelvoorstelling in een school.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementEen hete, speelse wind waait over de stad. Hij heeft een naam: Harmattan. De benaming is afkomstig uit het Twi, een taal afkomstig van het Akan, dat op zijn beurt weer onderdeel is van de Kwa-talen. Van eind november tot midden maart manifesteert de harmattan zich. Hij ontstaat in de Sahara, waait over West-Afrika en valt, leeggebloed, dood neer in de Golf van Guinea.
De zandwind brengt fijn stof en mensen vegen voortdurend. Pro forma. Meer dan het onder controle houden van de stoflaag is het niet. Proper wordt het nooit. De Harmattan is van nature koud, maar kan heet worden. Het hangt van de omgeving en de omstandigheden af. In Niger, en in zijn hoofdstad, is hij heet. Niet moeilijk met 36 graden overdag en 24 ’s nachts.
Panoramisch beeld
Het centrum van Niamey in- of uitgaan is onmogelijk voor wie niet vertrouwd is met de plaatselijke riten en trekjes van deze seculiere staat met meer dan 90% moslims. Overal wanorde en chaos. Plus een ontelbaar aantal bedelaars die voetje aan voetje lijken aan te schuiven om je wat op te dringen. Van toiletpapier over pindanoten tot matrassen en verder.
Geen wegwijzers of straatnamen. Enkel een stedeling leidt je zonder problemen en tijdig ter bestemming. Tenzij je als blanke hier al jaren woont, zoals Frits. Maar hij runt een bedrijf en kan niet elk moment mij van a naar b over c langs d voeren. Dat was ook de afspraak. Een wagen met chauffeur was mij beloofd. Het overige was mijn zaak. Geen agenda.
Hoe de dag en het werk zich ontplooit hangt af van de toestand van het moment. Het enige wat stipt nageleefd wordt onder de bevolking is de salat, het gebed na de oproep van de imam, en de luchtvaart.
Mierennest
Er is geen overgang in de vele gradaties tussen de kapitalistische klassen in dit mierennest. Rijken en armen kruisen elkaar. Kriskras, over en onder op de wegen en de markten. Wie een millimeter voorligt in het verkeer heeft voorrang.
Het is niet omdat iemand met een vette wagen rijdt dat hij rijk is. Het dagelijks inkomen van de Nigeriaan is 2 euro. Wie één cent verdient en wie 199, of een veelvoud ervan, valt niet af te lezen van kledij of gedrag. Mensen dutten waar ze moe zijn. Dat kan in de schaduw van een boom zijn als op de middenberm van een laan of het struikgewas langs de oevers van de rivier, de Niger.
Zeven dagen op zeven
Een verschil tussen week- en weekenddag is er niet. De hele keten van groot- en kleinhandel draait aan een mysterieus tempo dag en nacht door. Net als de werking van de politie, het leger, de economie, de geldmolens en het onderwijs. Op zaterdag en zondag zijn er weliswaar geen lessen, maar toch dagen heel wat leerlingen en leraars op. Om wat nuttig om handen te hebben, veronderstel ik.
De repetities van Macbeth zullen zeven dagen op zeven doorgaan, behalve op Kerstdag. Een officiële feestdag, alle overheidsinstellingen zijn die dag gesloten. Het komt me goed uit, werken aan een hoog tempo.
Op veertien dagen – quinze jours, zeggen de Fransen, bizar – een productie opzetten met alles erop en eraan is geen sinecure. Bovendien is het een opdracht. Daar moet ik me op concentreren. Uitstappen zullen er wel zijn, na de uren. Hangt van de agenda van Frits af. Met de schooldirecteur heb ik afgesproken me de ochtend na aankomst te melden. De spelers zullen er zijn, allemaal. Mijn opmerking bij de kennismaking dat er tienmaal meer kandidaten zijn dan rollen, werd beantwoord met een lach. Aan het werk!
Omstuwd door leerlingen
Het aantal kandidaten viel niet te schatten. Het was in elk geval een massa jongeren die naar mij stond uit te kijken, samen met de directeur. Eenmaal de poort voorbij werd ik omstuwd door leerlingen. Ze staken de tekstbrochure de hoogte in en scandeerden de naam van een personage.
Vriend Frits had een maand voor mijn komst de bewerking in het Frans vertaald, aan de directeur bezorgd die er meer exemplaren van had laten printen dan er leerlingen waren.
We trokken naar de eetzaal. Het halve lerarenkorps was aanwezig, waaronder twee vrouwelijke leraars. Op voorstel van de directeur werd een van hen aangesteld als projectleider. De andere werd de souffleur, in geval dat iemand een paniekmoment had. Wat later niet het geval zou blijken. Al bij de eerste lezing van het stuk had iedereen de tekstbrochure in de hand maar wierp er geen blik in. Hij diende om mee te wapperen, er afkoeling mee te zoeken. Of als wapen om een bepaalde claus extra aandacht te geven.
Applaus en gejuich
Als inleiding hield ik een toespraak waarvan de essentie luidde dat niemand zich zorgen hoefde te maken. Iedereen krijgt een rol, zei ik, al zal de ene een grotere hebben dan de andere. Zo gaat het nu eenmaal in het leven, dus ook in een toneelvoorstelling (geroezemoes). Niemand wordt wandelen gestuurd. Er zijn ook technici nodig voor het klank- en lichtspel (gejuich). Het feit dat jullie zo enthousiast zijn is een reden om jullie un moment de gloire te geven (applaus). Na de tweede lezing zullen de rollen definitief toewezen worden. Begrepen? (applaus en gejuich).
Waarop de eerste lezing een aanvang nam. Om beurt krijgen ze spreektijd. Ze deden hun flink hun best. Overal ter wereld wil iedereen boven de andere uitsteken. Overacting à volonté. Gaandeweg zag ik rollen op de huid van mensen plakken. Ook de kandidaat-BN’s (Bekende Nigeresen) reageerden spontaan op de kuren van de personages. Ze waren blijkbaar voorbereid.
Ik zag wel een probleem: de drie heksen uit het stuk kunnen door jongens gespeeld worden, maar de rol van Lady Macbeth, tja. Tijdens een pauze sprak ik de directeur er over aan. Hij wierp een blik over de aanwezigen en riep een tiental pubers bij zich. De ene al mooier dan de andere. Voilà, zei hij, kies maar uit. Bij de overige klonk gemor. Ze dachten dat de rollen al toebedeeld waren. Ik stelde ze gerust. Zei waar het probleem zat. Flink gelach. Een jongen in een vrouwenrol. Waarna de rust weerkeerde.
Om halftwee zat de eerste werkdag erop. Net voor ik wilde vertrekken werd een enorme fauteuil met koepel plots, vanuit het niets, voor me neergezet. Welke Franse koning de maker geïnspireerd had viel niet te achterhalen. ‘De regiestoel’, zei de directeur, en verzocht mij plaats te nemen.
Naar de kapper
Rond een uur of twee trokken Frits, de schooldirecteur en ik naar Amandines waar er redelijke koffie geserveerd wordt. Niger is niet echt een koffieland. Na de pauze trok hij naar zijn ijsfabriek en hij stuurde me naar de kapper. Het is te zeggen: hij gaf zijn chauffeur opdracht mij naar zijn kapper te voeren. Wat hij deed. Mijn haar werd geknipt, mijn baard van een week geschoren door een coiffeur professionelle. Een Marokkaanse jongen. Net zoals de baas van de zaak en de andere kappers.
Na het avondeten keken Frits en ik naar een paar films, waaronder Macbeth van Roman Polanski. Niet de beste film van de Poolse cineast. Veel bloed terwijl dat er niet moet zijn. Een fout die zowat elke regisseur maakt. Er wordt gesproken over moord maar geen enkele wordt getoond. Er kleeft bloed aan de handen van de Lady en dat zegt ze ook, wanneer de waanzin toeslaat. Het is ingebeeld bloed.
Rond één uur ’s nachts trokken we ons terug. Elk naar zijn eigen kamer, zijn eigen bed.
Dit is deel 2 van een reeks verslagen. Hier vindt u deel 1.
Guido Lauwaert (1945) is organisator, regisseur, acteur, auteur, columnist, recensent voor o.a. Het Laatste Nieuws, NRC Handelsblad, Het Parool, VPRO-radio, Knack en Doorbraak. Hij richtte de Poëziewinkel op (later Poëziecentrum) en heeft een grote liefde voor Willem Elsschot en Paul van Ostaijen.
Milo Rau vertrekt bij het NT Gent. Hij zag zijn benoeming enkel zag als een tussenstap op de weg naar zonniger bestemmingen.
In Franstalige media was er geen interesse voor het leefloon-verhaal uit Anderlecht. Opmerkelijk.