JavaScript is required for this website to work.
post

De catastrofe van de Parijse kathedraal

Eigen schuld, dikke bult?

Jan Van Peteghem18/4/2019Leestijd 3 minuten

De brand van de Notre Dame en de daaropvolgende algemene ontzetting hebben de wereld tot tranen toe geroerd. Maar Frankrijk gaat allesbehalve vrijuit… Hier spreekt een veiligheidsingenieur.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Een brand kan in elke omgeving ontstaan. Wat je wèl kan vermijden is dat zo’n hittepunt een uitslaande brand wordt die alles in zijn omgeving verwoest. Bedrijven of overheden die worden geconfronteerd met catastrofes van een dergelijke omvang hebben het doorgaans aan zichzelf te wijten. De maatregelen om dit soort rampen te vermijden zijn al decennia gemeengoed. Wat is er misgegaan in Parijs?

Bescherming tegen brand is geen raketwetenschap

Op 16 april wijdde de VRT een bijdrage aan de brand die de avond daarvoor had plaatsgevonden in de Franse hoofdstad en stelde hierbij de logische vraag: kan zo’n verwoestende ramp ook in ons land plaatsvinden? De omroep pikte er de kathedraal in Antwerpen uit, evenzeer gewijd aan de Heilige Maagd maar van een iets recentere datum en maakte een rondgang onder het gebinte. De begeleidende technicus, verantwoordelijk voor het preventiebeleid, was hun gids.

Hij wees op de aanwezigheid van talrijke haspels (opgerolde brandslangen) zowel als stijgpijpen¹. Bovendien was er een sprinklersysteem voorzien; dit is een installatie bestaande uit vaste sproeikoppen net onder het dak, die bij een brand snel een watergordijn kan doen ontstaan. En er was een branddetectiesysteem geplaatst dat een hittepunt onmiddellijk kon signaleren: detectoren aangebracht die rookvorming in een vroeg stadium opsporen en sensoren die een temperatuurstijging waarnemen. Het gaat daarbij om normale preventiemaatregelen die algemeen gangbaar zijn in waardevolle omgevingen met een bovengemiddeld brandrisico.

Was er dan niemand die zich bekommerde om de brandveiligheid in de Notre Dame?

De cruciale vraag is: waarom was dat alles blijkbaar niet voorzien in de Notre Dame? Want de Parijse brandweer had erg veel moeite om aan bluswater te geraken. Onder meer daardoor scheelde het geen haar of het hele gebouw was in de as gelegd. Verder bleken er herstellingen aan de gang te zijn in de omgeving waar de brand ontstond. Was er dan geen beleid over het omgaan met onderaanneming, dat bijvoorbeeld een vuurvergunning oplegt voor activiteiten die hittepunten kunnen creëren?

Deze vragen zullen uiteraard het voorwerp uitmaken van een grondig onderzoek. Als de stad Parijs dat niet doet, zullen de verzekeringsmaatschappijen daartoe overgaan. Hier zijn mensen èn structuren in de fout gegaan. Zolang dit onderzoek niet is afgelopen, kan geen betrouwbare uitspraak worden gedaan over de oorzaken van deze brand. Maar één van de belangrijke redenen voor de catastrofe lijkt alvast dat er geen persoon/dienst bestond die zich verantwoordelijk voelde voor de brandveiligheid. Dit staat in scherp contrast met onze Antwerpse kathedraal, waar een interne preventieadviseur (die we vroeger de veiligheidschef noemden) wèl de vinger aan de pols hield – daarin gesteund door de plaatselijke brandweer. In Frankrijk bestaat er geen verplichting voor alle grotere ondernemingen om zo’n verantwoordelijke aan te duiden. Hoe komt dat?

Alle macht aan de dokters!

In bijna alle Europese lidstaten wordt door de overheid de aanwezigheid van de ene of andere vorm van interne preventiedienst opgelegd voor alle bedrijven en instellingen. Maar niet bij onze zuiderburen… Dat blijkt historisch gegroeid sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. De naoorlogse periode betekende in vele Europese landen het beginpunt van een nieuwe maatschappij-ordening. Dat leidde tot onze huidige overlegstructuren tussen de sociale partners op nationaal en ondernemingsvlak. Ook werden de fundamenten van de verzorgingsstaat gegoten.

Ook het beleidsdomein van de veiligheid en de gezondheid op het werk kreeg toen aandacht. Frankrijk nam hierin het voortouw. Gevoelig als dit land is voor belangengroepen, verleende het de vrije baan aan de medische wereld om de bedrijfsgebonden preventie naar eigen inzicht en vermogen in te vullen. Al in 1946 ontstond er de reglementair opgelegde arbeidsgeneeskunde zoals we die ook in België kennen met zijn nadruk op medische onderzoeken en biomonitoring, en zijn forfaitaire financiering. Het achterliggende principe was (en is): preventie op het werk is vooral een medische aangelegenheid. Problemen worden gedefinieerd en verzameld tijdens het gezondheidstoezicht. De arbeidsgeneesheer is degene die de welzijnsproblemen op de werkvloer coördineert en die oplossingen voorstelt.Er bestaat voldoende wetenschappelijk bewijs dat dit een verkeerde aanpak is.

Dat heeft Franse bedrijfsartsen niet verhinderd om te blijven lobbyen tegen de aanwezigheid van niet-medisch geschoolden in het preventiebeleid. Zo hebben zij de verplichting tot het aanstellen van een veiligheidsverantwoordelijke tot op heden kunnen afblokken. De medische wereld zou dan immers de eindverantwoordelijkheid betreffende het welzijn op het werk moeten afstaan. De Europese Commissie heeft Frankrijk daarvoor reeds op de vingers getikt. Meer dan enkele louter cosmetische wijzigingen in de Franse reglementering heeft dat niet opgeleverd. Het gevolg: Frankrijk blijft ondermaats scoren inzake de veiligheid en de gezondheid op het werk, incluis de brandveiligheid. Corporatisme is een slechte raadgever…

¹Vaste leidingen die een aansluitpunt vertonen ter hoogte van de zoldering waarop brandweerlui hun materieel kunnen aansluiten.

Jan Van Peteghem is professor in de chemische ingenieurstechnieken

Commentaren en reacties