De gele hesjes. Het nieuwe poujadisme ?
De gele hesjes in Parijs.
foto © Reporters
Het protest van de gele hesjes is het protest van de vergeten periferie. Iets waar Parijs maar geen antwoord op lijkt te kunnen formuleren.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIn zijn pas verschenen essay Le loup dans la bergerie (Climats, 164 blz., 17 euro) merkt de antiliberale filosoof Jean-Claude Michéa op dat de vorig jaar verkozen Franse Assemblée Nationale een record aantal vrouwen en jonge verkozenen telt, maar paradoxaal genoeg nog nooit zo elitair en wereldvreemd was. De Kamer van Volksvertegenwoordigers waarmee president Emmanuel Macron zijn luid aangekondigde hervorming van de arbeidsmarkt en zijn ecologische transitie probeert door te voeren, was nooit zo onrepresentatief voor de arbeidersklasse en de lagere middenklasse, schrijft de auteur.
Jean Claude Michéa, die in een vorige publicatie, Les Mystères de la Gauche, op een haast profetische wijze het fenomeen van ‘les gilets jaunes’ aankondigde, is samen met de linkse geograaf Christophe Guilluy vandaag de belangrijkste auteur die je moet lezen om de volksopstand van de gele hesjes te begrijpen. Voeg daar misschien ook de filosofen Alain Finkielkraut en Michel Onfray aan toe die in de media voluit hun sympathie kenbaar maken voor de spontane revolte van mensen zonder leiders en structuren, waarvan we niet weten of ze voor La France insoumise Jean-Luc Mélenchon of het Rassemblement National van Marine Le Pen stemmen en wier sociale wanhoop wellicht de enige drijfveer is.
Enkel miljarden voor de banlieue
Iedereen herinnert zich de verschrikkelijke rellen die dertien jaar geleden plaatvonden in de Franse banlieue toen twee door de politie achtervolgde allochtone drugdealers door elektrocutie om het leven kwamen nadat ze zich verscholen hadden in een elektriciteitscabine. Heel Frankrijk leek in brand te staan en de aangerichte schade nam astronomische proporties aan. Nicolas Sarkozy was destijds nog geen president, maar minister van Binnenlandse Zaken. Hij beloofde de bange blanke man in die banlieue om het ‘schorem’ van de straat te vegen met een ‘hogedrukreiniger’. De hogedrukreiniger hebben we niet gezien. Wel werden nog eens vele nutteloze miljarden euro in de banlieue gepompt.
Maar ver verwijderd van de multiculturele grootsteden en hun voorstadswijken ligt de periferie van Frankrijk en die periferie, waar zestig procent van de Franse bevolking leeft in steden en gemeenten met minder dan 10.000 inwoners, kreeg nooit veel geld van Parijs. Het is dat vergeten rurale Frankrijk waar veel mensen tien kilometer met de auto moeten rijden om op doktersbezoek te gaan dat Christophe Guilluy beschrijft in zijn boeken La France périphérique, Fractures françaises, Le Crépuscule de la France d’en haut en No Society. La fin de la classe moyenne occidentale. La France périphérique kreeg als ondertitel Comment on a sacrifié les classes populaires en beschrijft op een lumineuze manier hoe er vandaag een breuklijn loopt tussen het Franrijk van de grote steden – ‘vitrine van de gelukkige globalisering waar kaderleden en immigranten wonen’ – en het kleinstedelijke Frankrijk, dat van het platteland, waar de overgrote meerderheid van de bewoners ‘moet leven met minder dan 11 250 euro per jaar en waarover niemand spreekt’.
Een extreemlinkse stadsguerilla?
Dat was zo tot voor enkele weken uit het niets de beweging van de gele hesjes ontstond die Frankrijk vandaag in de ban houdt en het Elysée van Emmanuel Macron op zijn grondvesten doet daveren. Ik wil daarbij niet teveel woorden vuilmaken aan de vernielingen en het vandalisme die Parijs en vele andere steden het voorbije weekend hebben getroffen. De beschadigingen, plunderingen, brandstichtingen, diefstallen en lynchpartijen zijn het werk van professionele, veelal extreemlinkse stadsguerillero’s die de betogingen van vele duizenden brave manifestanten vakkundig geïnfiltreerd hebben door ook een geel hesje aan te trekken. En daar houdt de vergelijking op. Minister van Binnenlandse Zaken Christophe Castaner erkende dat als eerste op zaterdagavond 1 december in het avondnieuws van TF1. Na de betogingen van vorige week versleten hij en eerste minister Edouard Philippe de relschoppers nog voor extreemrechts tuig. Tot de krant Le Figaro enkele dagen later op basis van uitgelekte politieverslagen schreef dat geen enkele van de opgepakte betogers een extreemrechts profiel had.
Men kijkt met plaatsvervangende schaamte naar het geweld waarbij een prefectuur in brand gestoken werd, een bankfiliaal geplunderd werd en de Arc de Triomphe en het Graf van de Onbekende Soldaat besmeurd werden. Moge Vrouwe Justitie het krapuul dat zoiets doet ongenadig straffen.
Maar enkel aandacht besteden aan de fire and fury van het gepeupel zou een te gemakkelijke bliksemafleider zijn om het niet te moeten spreken over de oprechte bekommernissen van al die kleine luiden in hun geel fluorescerend verkeershesje wier protest begon toen de prijzen aan de pomp enkele maanden geleden de hoogte in schoten. De accijnzen op de prijs van diesel en benzine zijn daarbij maar een symbool voor de vele taksen en belastingen waaronder de modale Fransen gebukt gaan en die tot het spontane, aanhoudende en politiek ongrijpbare protest leidden dat zich plots overal voordoet.
Parijs en de periferie
Frankrijk heeft zijn periferie volledig in de steek gelaten nadat het liberalisme de ideologie van de mensenrechten begon te manipuleren om de linkerzijde op die manier tot de vrije markt te bekeren, analyseert Jean-Claude Michéa. Niet de kleinverdieners, maar migranten, vluchtelingen en LGTBI-minderheden werden de te koesteren slachtoffers, niet alleen in Frankrijk, maar in heel West-Europa. Je voelt haast hun fysieke minachting voor de radeloze betogers wanneer mondaine intellectuelen als Bernard-Henri Lévy (BHL) hen uitschelden voor ‘poujadisten’, daarbij refererend aan de snel ter ziele gegane radicaal-rechtse politieke beweging van Pierre Poujade in de jaren vijftig van vorige eeuw. De poujadisten gingen in hun tijd ook te keer tegen de fiscus. Dat volstond voor Lévy om de gele hesjes samen met de poujadisten op één hoop te gooien en te stigmatiseren.
Neen, het protest van ‘les gilets jaunes’ is van een andere orde dan dat van de kruideniers en slagers van Poujades Union de défense des commerçants et artisans (UDCA) die in de context van de Algerijnse Oorlog hun ongenoegen over de te hoge belastingen uitten in het stemhokje en Jean-Marie Le Pen tot jongste parlementslid van Frankrijk verkozen. De UDCA verdween even snel van het politieke toneel als ze erop was verschenen. Pierre Poujade zelf (‘Poujadolf’) zou na 1981 een hevige aanhanger van François Mitterrand worden, in de elitaire Conseil économique et social mogen zetelen en onderscheiden worden met het Légion d’Honneur.
De gele hesjes daarentegen noemen zich apolitiek, maar weten zich volgens een peiling van het instituut Viavoice, uitgevoerd voor de linkse krant Libération, wel gesteund door acht op tien Fransen. Met enkele grote contrasten. Van de kiezers van Emmanuel Macron heeft slechts 15 % sympathie voor de protestbeweging. Bij de oppositiepartijen, links én rechts, zegt een grote meerderheid achter de gele hesjes te staan. Met electorale bijbedoelingen? Ongetwijfeld! Zowel Marine Le Pen, de meer gematigde Nicolas Dupont-Aignan van Debout la France en Jean-Luc Mélenchon hopen bij de Europese verkiezingen van 26 mei garen te spinnen bij deze sociale onvrede die als een olievlek uitdijt over heel Frankrijk en waar Parijs maar geen antwoord op lijkt te kunnen formuleren.
Gilets jaunes versus Nuit Debout
De gele hesjes, aldus Jean-Claude Michéa, zijn de absolute tegenpool van de beweging Nuit Debout die de Place de la Bastille bezette tijdens het presidentschap van de socialist François Hollande. De manifestanten van Nuit Debout vertegenwoordigden de ’10 %’ die de ‘1 %’ wilden ten val brengen. Nuit Debout was een protest van stedelijke, geprivilegieerde, hypermobiele en gediplomeerde toekomstige kaderleden van de linkse partijen die de 1% superrijken van Wall Street tot vijand hadden gekozen. Revolutionairen die je op vernissages in kunstgalerijen ontmoet en die applaudisseren bij de ecologische transitie die de Europese Unie ons wil opleggen en die erin bestaat de vervuiling in de westerse landen te delokaliseren naar de Derde Wereld.
Wat we vandaag zien – en ik volg nog steeds de analyse van Jean-Claude Michéa, is de tegenstelling tussen de sukkelaars die in hun tweedehands dieselwagen – de ‘brandstof van de armen’ – vijftig kilometer moeten rijden om op het werk te raken en ‘la gauche kérosène’ (wat een sublieme uitdrukking !), rijke yuppies die zich van luchthaven naar luchthaven haasten om overal ter wereld het ecologisch evangelie te verkondigen en de mensen te vertellen wat goed voor hen is. We vinden hen natuurlijk terug op het Festival van Cannes, schrijft Jean-Claude Michéa sarcastisch. En ze stemmen voor Emmanuel Macron. Lees Jean-Claude Michéa! Deze aanhanger van het socialisme van George Orwell en zoon van een communistische weerstander tijdens de Tweede Wereldoorlog is een van de weinigen die les gilets jaunes lijkt te begrijpen.
Koen Dillen (1964), studeerde in 1987 af als vertaler Frans-Duits en heeft een passie voor Frankrijk. Hij schreef onder pseudoniem opgemerkte biografieën over Nicolas Sarkozy en François Mitterrand en publiceerde, in samenwerking met Frank Vanhecke, Al bij al heb ik gelukkig geleefd', het levensverhaal van wijlen Marie-Rose Morel.
Marine Le Pen koos ervoor de Franse regering te doen vallen. Het valt nog te bezien of haar partij daar ook beter van wordt.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.