JavaScript is required for this website to work.
Media

De grote cohabitatie

Slechts af en toe komen we te weten wat we normaal als lezer helemaal niet hoeven te weten.

ColumnJohan Sanctorum4/2/2019Leestijd 4 minuten

De ‘boze’ open brief van Joël De Ceulaer aan Gwendolyn Rutten leidt tot interessante conclusies over hoe een journalist aan zelfcensuur doet…

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Een vreemde open brief konden we lezen op de webstek van De Morgen (1 februari), getekend Joël De Ceulaer: Joël is héél kwaad op Gwendolyn Rutten omdat ze in het Canvasprogramma De Afspraak ‘niet voldoende mededogen’ had betoond met een Armeens meisje van acht dat met haar ouders dreigt uitgewezen te worden.  Marc Vanfraechem kaartte het voorval al aan, het verdient een diepere analyse.

Ik heb het nu niet over die uitwijzingskwestie, en op zich mag Joël natuurlijk kwaad zijn op Gwendolyn. Alleen uit hij zijn gram wel op een bijzondere manier die de wenkbrauwen doet fronsen. Hij onthult in de open brief namelijk twee voorvallen, waarin hij met de mantel der liefde had bedekt hoe de VLD-voorzitster in een interview pijnlijk onderuit ging. Hoe ze het dus in Keulen hoorde donderen en zomaar wat uit haar nek sloeg. Joël vroeg niet door, zette zedig zijn recorder af en sloeg een kruisteken: ‘… Ook toen besloot ik om het zachtjes te laten rusten, vanuit het idee: men moet het die arme politici nu ook weer niet té moeilijk maken als interviewer. Hun leven is al zwaar genoeg’.

Het staat er letterlijk. In De Morgen komen we dus nu te weten wat we toen niet hoefden te weten:  twee niet al te flatterende passussen, uit een opgeschoond interview gerecycleerd omdat Joël een eitje met Gwendolyn te pellen heeft. Jamaar… hoe zit dat? Vertellen journalisten alleen de waarheid over politici als ze even boos worden en uit de biecht klappen? Het ziet ernaar uit.

Wetstraatmatras

Paul Goossens, peetvader van de Vlaamse pococratie

Om die band van mededogen tussen Joël de Ceulaer en Gwendolyn Rutten te kaderen, moeten we even naar begin de jaren zeventig van vorige eeuw, toen zich de ontzuiling van de Vlaamse media voltrok.

Daar waar een krant tot diep in de jaren ’60 een spreekbuis was van een drukkingsgroep of een politieke partij (de Vlaams-katholieke Standaard, de socialistische Volksgazet en Vooruit, het liberale Laatste Nieuws…), maakte sinds het magische jaar 1968 de emancipatorische gedachte zich ook meester van het medialandschap: een krant moest een ‘onafhankelijke’ koers kunnen varen, gekenmerkt door kritische verslaggeving en diepgaande analyse. Weliswaar onder een commerciële regie, maar los van elke partijpolitieke druk. Paul Goossens is de bekendste figuur die vanuit de barricaden de sprong maakte naar het Vlaamse media-universum, om de Lange Mars door de Instellingen aan te vatten.

Maar die mediarenaissance verzandde snel. De gelanceerde soixante-huitards hadden de ontzuiling niet op de agenda gezet om zich in het maquis te begeven en aan kritische onderzoeksjournalistiek te doen. In plaats daarvan vormden zich aan een snel tempo informele netwerken waarin journalisten en politici elkaar terugvonden. De zuilen verdampten, de netwerken en de cameraderie rezen uit de grond: de restaurants rond het parlement leven er zowat van.

En zo ontstond dat wat ik in mijn nieuw boek over de Vlaamse media de Wetstraatmatras noem: een tamelijk flou gezelschap van embedded journalists die goede relaties onderhouden met de politieke wereld, zogezegd om aan inside-informatie te geraken. Dat lukte ook wel, maar geheimhouding was een deel van de ongeschreven overeenkomst, de zogenaamde embargo’s, omwille van partijbelangen of gewoonweg uit, nu ja,… mededogen

Marketeer van het jaar

Reporters

Peter Vandermeersch

De ontzuiling leidde dus niet tot betere journalistiek, integendeel. Zelfs een kritisch politiek journalist als Hugo De Ridder (‘De keien van de Wetstraat’, 1982), die onder meer de Poupehan-connectie uitbracht, was vóór zijn journalistieke carrière de persoonlijke secretaris van Leo Tindemans en bleef heel zijn leven een CVP-intimus. Men kan zich inbeelden dat hij uitbracht én verzweeg, naargelang de vriendschap speelde. Of is het toeval dat het Poupehan-verhaal vooral Wilfried Martens in opspraak bracht, de gezworen vijand van… Leo Tindemans?

De Ridders vriend en collega Frans Verleyen, toenmalig Knack-hoofdredacteur, speelde het spel met nog meer zwier, over de partijgrenzen heen. Sus had vrienden en vijanden, en pakte daar in zijn columns ook schaamteloos mee uit. Zijn huis- en tuinfeestjes waren legendarisch. Wie er niet werd uitgenodigd, telde maatschappelijk nauwelijks mee: politici, maar ook kunstenaars, academici, zogenaamde opiniemakers, hoge ambtenaren, uitgevers, noem maar op; allen hadden ze een moord gepleegd om minstens één keer in de buurt van de journalistieke Godfather te mogen komen. O.m. Wilfried Martens, Hugo Schiltz, Karel Van Miert en nadien Guy Verhofstadt hebben hun carrière nagenoeg compleet aan hem te danken.

De rakettenkwestie uit die periode illustreert alleszins voortreffelijk hoe ver de cohabitatie ging. In 1983 demonstreerden te Brussel vierhonderdduizend burgers tegen de plaatsing van Amerikaanse kruisraketten op nationaal grondgebied. Terwijl het parlementair debat nog in volle gang was, liet de regering Martens de raketten naar Florennes overvliegen. Dat moest absoluut geheim blijven. Wie het wél al die tijd wist, was Frans Verleyen, die zweeg als vermoord en de toenmalige premier Martens dekte. Wanneer huistekenaar Gal daar nadien een bijtende spotprent aan wil wijden, komt hoofdredacteur Verleyen zelf tussen om de publicatie te verhinderen.

Alle redacties van de verzamelde dagbladpers in Vlaanderen zijn sindsdien afspiegelingen van dit corrupte netwerkparadigma dat strikt binnen het establishment functioneert, en dat de informatie-opdracht ondergeschikt maakt aan de ons-kent-ons-logica. Met het verschijnen van Peter Vandermeersch tenslotte, DS-hoofdredacteur en marketeer van het jaar in 2007, bereikt de Vlaamse mainstreampers een perfecte synthese tussen commerciële logica en politiek-correcte inbedding.

In het licht van deze prehistorie valt best te begrijpen dat journalisten in een politiek interview alleen noteren wat de ondervraagde graag aan de buitenwereld prijs geeft. En dat er alleen wat extra’s naar buiten komen als er een haar in de boter zit, dus als de Joëls even uit hun rol vallen. Maak u voor de rest vooral geen illusies: politici en journalisten sluiten hun eigen deals en voeren, als het misloopt, hun eigen oorlogjes. Het lijkt wel alsof wij, lezers en kijkers, er maar zijn om die cohabitatie aan de zijlijn mee te maken als een soort soap. Valt er af en toe eens een interview uit de lucht dat buiten het netwerk tot stand kwam, dan krijg je hallucinante verhoren als dat van Dries Van Langenhove door Kathleen Cools.

Conclusie: Vlaanderen kent gewoon geen onafhankelijke, vrijdenkende journalistiek, toch niet binnen de mainstreammedia. Lezen betekent voor de kritische mediaconsument vooral lezen wat er niet staat. Niet te verbazen eigenlijk dat De Standaard, De Morgen en Knack bijna bedelen om u tot abonnee te mogen maken. Wie wil nu betalen voor halve waarheden en hele leugens?

 

Organisatoren, verenigingen, kringen: om de nieuwe media-lezing van Johan Sanctorum te boeken, klik hier. Met presentatie van het boek ‘Na het journaal volgt het nieuws’, uitgegeven bij Doorbraak.

Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.

Commentaren en reacties