Remi Vermeiren: ‘De inefficiëntie van België zet de Vlaamse welvaart nu écht onder druk’
Remi Vermeiren pakt uit met nieuw ‘Vlaams Manifest’
Remi Vermeiren stelde deze week zijn ‘Vlaams Manifest’ voor.
foto © Belga
‘Raken we niet uit de Belgische impasse, dan dreigt Vlaanderen te verarmen’, waarschuwt voormalig KBC-topman Remi Vermeiren in ‘Vlaams Manifest’.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIn een cijfermatig stevig doortimmerd boek gaat gewezen KBC-topman Remi Vermeiren op zoek naar een uitweg uit de Belgische impasse. Hij pleit daarbij in eerste instantie voor een ver doorgedreven regionalisme, waar ook Wallonië op termijn beter van moet worden. ‘Ben ik te mild geworden? Ik denk het niet, we hebben nu vooral nood aan een realistisch plan op korte termijn.’
Met een stevige knipoog naar het bekende Warande-manifest – dat in 2005 ook al onder zijn impuls tot stand kwam en waarin hij resoluut voor Vlaamse onafhankelijkheid pleitte – stelde Vermeiren zijn nieuwste worp maandag voor in de Vlaamse zakenclub De Warande in Brussel. Opvallend genoeg bleven de grote Vlaamse media daarbij opvallend afwezig, op De Tijd-columnist Rik Van Cauwelaert na. Vermeiren zelf reageert daar nogal laconiek op. ‘Blijkbaar negeren de traditionele media dit boek liever. Vanuit het idee dat de problemen die ik in dit boek aankaart niet bestaan.’
Al even opvallend: ook een aantal Vlaamse sociaal-economische en intellectuele zwaargewichten gingen liever niet in op de vraag om dit Vlaams Manifest mee te onderschrijven. ‘Onwaarschijnlijk, maar het typeert natuurlijk die typische Vlaamse onderdanigheid en de angst om buiten het Belgische establishment te vallen’, concludeert Vermeiren.
Dat is bijzonder jammer, want de gewezen KBC-topman baseert zich voor zijn analyse en voorstellen voornamelijk op harde cijfers en economische data. En die doen, netjes opgelijst, soms ronduit pijn aan de ogen.
Ze leiden haast automatisch tot de conclusie dat de economische kloof tussen Vlaanderen en Wallonië ronduit onhoudbaar is. Zo ligt de werkzaamheidsgraad in Vlaanderen anno 2024 10 procent hoger dan in Wallonië, en dat verschil nam de voorbije 25 jaar alleen maar toe. Het beschikbare inkomen per persoon ligt in Wallonië – ook na vele decennia en honderden miljarden aan Vlaamse transfers – nog altijd 15 procent lager dan in Vlaanderen. En terwijl in 2022 ruim 3 procent van de Vlaamse actieve bevolking arbeidsongeschikt was door ziekte en invaliditeit, liep dat percentage in Wallonië al op tot ruim 8 procent. Rode draad doorheen al die cijfers: de kloof tussen beide landsdelen wordt niet kleiner, ze vergroot nog.
De algemene toon van dit boek is minder scherp en uitgesproken dan het Warande-manifest van 1999, hoor ik hier en daar. Voelt u zich daardoor aangesproken, bent u ‘te mild’ geworden?
Remi Vermeiren: ‘Toch niet. Dit boek besteedt meer aandacht aan de situatie in Wallonië en aan de bredere impact van een aantal pistes die we aanreiken dan het Warande-Manifest van 1999, dat klopt. In de hoop, daar wil ik niet flauw over doen, zo ook iets dichter bij de realiteit te kunnen aansluiten. Ik wil me niet blind tonen voor de belangrijke sociale impact van de financiële transfers, want eigenlijk is de Waalse bevolking het grootste slachtoffer van de huidige constellatie. De Waalse politici hebben gedacht de sluiting van de mijnen en de teloorgang van de zware industrie te kunnen opvangen door massaal in te zetten op overheidstewerkstelling. Terwijl daarvoor in tal van andere Europese landen net nadrukkelijk naar de privésector gekeken werd. De gevolgen van die Waalse politieke keuzes zijn intussen genoegzaam bekend.
Laat het ons even over die financiële transfers hebben. In Wallonië – maar net zo goed bij de Vlaamse linkerzijde – wordt al enige tijd beweerd dat de bedragen in dalende lijn gaan. Klopt dat ook?
‘Puur cijfermatig bekeken wel, al is de daling niet spectaculair. Maar de verklaring daarvoor is eenvoudig, en helaas ook niet van blijvende aard. De vergrijzing zet zich sneller door in Vlaanderen, waardoor de sociale uitgaven hier sneller stijgen dan bij onze Franstalige landgenoten. Alleen blijkt uit de data die ik aanreik, dat de veroudering van de bevolking zich binnenkort ook in Wallonië sterker zal doorzetten, waarna de sociale uitgaven daar ook opnieuw de hoogte zullen ingaan. Globaal spreken we vandaag nog altijd over zowat zeven miljard per jaar. Om dit even heel concreet te maken: de gemiddelde Vlaming beschikt vandaag – na belastingen en sociale bijdragen – over een beschikbaar inkomen van 27.500 euro per jaar. Daarvan vloeit er dan jaarlijks net geen 1.000 euro naar Wallonië, zodat we nog 26.600 euro per kop overhouden. Voor een gezin van drie komt dit dus neer op een aderlating van 3.000 euro per jaar.
U kent het tegenargument: ook binnen Vlaanderen zijn er regionale transfers, en die bestaan net zo goed in de meeste andere ontwikkelde landen. Wat maakt de Belgische situatie dan anders en op termijn onhoudbaar?
‘Mijn antwoord daarop is dubbel. In de eerste plaats staan die transfers natuurlijk niet op zich: er zijn ook tal van andere spanningen en conflicten tussen Vlaanderen en Wallonië, waardoor die transfers toch nog een stukje gevoeliger liggen. Daarnaast – en wellicht fundamenteler – is er natuurlijk de vaststelling dat die transfers intussen al zestig jaar onafgebroken blijven voortduren. Terwijl beide deelstaten in die periode wel een pak bevoegdheden hebben gekregen om een eigen sociaal en economisch beleid te ontwikkelen. Je zou dus mogen veronderstellen dat Wallonië intussen een aantal hefbomen zou hebben ontwikkeld om die transfers te verminderen of finaal zelfs te laten uitdoven.’
‘Ik verwijs daarbij graag naar het Marshall-plan voor Wallonië, dat intussen ook al bijna 20 jaar oud is. Ik besef dat die regio in de jaren zeventig en tachtig zwaar getroffen werd door de sluiting van de mijnen en de staalindustrie, maar het is echt onzin om daar vijftig jaar later nog altijd naar te blijven verwijzen. In die periode kan je heus wel een economie heroriënteren. Het IMF vergeleek en onderzocht ooit de economische groei in Vlaanderen en Wallonië in de periode 1993-2003: Vlaanderen zette toen 12 procent meer groei neer. Volgens de specialisten van het IMF lag zelfs niet de helft van die 12 procent aan sectorale verschillen – lees de reconversie van de kolen- en staalindustrie – tussen beide regio’s. De grootste verklaring voor het opvallende groeiverschil zat in de veel lagere Waalse arbeidsproductiviteit en in foute economische keuzes. Niet in het minst een veel te groot overheidsaandeel in de economie.
‘Gelijk burgerschap is in dit land een leugen geworden’, schrijft Mark Elchardus in zijn voorwoord bij uw boek. Ook u omschrijft het democratisch deficit van België als een van de allergrootste problemen. Hoe vertaalt zich dat in de praktijk, en waarom lijkt er haast niemand wakker van te liggen?
‘Dit land is geen echte democratie omdat het een aantal democratische basisprincipes met voeten treedt. Zo heeft de Franstalige minderheid in dit land de facto een vetorecht bij de aanpassing van de bijzondere wetten – denk maar aan de uitermate belangrijke Financieringswet – die de verhouding tussen de beide Taalgemeenschappen regelen. Daarnaast is er ook de gelijke vertegenwoordiging van Nederlandstaligen en Franstaligen in de federale regering, waardoor er bij een stemming in de ministerraad nooit een Nederlandstalige meerderheid kan ontstaan.’
‘Die pariteit is overigens ook doorgetrokken naar belangrijke instellingen zoals het Grondwettelijk Hof of de Raad van State. En dan zwijgen we nog over de zogenaamde alarmbelprocedure in het Parlement, waarbij wetsontwerpen of -voorstellen door driekwart van de vertegenwoordigers van een bepaalde taalgroep naar de federale regering kunnen worden doorverwezen. Waar dan, net door die pariteit, bepaalde voorstellen nooit zullen worden goedgekeurd. De Vlaamse meerderheid in dit land wordt zo buitenspel gezet, en het ‘één man, één stem’-principe wordt genegeerd. Het punt is niet zozeer dat maar heel weinig mensen dit lijken te beseffen, het is nu eenmaal ook allemaal bijzonder ingewikkeld. Veel pijnlijker is de vaststelling dat ook Vlaamse partijen die de voorbije decennia heel vaak deel uitmaakten van de federale regering, onder meer Open Vld en CD&V, altijd prioriteit gaven aan het behoud van die ondemocratische constellatie.
Uw conclusie is dat zowel de unitaire als de federale staat mislukt zijn, en dus pleit u resoluut voor ‘regionalisme’. Waarbij de deelstaten dan bijna alles zelf zouden doen, behalve wat ze uitdrukkelijk afspreken om nog samen te doen. Vlaanderen zou er zich dan wel toe engageren om nog een aantal jaren solidair te blijven met Wallonië. Waarin verschilt dit voorstel van het confederalisme van N-VA?
‘Amper, maar ik had geen zin om me al meteen in een bepaalde partijpolitieke hoek te laten duwen met dit boek. Ik wil daar ook nog een belangrijke nuance bij aanbrengen: de droom van de Vlaamse Beweging blijft uiteraard volledige onafhankelijkheid. Vandaar ook de kritiek uit die hoek dat ik in dit boek ‘te mild’ ben. Nochtans blijf ik voluit achter het recht op onafhankelijkheid staan, maar ik denk dat we nu vooral baat hebben bij een realistisch plan op korte termijn. En ik heb stevige twijfels over een voldoende brede steun bij de bevolking – en dan bedoel ik meer dan 51 procent – voor die onafhankelijkheid.
Voor die verregaande regionalisering verwijst u nadrukkelijk naar het artikel 35 van de Belgische grondwet, dat een juridische basis biedt voor een verregaande bevoegdheidsoverdracht van de federale overheid naar de regio’s. Hoe haalbaar is die piste, en waarom zou Wallonië daar in meegaan?
‘Het is vooral minder onmogelijk dan de volledige onafhankelijkheid. Ook voor heel wat Vlamingen overigens, die zo’n ver doorgedreven regionalisering vlotter zullen accepteren dan het pure separatisme. Ook dat is niet onbelangrijk. Naar Wallonië toe is het extreem belangrijk dat we ook in zo’n scenario – waarbij de regio’s onder meer bevoegd zouden worden voor de sociale zekerheid, het fiscale beleid, financiën en begroting en het arbeidsmarktbeleid – de transfers nog een aantal jaren zullen laten doorlopen.’
‘Eigenlijk zouden we dan álle bevoegdheden overdragen aan de gewesten, met uitzondering van alles wat echt een internationale dimensie heeft en om die reden niet kan worden overgedragen. Ook de staatsschuld, die eigenlijk volledig veroorzaakt is door Wallonië maar vandaag uiteraard een gemeenschappelijk karakter heeft, moet federaal blijven. Al was het maar om het vertrouwen van de financiële markten te behouden.’
Impliciet argumenteert u: op langere termijn heeft ook Wallonië hier baat bij. Dat gewest zou zo immers verplicht worden om eigen economische recepten te gaan ontwikkelen en veel zwaarder in te zetten op de economische reconversie, waar alle Walen op termijn beter van zullen worden?
‘Absoluut, en Mark Elchardus vatte dat ook perfect samen in zijn inleiding: met dit Manifest willen we Vlaanderen én Wallonië een nieuw toekomstperspectief bieden. Ik kan enkel maar hopen dat Thomas Dermine en Paul Magnette eindelijk gaan inzien dat het huidige systeem weinig of geen dynamiek of hoop op beterschap brengt. Mogelijk hebben de oudere Walen zich daar intussen al bij neergelegd, maar ik kan me niet voorstellen dat de jongere generaties dat zomaar blijven aanvaarden.’
Zijn we in Vlaanderen ook niet gewoon onze eigen grootste vijand? Als zelfs de meeste Vlaamse partijen het woord confederalisme al uitspuwen, waarom zouden ze zich in Wallonië dan ooit de drang voelen zich op te maken voor verandering?
‘Dat is natuurlijk zo. Het telkens opnieuw kunnen deelnemen aan het beleid en het blijven deel uitmaken van het Belgische establishment weegt blijkbaar nog altijd heel zwaar door. Samen met de persoonlijke ambities en het eigen politieke prestige uiteraard. Daarbij worden die politici natuurlijk ook geholpen door het besef dat de meerderheid van de Vlaamse kiezers amper beseft hoeveel de huidige constellatie hen kost en hoe het anders en beter zou kunnen. Dat was voor mij ook een van de redenen om dit boek te schrijven, het is een oefening in transparantie en motivatie.’
Het dient gezegd: het aloude adagio ‘wat we zelf doen, moeten we beter doen’ werd de voorbije jaren niet bepaald overtuigend in praktijk gebracht door de opeenvolgende Vlaamse regeringen. Waarom zouden we dan kiezen voor een Vlaamse staat waarin de Belgische kwalen en oplossingen gewoon worden overgenomen?
‘Mijn antwoord daarop is dubbel. In de eerste plaats heb je, ongeacht het beleid dat je voert, altijd recht op zelfbeschikking. Daarnaast, en fundamenteler, kan je het Vlaams beleid niet correct beoordelen zonder daarbij ook rekening te houden met de handicap van de Belgische constructie. Op heel veel domeinen botsen we tegen de federale bevoegdheden aan en dragen we een bepaalde ‘rugzak’ mee. Een van de redenen waarom we in Vlaanderen bijvoorbeeld overdreven gul zijn met subsidies is nu net dat we niet over voldoende eigen fiscale bevoegdheden beschikken om echt een gericht financieel beleid te voeren.’
Slotvraag: als we er na de komende federale verkiezingen opnieuw niet uit raken en opnieuw voor halfslachtige oplossingen kiezen, wat zijn dan de concrete risico’s?
‘Ik vrees dat er op termijn dan echt een relatieve verarming dreigt in Vlaanderen. We worden geconfronteerd met almaar grotere uitdagingen – denk aan de vergrijzing en het klimaatprobleem – en het wordt stilaan onhoudbaar om telkens opnieuw maar een gedeelte van de Belgische bevolking daarvoor financieel te laten opdraaien. We zien nu al hoe almaar meer alleenstaanden het ook in Vlaanderen lastig krijgen om de eindjes aan elkaar te knopen.’
‘Nieuwe belastingverhogingen worden onvermijdelijk, en in die zin zet de inefficiëntie van België dus onze Vlaamse welvaart onder druk. Internationaal gezien is ook de schuldgraad van ons land en van sommige gewesten eigenlijk niet langer houdbaar, en dus dreigen er pijnlijke keuzes. Enkel Vlaanderen is vandaag nog in staat om via economische groei de eigen schulden weg te werken.’
Het ‘Vlaams Manifest’ van Remi Vermeiren is te koop via boeken.cafe.
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Filip Michiels is zelfstandig journalist/auteur en schrijft voor diverse Belgische kranten, weekbladen en websites. Hij won tweemaal de Citi Persprijs voor economische journalistiek en was eenmaal genomineerd voor de Belfius Persprijs. In 2022 publiceerde hij de biografie van Bessel Kok: "Chaos & Charisma".
De jobs sneuvelen bij bosjes in de Europese industrie. Bart Van Craeynest, hoofdeconoom van Voka, slaakt een noodkreet.
De meest mysterieuze schrijver van Duitsland heeft niet alleen een fijne pen, maar weet ook scherp te provoceren.