De Senaat, een instelling om dringend af te schaffen
De Senaat in België.
foto ©
De federale regering heeft beslist om de komende twee jaar telkens 7,5 miljoen euro te besparen op de Senaat. “Een gemiste kans”, zegt Barbara Pas (VB)
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe federale regering, wanhopig op zoek naar besparingen, heeft beslist om de komende twee jaar telkens 7,5 miljoen euro te besparen op de Senaat. “Niets te vroeg, maar veel te weinig”, meent Barbara Pas, fractieleider voor het Vlaams Belang in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Zij pleit in deze Vrije Tribune voor een volledige afschaffing van het instituut.
Toen de traditionele partijen in 2010-2011 over de hervorming der instellingen discussieerden, gingen er al heel wat stemmen op om de Senaat af te schaffen. Dat was echter buiten de wil van enkele, vooral Franstalige, oude krokodillen gerekend. De Senaat bleef bestaan, zij het vanaf 2014 met afgeslankte bevoegdheden.
Amper bestuurlijke of controlerende macht
Na negen jaar blijft de vraag naar de politieke en maatschappelijke meerwaarde en relevantie van de hervormde Senaat voor het bestuur van dit land echter nog altijd onbeantwoord. De Senaat heeft geen ‘government making power’ meer. Hij kan met andere woorden zijn vertrouwen niet meer geven aan de regering en dat vertrouwen evenmin intrekken – waardoor de regering valt.
Hij heeft nog nauwelijks wetgevende bevoegdheden, wat zich ook weerspiegelt in zijn werkzaamheden. Zo droeg de Senaat in de vorige legislatuur (2014-2019) zijn steentje bij in de goedkeuring van vier (grondwet)gevende initiatieven, niet eens één per jaar. De jongste drie jaar ging het met negen initiatieven iets beter, maar slechts twee daarvan vonden hun oorsprong in de Senaat. Ten slotte kan de Senaat met zijn ingeperkt vragenrecht de regering ook nog nauwelijks controleren. Dat alles maakt dat hij eigenlijk zowat alle prerogatieven ontbeert waarover een parlement in een parlementaire democratie zou moeten beschikken.
Speeltuin
Sinds 2014 heeft de Senaat eigenlijk nog maar één ernstige bevoegdheid overgehouden: de hervorming van de instellingen. Dat is een belangrijke bevoegdheid waar onze bestuurders overigens dringend gebruik van zouden mogen maken. Vriend en vijand zijn het er immers over eens dat zes staatshervormingen dit land hebben opgezadeld met een inflatie aan instellingen en een onoverzichtelijk kluwen in de bevoegdheidsverdeling, waardoor besturen hoe langer hoe meer onmogelijk wordt. De Senaat zou hier dus, al was het maar voorbereidend, werk in kunnen leveren.
Alleen: de Senaat vertikt het gewoon om dat ook te doen. De ‘parlementaire commissie belast met de evaluatie van de Staatshervormingen sinds 1970’, die van juli 2021 tot mei 2022 werkzaam was, was een onderonsje tussen Senatoren én Kamerleden en bovendien een initiatief dat op aangeven van de federale regering op de sporen werd gezet. In de Senaat zelf schuiven de traditionele partijen deze materie al negen jaar lang liefst zo ver mogelijk van zich af en steken zij liever hun tijd in zinloze bezigheidstherapie waar niemand zit op te wachten. Deze instelling is de afgelopen jaren dan ook meer een speeltuin voor politici met te veel tijd gebleken, dan een instelling die nuttig maatschappelijk en wetgevend werk heeft afgeleverd.
Forum voor de deelstaten?
Er zijn evenwel nog altijd, vooral academische, voorstanders van de Senaat, ook in Vlaanderen. Zij argumenteren dat de Senaat een forum is om de deelstaten te betrekken bij de inrichting van de staat.
Puur formeel bekeken klopt dit natuurlijk wel. Ook de Senaat moet, naast de Kamer, instemmen met Grondwetsherzieningen en de wetten en bijzondere wetten waarmee de staat wordt hervormd. Maar wie het politieke bedrijf van dit land kent, weet dat de realiteit er helemaal anders uitziet. Grondwetsherzieningen en staatshervormingen worden in de cenakels van de partijhoofdkwartieren uitgetekend en beslist. Deelstaatregeringen of -parlementen, net zomin als Kamerleden en Senatoren, komen er in de verste verte niet aan te pas, tenzij, voor wat deze laatsten betreft, om blindelings op de stemknopjes te duwen.
Een aanzet?
In de tabel van de begrotingsopmaak 2023-2024 heeft de federale regering nu – eindelijk – beslist ‘aan de Senaat te vragen een afbouwscenario voor te leggen’ en meteen de jaarlijkse dotatie voor deze instelling in te korten met 7,5 miljoen euro. Op een jaarbegroting van 40 miljoen euro van deze instelling is dat een flinke streep door de rekening. De Senaat beschikt weliswaar nog over een eigen spaarpotje van zo’n 29 miljoen euro en kan het daarmee dus nog wel een paar jaar uitzingen. Maar dat liedje blijft niet duren.
Wat dit afbouwscenario waar de regering het over heeft, concreet moet betekenen, is overigens voorlopig minder duidelijk. Is dit een voorbode voor een effectieve afschaffing van deze instelling in de loop van de volgende legislatuur? Laten we het hopen. Dit absurde land telt momenteel niet minder dan acht parlementen. Enkele daarvan afschaffen zou het op dat vlak al iets minder absurd kunnen maken. Gelet op de overbodigheid van de instelling, komt de Senaat hiervoor bij uitstek als eerste in aanmerking. En wat ons betreft kan dit niet snel genoeg gaan.
Barpara Pas is nationaal ondervoorzitter en Kamerfractievoorzitter van Vlaams Belang en mama van twee dochters. Ze studeerde voor handelsingenieur aan de KU Leuven.
De federale regering engageerde zich om asymmetrisch te besturen. Wat is daar drie jaar later van terecht gekomen? Barbara Pas maakt de balans op.
‘Het bloed dat vloeit kleeft aan de handen van Hamas’, zegt de Israëlische ambassadeur in België. Maar hoe moet het verder? Een gesprek.