JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Forum

De spelregels van onze democratie zijn geen bagatel

Jan Wostyn (Voor U) schrijft, uit eigen ervaring, over de hindernissen die een doorbraak in de particratie bemoeilijken.

Jan Wostyn is econoom en sinoloog. Hij is de co-voorzitter van Vista en de lijsttrekker van Voor U voor het Vlaams Parlement in Brussel.

1/5/2024Leestijd 4 minuten

Jan Wostyn (Voor U) schrijft, uit eigen ervaring, over de hindernissen die een doorbraak in de particratie bemoeilijken.

Donderdag 19 april werden de finale kieslijsten afgesloten. Sindsdien weten we welke partijen opkomen voor welke parlementen met welke kandidaten.

Met ‘Voor U’ doorliepen we voor het eerst dit hele traject met een groep vrijwilligers. Het was een zware opgave om in totaal 14 lijsten in te dienen met daarop 352 kandidaten. Ondanks het harde werk van onze eigen mensen en de ambtenaren van Binnenlandse Zaken, was dit een helse klus die al doende een aantal werkpunten aan het licht bracht. Ik som ze Voor U op.

1.     Enkel nieuwe partijen moeten handtekeningen verzamelen

Ten eerste is er het systeem van de handtekeningen. Een lijst kan geldig ingediend worden op twee manieren: ofwel met steunhandtekeningen van parlementairen (van 1 tot 5, al naar gelang van het parlement), ofwel met steunhandtekeningen van burgers (van 200 tot 5.000, al naar gelang van de kieskring). Die inzameling verliep niet alleen technisch niet van een leien dakje, maar kan ook politiek in vraag gesteld worden.

Op technisch gebied kon dit voor het eerst volledig digitaal, wat zeker een goede zaak is. Alleen bleek het systeem onvoldoende gebruiksvriendelijk en vertoonde het zoveel technische mankementen dat een vlotte digitale identificatie van vele burgers vaak spaak liep. Dat betekende in onze ervaring dat we al snel dubbel zoveel burgers moesten vinden die bereid waren te tekenen om tot het vereiste aantal te komen, omdat er in de helft van de gevallen iets fout liep.

Fundamenteler moet er ook een antwoord geformuleerd worden op de volgende vraag: waarom moeten alleen nieuwe partijen dit traject doorlopen, en bestaande niet?  Het is een tijdrovende uitdaging om voor de Vlaamse verkiezingen in totaal, voor de vijf Vlaamse provincies, 2.400 handtekeningen te verzamelen. Indien ook klassieke partijen dit zouden moeten doen, zouden ze misschien ook wat alerter zijn voor de technische mankementen. Minister van Binnenlandse Zaken Annelies Verlinden werd hier al meermaals op aangesproken, maar bleef oorverdovend stil.

Daarnaast is de vraag of het privilege van de parlementaire handtekeningen wel gezond is. Waarom mag een partij die vorige keer verkozen was, mee helpen bepalen wie volgende keer mag meedoen aan de kiesstrijd? Het zorgt ervoor dat nieuwkomers ‘braaf’ moeten zijn, want als het toch niet zou lukken met de burgerhandtekeningen, zijn ze volledig afhankelijk van de goede wil van de bestaande partijen.

Dat viel overigens behoorlijk tegen. In de praktijk geldt bij quasi alle partijen een duidelijk marsorder: wij geven geen handtekeningen. Dat was zo bij Open VLD, CD&V, Vooruit, N-VA en Vlaams Belang, al vonden die partijen het wél vanzelfsprekend om voor zichzelf te tekenen. Toch waren er hier en daar dappere enkelingen die toch hun krabbel zetten, meestal omdat men toch niet meer opkwam en dus niet moest vrezen voor repercussies. Enkel Groen en PVDA waren in onze ervaring democratisch constructief en verleenden daar waar ze konden de gunst van de parlementaire handtekening.

2.     De vereiste aantallen handtekeningen mankeren logica

Net omwille van die partijpolitieke willekeur, schaffen we het systeem van de parlementaire handtekeningen beter af. Bij elke verkiezing moet dan élke partij op zoek naar de steun van voldoende burgers. In dat geval wordt het aantal handtekeningen cruciaal. En daar zit momenteel weinig logica in.

Neem bijvoorbeeld de Europese verkiezingen. Daar ligt de drempel op 5.000 handtekeningen, zowel aan Vlaamse als aan Franstalige kant. Dat is bizar, want er zijn in Vlaanderen dubbel zoveel kiezers als aan Franstalige kant. De drempel voor nieuwe Franstalige partijen om Europees op te komen is dus verhoudingsgewijs dubbel zo hoog. De zittende Franstalige partijen vinden dat natuurlijk helemaal prima: liever geen nieuwe concurrenten. Het is een typisch voorbeeld van het Belgische streven naar pariteit tussen twee ongelijke delen met een absurde regel tot gevolg.

Maar de 5.000 aan Nederlandstalige kant zijn evenzeer arbitrair. In Duitsland volstaan 4.000 handtekeningen, voor een land met meer dan 10 keer zoveel inwoners als Vlaanderen. In Nederland volstaan 30 handtekeningen. Het is even absurd dat voor de Vlaamse verkiezingen 2.400 handtekeningen volstaan, maar als je ook Europees wil meedoen, je er plots meer dan dubbel zoveel nodig hebt. Deze drempels zijn geen toeval, maar symptomen van een doorgeschoten particratie die de macht afschermt tegen nieuwkomers.

3.     Het geval-Brussel

Tot slot is er nog de situatie in Brussel, die hoogst problematisch is. Daar geldt de regel dat er voor het Brussels parlement zowel aan Franstalige als Nederlandstalige kant 500 steunhandtekeningen nodig zijn. De kant waarvoor je kan tekenen, hangt af van de taal van je identiteitskaart. Uiteraard zijn er veel meer Franstalige kaarten, zodat de 500 handtekeningen voor een Franstalige lijst een makkie zijn. Maar aan Nederlandstalige kant staan 500 handtekeningen voor bijna 1% van de potentiële kiezers, wat een heel hoge drempel is.

De hoge drempel langs Nederlandstalige kant heeft wél een belangrijke reden: de wetgever wil namelijk voorkomen dat Franstaligen de 17 parlementaire zetels voorbehouden aan Nederlandstaligen zouden inpikken. Dat is namelijk exact wat gebeurde in 1971 toen 11 van de 30 ‘Nederlandstalige’ zitjes in de Brusselse agglomeratieraad werden ingenomen door de zogenaamde ‘Faux flamands’ van het FDF.

Heel wat Nederlandstalige Brusselaars hebben zonder hun medeweten een Franstalige identiteitskaart.

Toch werkt ook het huidige systeem niet goed. In de praktijk blijken immers heel wat Nederlandstalige Brusselaars zonder hun medeweten in het bezit zijn van een … Franstalige identiteitskaart. Wij ontdekten dat het in Brusselse gemeenten de norm is om onwetende burgers een Franstalige identiteitskaart af te leveren. De meeste mensen zijn zich ook helemaal niet bewust van de taal van hun identiteitskaart. Maar de gevolgen zijn dus wel verregaand: wie de ‘verkeerde’ identiteitskaart heeft, kan geen Nederlandstalige lijst steunen en ook geen kandidaat zijn.

Ik wil de nieuwe Brusselse regering daarom oproepen om deze laakbare praktijk vanaf 10 juni een halt toe te roepen. Daarnaast moet ook een periode van één jaar ingelast worden waarin alle Nederlandstaligen die een Franstalige identiteitskaart kregen deze gratis kunnen omwisselen bij de gemeenten. Maar ook dat is geen sluitende oplossing. Als we in Brussel de Nederlandstalige minderheid willen blijven beschermen, is het absoluut noodzakelijk dat in de toekomst een sluitende identificatie mogelijk wordt. Het kan niet de bedoeling zijn dat men van taalaanhorigheid wisselt comme changer de chemise.

Jan Wostyn is econoom en sinoloog. Hij is de co-voorzitter van Vista en de lijsttrekker van Voor U voor het Vlaams Parlement in Brussel.

Commentaren en reacties