JavaScript is required for this website to work.
post

De terugkeer van Berlusconi en Forza Italia

Aan de vooravond van de Italiaanse verkiezingen (2)

Philip Roose27/2/2018Leestijd 7 minuten
Silvio Berlusconi. Komt ‘de kaaiman’ terug?

Silvio Berlusconi. Komt ‘de kaaiman’ terug?

foto © Reporters

In dit tweede stuk over de verkiezingen in Italië kijkt Philip Roose naar de pool rond Silvio Berlusconi. Komt hij terug, en met welke coalitiepartner?

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De steenrijke ondernemer Silvio Berlusconi richtte op 19 januari 1994 een nieuwe partij op: Forza Italia. De partij diende voornamelijk om de economische belangen van mediamagnaat veilig te stellen, na de val van zijn sociaaldemocratische politieke bondgenoot Bettino Craxi door het onderzoek Mani Puliti begin de jaren 90. Berlusconi haalde zijn ideologische basis vooral uit het economisch liberalisme. Daarnaast probeerde hij met een centrumrechtse maatschappijvisie zoveel mogelijk gedesoriënteerde Italiaanse kiezers te overtuigen. Die waren verweesd achtergebleven nadat het traditionele Italiaanse bipolaire partijsysteem, met de Partito Socialista Italiana (PSI) en de Democrazia Cristiana (DC), door de Tangentopoli (geïnstutionaliseerde corruptie) volledig was ingestort. Hij vestigde symbolisch het nieuwe hoofdkwartier van Forza Italia in Via dell’Umiltà te Rome, in hetzelfde gebouw als de Partito Popolare Italiana van Don Luigi Sturzo, de voorloper van de DC. Voortaan kwamen de politieke en zakelijke belangen van Berlusconi samen in Forza Italia. De meeste partijmedewerkers, zoals de Siciliaan Marcello Dell’Utri, werden betaald door Fininvest, de financiële groep waarmee Silvio Berlusconi zijn media-imperium controleert.

Berlusconi I

Voor de verkiezingen in maart 1994 vormde Berlusconi een kartel Polo della Libertà met de rechtspopulistische Lega Nord, onder leiding van Umberto Bossi, en de postfascistische Alleanza Nazionale, onder leiding van Gianfranco Fini. Het verkiezingskartel won en Berlusconi werd voor de eerste keer premier. Bij de Europese verkiezingen in juni datzelfde jaar behaalde de partij 30%. Niet slecht voor een partij die pas zes maanden eerder werd opgericht! Ondanks dit succes zou de regering-Berlusconi I het nog maar enkele maanden uithouden. Op 22 november 1994, net de dag dat Berlusconi VN-conferentie over georganiseerde misdaad voorzat in Napels, maakten de onderzoeksrechters van Mani Puliti bekend dat ze onderzoek deden naar illegale praktijken bij Fininvest. De Lega Nord voelde zich steeds minder goed in het gezelschap van Il Cavaliere, en liet de regering na de goedkeuring van de begroting eind december 1994 vallen. Naast de vermelde beschuldigingen van corruptie aan het adres van Berlusconi, was er ook onenigheid over de pensioenhervorming, de geplande amnestiewet voor politici betrokken bij Tangentopoli en het uitblijven van de beloofde defederalisering van de Italiaanse staat,

Prodi

Ter vervanging van de Lega Nord in de Polo della Libertà trok Berlusconi bij de verkiezingen in 1996 een aantal christendemocratische partijtjes aan die de implosie van de Democrazia Cristiana (DC) hadden overleefd, zoals Centro Cristiano Democratico (Casini, Mastella) e Cristiani Democratici Uniti (Buttiglioni). Het centrumrechtse kartel werd echter verslagen door het centrumlinkse kartel L’Ulivo onder leiding van Romano Prodi Berlusconi maakt van de oppositiejaren gebruik om zijn partij uit te bouwen. In april 1998, vier jaar na de stichting van de partij, organiseerde Forza Italia voor het eerst een partijcongres en werden de partijstructuren georganiseerd. Vanaf 1998 treden de EU-parlementsleden van Forza Italia toe tot de Europese Volkspartij (EVP), dankzij de contacten van de intussen overgelopen christendemocratische bondgenoten. Bij de Europese verkiezingen van 1999 werd Forza Italia weer de eerste partij, en ook het jaar daarop bij de regionale verkiezingen bevestigde de partij de groeiende trend. Fundamenteel voor het succes was de hernieuwde alliantie, nu onder de naam Casa della Libertà, met de Lega Nord.

Casa della Libertà

De hernieuwde centrumrechtse as Berlusconi-Bossi-Fini won overtuigend de parlementaire verkiezingen van 2001 tegen het centrumlinkse kartel L’Ulivo onder leiding van de oud-burgemeester van Rome, Francesco Rutelli. De regering-Berlusconi II hield het deze keer 1422 dagen vol en werd zo de langstlevende regering ooit in de geschiedenis van de Italiaanse Republiek. Ze werd in 2005 opgevolg door de regering-Berlusconi III na een herschikking van de ministerportefeuilles na de nederlaag bij de regionale verkiezingen datzelfde jaar. Daarbij had het centrumrechtse kartel in maar liefst zes van de acht regio’s de macht verloren. Alleen de regio’s Lombardije en Veneto bleven toen nog in centrumrechtse handen.

In 2006 verloor Berlusconi voor de tweede keer, weliswaar zeer nipt (49,73% tegen 49,40%), van Romani Prodi. Dankzij de belofte om de onroerende voorheffing af te schaffen op het eerste huis en de steun van Confindustria (het Italiaanse VBO) tijdens de campagne, kon hij de electorale schade beperken en bleef Forza Italia nog steeds de grootste partij van Italië. Prodi was door de krappe zege genoodzaakt een regering te vormen met negen partijen bestaande uit maar liefst 103 leden: 26 ministers, 10 viceministers en 66 staatssecretarissen. Hiermee verbrak hij het record van de regering-Andreotti VII (100 leden) en deed hij slechter dan de regering-Berlusconi III (97 leden). Na het verraad van de christendemocraat Clemente Mastella (UDEUR, Unione Democratica per l’Europa), die uit onvrede met de geplande kieswet en wegens gerechterlijk onderzoek naar zichzelf en familieleden ontslag nam als minister van Justitie en overstapte naar het centrumrechts kamp, verloor de regering-Prodi II de meerderheid in de senaat. Later bleek ook dat Berlusconi enkele senatoren, zoals Sergio De Gregorio, had omgekocht om van kamp te veranderen.

Bij de vervroegde verkiezingen in april 2008 won Berlusconi met de centrumrechtse coalitie Polo della Liberta (Forza Italia, Lega Nord en Alleanza Nazionale) de verkiezingen van een andere oud-burgemeester van Rome, Walter Veltroni, de kopman van de nieuwe centrumlinkse partij Partito Democratico (PD). De regering-Berlusconi IV duurde tot 2011 en werd de op een na langste regering in de geschiedenis van de Italiaanse republiek.

Popolo della Libertà

In maart 2009 besloten de twee belangrijkste (centrum)rechtse partijen Forza Italia en Alleanza Nazionale samen te smelten tot een partij. Reeds in 2007 hadden beide partijen een federatie gevormd en door het gunstige resultaat van de parlementsverkiezingen het jaar daarop waren de fusiegesprekken in een stroomversnelling geraakt. De ideologische pijlers van de nieuwe partij, de Popolo Della Libertà (dezelfde naam als het centrumrechtse kartel) waren economisch liberalisme, christelijke traditie, ethisch conservatisme en presidentialisme; de invoering van een presidentiële republiek naar Frans of Amerikaans model). Naast de nationaalconservatieve Alleanza Nazionale, traden ook kleinere partijen zoals de Nuovo PSI (voormalige aanhangers van Craxi), de Democrazia Cristiana per le Autonomie (een federalistische christendemocratische partij), de Riformatori Liberali, de Popolari Liberali en Azione Sociale toe tot de nieuwe formatie. Het stichtingscongres in Rome op 27 maart 2009, vijftien jaar na de eerste verkiezingsoverwinning van het centrumrechtse kartel, verkoos bij handgeklap Silvio Berlusconi als voorzitter.

De wittebroodsweken van Popolo della Libertà (PDL) duurden echter niet lang, en vlug kwam medestichter en toenmalig kamervoorzitter Gianfranco Fini in conflict met Berlusconi over zijn belangenvermengingen en niet ingeloste beloftes over het partijleiderschap. In juli 2010 werd Fini, tot dan beschouwd als de gedoodverfde opvolger of delfino van Berlusconi, omwille van zijn interne oppositie uit de partij gezet. Hij richtte daarop zelf samen met een tiental kamerleden en senatoren een nieuwe politieke beweging op Futuro e Libertà per l’Italia. . Berlusconi overleefde de daaropvolgende vertrouwingsstemming nipt, maar de broederstrijd ondermijnde het toekomstige regeringswerk fundamenteel. Datzelfde jaar kwam Berlusconi nog meer in de problemen door een gerechterlijk onderzoek naar de berucht geworden Bunga-Bunga-feestjes, ook bekend als de zaak-Ruby. Daarin werd hij beschuldigd van het aanzetten tot prostitutie van de minderjarige Karima El Mahroug, beter bekend als Ruby Rubacuori. Datzelfde jaar werd zijn naaste medewerker en Palermitaan Marcello Dell’Uri in beroep veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf voor zijn nauwe banden met de Siciliaanse maffia. Hij werd beschuldigd van het witwassen van drugsgeld toen hij in de jaren 70 en 80, onder andere als medewerker van Edilnord (de firma waarmee Berlusconi de satellietstad Milano 2 bouwde) waarbij hij als bemiddelaar optrad voor Stefano Bontade, Totò Riina en Bernardo Provenzano. Zo liet hij onder meer maffiabaas Vittorio Mangano, die door onderzoeksrechter Paolo Borsellino werd beschouwd als het Noord-Italiaanse bruggenhoofd van de maffia, aanwerven als ‘staljongen’ in Villa San Martino, de residentie van Berlusconi in Arcore.

Crisis

Bij de gemeenteraadsverkiezingen in mei 2011 verloorde PDL fors, en nam partijcoördinator Sandro Bondi ontslag. Hij werd op 1 juli opgevolgd door de Siciliaan en toenmalige minister van Justitie Angelino Alfano. Maar te midden van de Europese schuldencrisis, waarbij de Italiaanse spread naar recordhoogtes schoot, verloor Berlsuconi steeds meer parlementaire steun, en niet veel later ook zijn meerderheid. Na de goedkeuring van de begroting, en onder zware Europese druk, bood hij in november 2011 zijn ontslag aan bij president Napolitano. Hij werd opgevolgd door een technische regering onder leiding van de econoom Mario Monti, gesteund door zowel de PDL als de Partito Democratico. Berlusconi beschouwde zijn ontslag later als een ‘coup’ georganiseerd door de Europese Commissie.

De regering-Monti deed de oude breuklijnen in de Popolo della Libertà, tussen voor- en tegenstanders van Berlusconi, tussen rechts en centrumrechts, en tussen berlusconiani en liberalen, weer naar boven komen. Na het verlies van de regionale verkiezingen in Sicilië, scheurde een groep parlementariërs afkomstig uit de Alleanza Nazionale (AN), waaronder Giorgia Meloni, Ignazio La Russa en Guido Crosetto, zich af en richtten de nationaalconservatieve partij Fratelli d’Italia op. Ze vormden bij de parlementsverkiezingen in februari 2013 wel weer een kartel met de PDL en de Lega Nord, waardoor de nederlaag uiteindelijk heel nipt werd. Geen enkele partij behaalde een meerderheid waardoor de PD en PDL beslisten een ‘Grosse Koalition’ te vormen onder leiding van premier Gianni Letta (PD). Lega Nord en Fratelli d’Italia verkozen echter voor de oppositiebanken

Forza Italia bis

In november 2013 kwam de regering-Letta in de problemen na de verhoging van de btw en zegde de PDL haar steun aan de meerderheid op. Daarop stapten een zestigtal gematigden uit de partij en vormden ze onder leiding van Angelino Alfano een nieuwe partij, Nuovo Centrodestra (NCD). Berlusconi besloot daarop om terug de naam Forza Italia te gebruiken. De parlementaire fractie heette voortaan Forza Italia – Il Popolo della Libertà – Berlusconi presidente. Bij de Europese verkiezingen van mei 2014 eindigde de lijst van Berlusconi pas als derde, na de Partito Democratico (PD) van Matteo Renzi en de Movimento 5 Stelle (M5S). Een jaar later slaagde Berlusconi er maar net in de meubelen te redden bij de regionale verkiezingen, dankzij de verrassende overwinning van de centrumrechtse kandidaat Giovanni Toti in Ligurië. In juni datzelfde jaar volgde er een nieuwe afscheuring van een tiental parlementairen onder leiding van Raffaele Fitto, onder de noemer Conservatori, Riformisti Italiani. Een maand later verliet ook de trouwe partijsoldaat Denis Verdini met zijn medestanders de zinkende Forza Italia-boot en richtte de Alleanza Liberalpopolare – Autonomie op. Deze groep zou voortaan de centrumlinkse regering-Renzi steunen.

Centrum

In 2015 en 2016 leek het erop dat het tijdperk-Berlusconi definitief voorbij was, maar niets was minder waar. Na de succesvolle gemeenteraadsverkiezingen midden 2017 en de succesvolle verkiezing van de centrumrechtse kandidaat Nello Musumeci tot Siciliaanse minister-president in november 2017, stond de 81-jarige Berlusconi plots weer terug in het centrum van de Italiaanse politiek. Het onpopulaire en weinig effetieve beleid van de centrumlinkse regering-Renzi, en vanaf december 2016 van de regering-Gentiloni, de sociaaaleconomische crisis en het lakse Europese migratiebeleid, gaf de centrumrechtse partijen weer de wind in de zeilen. Dankzij de alliantie met de Lega Nord en Fratelli D’Italia, ook wel bekend als il patto dell’arancino, leidt Berlusconi vandaag weer onbedreigd in de peilingen met circa 38%, of 10% meer dan de Partito Democratico (PD) en de M5S.

Of deze goede score in de peilingen een meerderheid zal opleveren, is door de nieuwe kieswet, het rosatellum, twijfelachtig. Door de mix van het meerderheidsysteem en het proportionaliteitsprincipe is de uitslag moeilijk te voorspellen. Van de afgescheurde partijen, zoals Nuovo Centrodestra of Futuro e libertà, blijft er niet veel meer over. Een groot deel van de parlementsleden die de voorbije jaren de partij verlieten, keerden het voorbije jaar terug naar de vertrouwde stal van Forza Italia. Il Caimano zal dan wel geen vijfde keer premier kunnen worden, door een veroordeling wegens fiscale corruptie in 2013, maar toch zou hij achter de schermen de Italiaanse politiek ook na 4 maart weleens kunnen blijven bepalen.

Lees meer over de verkiezingen in Italië in ons Dossier verkiezingen Italië

Philip Roose (1979) studeerde geschiedenis in Leuven en Granada en marketing en management in Parma. Hij woont in Catania (Sicilië) en exporteert Italiaanse wijnen. Samen met Joost Houtman schreef hij het boek 'Bella Figura: Waarom de Italianen zo Italiaans zijn?' (Uitgeverij Vrijdag; verschijnt 31 mei 2018).

Meer van Philip Roose

Woorden scheppen de realiteit, of toch de perceptie ervan. Philip Roose over de instrumentalisering van taal.

Commentaren en reacties