De Vlaamse canon: het (on)gelijk van de critici
‘De afzwering van Filips II’ van Johannes Egenberger. Zou het Plakkaat van Verlatinghe helemaal niets te maken hebben met de Vlaamse identiteit?
foto © Amsterdam Museum
Waarom zou een Vlaamse canon uit den boze zijn? ‘Anachronistische’ geschiedschrijving heeft zo haar verdiensten
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe kogel is door de kerk: de Vlaamse canon komt er. Hij zal samengesteld worden door een divers panel en ‘moet inspirerend werken naar onderwijs en inburgeringscursussen.’ De vraag is wel wie er in dat panel zal zetelen. Een jonge Vlaamse historicus als Jeroen Puttevils, die recent een prestigieuze Europese beurs kreeg, ziet geen graten in een canon maar hij wil het opstellen ervan wel overlaten aan ‘de zwaargewichten.’ Minstens een aantal van die zwaargewichten ziet een canon dan weer niet zitten. Hij zou getuigen van een archaïsche geschiedschrijving. Dat klopt, maar dat hoeft geen beletsel te zijn: het soort kritische historiografie dat zij onderwijzen moet de standaard blijven, maar we hoeven onze interpretatie van de geschiedenis er niet toe te reduceren.
‘Voor de Vlaamse kar gespannen’
De Leuvense historicus Karel Van Nieuwenhuyse, bijvoorbeeld, vindt de canon een onding, een anachronistische en niet-kritische manier om aan geschiedschrijving te doen. Het moderne Vlaanderen wordt immers geprojecteerd op het verleden. Dat de geschiedenis gebruikt wordt om een Vlaamse identiteit te creëren, kan evenmin. De canon zou ten slotte ook tot uitsluiting van mensen leiden, zoals vrouwen.
In het stukje met de poëtische titel ‘Een canon vol mottenballen’ maken een aantal Vlaamse historici, waaronder Tom De Paepe en Bruno De Wever, vergelijkbare opmerkingen. Ze verwijzen onder meer naar de Canadees Peter Seixas. Die vindt dat geschiedenisonderwijs moet opleiden tot historisch denken. ‘Dat doe je niet door voorgesneden inhouden op te lepelen en anachronistisch het huidige Vlaanderen op het verleden (met andere grenzen en volkeren) te projecteren.’ Ze betwijfelen in dit verband of belangrijke figuren zoals Pieter Paul Rubens en Gerard Mercator het op prijs zouden stellen dat ze in een Vlaamse canon opgenomen zullen worden. Of zoals ze het zelf uitdrukken: Rubens en Mercator ‘zouden wellicht hartelijk moeten lachen omdat ze voor een Vlaamse kar gespannen worden.’
Dat valt nog te bezien. In hun tijd spraken de Spanjaarden over ‘la guerra de Flandes’, de Vlaamse oorlog. Terwijl die Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) zich natuurlijk niet enkel afspeelde in het graafschap Vlaanderen. Vlaanderen was met andere woorden toen al een generieke naam voor een ruimer gebied. Het was al sinds de middeleeuwen een kwaliteitsmerk en leende bijvoorbeeld ook zijn naam aan de hofkapel die keizer Karel V in 1515 oprichtte: de Capilla Flamenca. Het Italiaanse woord ‘fiamminghi’ werd courant gebruikt voor alle inwoners van de Bourgondische Nederlanden. Dat het Diets- of Nederlandstalige deel van wat na de Val van Antwerpen (1585) de Zuidelijke Nederlanden werd, gaandeweg als Vlaanderen bekend raakte, zouden Mercator en Rubens dan ook helemaal niet eigenaardig of lachwekkend vinden. Wel integendeel.
Anachronistisch denken bijna onvermijdelijk
De kritische kanttekeningen die moderne historici zetten bij het invoeren van een Vlaamse canon zouden Mercator en Rubens al helemaal bizar vinden. In hun tijd was een objectieve of kritische geschiedschrijving namelijk onbestaand. Dat is een uitvinding van de negentiende eeuw. Dat, om maar iets te noemen, de historicus Pausanias (115-180) het paard van Troje omtoverde tot een Romeins belegeringswapen, vindt Barbara Tuchman, auteur van The March of Folly: From Troy to Vietnam, dan ook evident: ‘Het was in zijn tijd en in latere tijden de normaalste zaak van de wereld om het verleden te bekijken door het prisma van het heden.’ In zekere zin bezondigen de auteurs van het genoemde stukje zich bijgevolg zelf aan ana-chronistisch denken: ze gaan er met name vanuit dat Rubens en Mercator denken zoals zij.
Dat illustreert een belangrijk punt: anachronistisch denken over de geschiedenis is bijna onvermijdelijk. Zelfs specialisten bezondigen er zich aan. Meer nog: het is niet per definitie een probleem, wel integendeel. Tot op zekere hoogte is elke geschiedschrijving geïnspireerd door hedendaagse besognes en interesses, en daar is niks mis mee. Nietzsche wist al dat een geschiedschrijving die in geen enkel opzicht anachronistisch is, steriel zou zijn. Je kunt zelfs bewust aan een uitgesproken anachronistische geschiedschrijving doen. Zo weten wetenschapshistorici dat Mendel geen geneticus was of aan genetica deed. Toch kun je een geschiedenis van de genetica laten beginnen met zijn werk. Het inspireerde immers de eerste genetici.
Iets vergelijkbaars geldt voor wat wij sinds de achttiende eeuw kennen als de Wetenschappelijke Revolutie. In de zeventiende eeuw sprak men over een reformatie van de natuurfilosofie. Dat is een accuratere term, want zo zagen wetenschappers als Copernicus, Kepler en Newton zelf hun werk. Het was zeker nog niet op en top wetenschappelijk in de moderne betekenis van het woord, al was het maar omdat het vaak zeer religieus geïnspireerd was. Toch kun je in hun vernieuwingen wel degelijk ook het begin van de moderne wetenschap zien.
Achterwaardse geschiedschrijving
Je kunt in dit verband over voorwaartse en achterwaartse geschiedschrijving spreken. Achterwaartse of anachronistische geschiedschrijving kan zelfs nieuwe inzichten opleveren. Dat wist Goethe al. In zijn Zur Farbenlehre, schreef hij dat de geschiedenis soms herschreven moet worden. Vanuit het heden krijg je soms immers een betere kijk op het verleden, zoals je vanaf de top van een berg soms een betere weg naar die top ziet dan vanaf de basis.
Vanuit het heden kun je bijvoorbeeld al het embryonale Vlaanderen zien in de zestiende-eeuwse Zuidelijke Nederlanden. De scheidingslijn tussen de Spaansgezinde Unie van Atrecht en de opstandige Unie van Utrecht liep in elk geval verbazingwekkend goed overeen met de taalgrens. Het daaropvolgende Plakkaat van Verlatinghe (1581) werd wel door onder meer het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant ondertekend, maar niet door de Waalse provinciën. De historicus van de Staten, Gilbert Roy, liet zich direct na de totstandkoming van de Unies in 1579 overigens al laatdunkend uit over de ‘Walons Espaignolisez, qui se sont vestus de la brutale tyrannie, pestulance et arrogance Espaignole….’ Emanuel van Meteren schreef in 1608 de scheuring van de Nederlanden toe aan de ‘…onbehoorlijke handelinghe der Walen.’
Een anachronistische, archaïsche of achterwaartse geschiedschrijving kan ten slotte ook aanbevelenswaardig zijn omwille van didactische redenen, een beetje zoals het geocentrische model van ons zonnestelsel nog gebruikt wordt voor didactische doeleinden, bijvoorbeeld in planetariums. Ze is namelijk intuïtiever en levert een eenvoudiger en overzichtelijker beeld van de geschiedenis op. Al moet daar meteen aan toegevoegd worden dat dat beeld anderzijds onvermijdelijk ook enigszins simplistisch en vertekend is: het zijn twee zijden van dezelfde munt. Dat is in elk geval hoe de Nederlandse canon gebruikt wordt. Volgens zijn geestelijke vader, de historicus Frits van Oostrom, ’tot grote tevredenheid’ van de Nederlanders.
België geprojecteerd in de Romeinse tijd
Bij mijn weten kwam er overigens ook geen protest van Vlaamse historici toen Benno Barnard en Geert van Istendael een aantal jaren geleden hun romantische en anachronistische geschiedenis van België publiceerden: Een Geschiedenis van België voor Nieuwsgierige Kinderen (en hun ouders). Het is een boek waarin België, in negentiende-eeuwse stijl, terug geprojecteerd wordt in de Romeinse tijd: ‘Caesar zelf vond al dat er Belgen waren, en wie zijn wij om hem tegen te spreken.’ Meer nog: 150 tot 200 miljoen jaar geleden bestond België ook al, al bestond het toen ‘vooral uit broeierige moerassen waar reusachtige planten groeiden en merkwaardige beesten woonden.’ De bespreking in De Standaard, ‘O behapbaar België!’, was laaiend enthousiast en had het over een vaderlandse geschiedenis die behapbaar te boek gesteld is voor iedereen vanaf elf jaar.
Waarom zou er dan geen behapbare geschiedenis van Vlaanderen in het leven geroepen mogen worden voor kinderen en nieuwkomers? Omdat het de Vlaamse identiteit kan ondersteunen? Ook daar zie ik het probleem niet van in: regio’s en landen zonder aparte identiteit zijn als cafés zonder bier. Al komt dat allicht mede doordat ik, in tegenstelling tot op zijn minst sommige critici van een Vlaamse canon, geen problemen heb met een scenario waarbij Vlaanderen zich verder ontwikkelt tot een land binnen een Belgisch confederaal model, of zelfs buiten dat model. De dysfunctionele Belgische staatsstructuur verspreidt nu al een geur van mottenballen en zal misschien nog voor haar tweehonderdste verjaardag al die andere staatsbestellen vervoegen waarvan onze contreien ooit een onderdeel waren. Et alors?
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Personen |
---|
Koen Tanghe is als onderzoeker in de geschiedenis en de filosofie van de levenswetenschappen verbonden aan de UGent.
Wie denkt dat alleen boeren bang moeten zijn van de Vlaamse overheid, vergist zich.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.