Hoe definiëren we een ‘zwaar beroep’?
Minister van Pensioenen Daniel Bacquelaine
foto © Reporters
De criteria van de regering voor een zwaar beroep zijn zeer contextafhankelijk. Ook de sectoriële reflex kan scheeftrekkingen voortbrengen.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementRecentelijk heeft de federale regering de krijtlijnen getrokken in de discussie over het begrip ‘zwaar werk’. Maar de concrete invulling ligt in de handen van de sociale partners, want met het regeringsakkoord kan je nog alle kanten op. Het ware te hopen dat men hierbij zou rekening houden met ervaringsgegevens en wetenschappelijk onderzoek. Sociale partners hebben daar helaas niet altijd belangstelling voor.
Wat heet zwaar?
De consensus die er reeds meerdere jaren geleden is gegroeid in de schoot van de regering luidt: de reguliere pensioenleeftijd wordt stapsgewijze opgetrokken tot 67 jaar. Dat is al een hele tijd in Nederland en Scandinavië de praktijk. Er wordt slechts één uitzondering voorzien: voor zogenaamd zware beroepen blijft een vervroegde opruststelling toegelaten.
De voorbije periode hebben de sociale partners erg veel energie gestoken te hebben in het aflijnen van wat mag verstaan worden onder een ‘zwaar beroep’. Daarover werd nog geen consensus gevonden, en het ziet er niet naar uit dat dit snel gaat gebeuren. Een zwaar beroep bestaat niet. Ook de academische wereld heeft dit begrip nog nooit helder kunnen definiëren, ondanks nogal wat pogingen op dit vlak.
Zware arbeid
Wat wèl een realiteit is, zijn zware arbeidsomstandigheden. En wanneer daar sprake van is kan je allicht beweren dat de werknemer in kwestie een zware beroepsloopbaan heeft doorlopen. Op voorwaarde dat deze een substantieel onderdeel hebben uitgemaakt van die beroepsloopbaan. Neem de functie van bouwvakker, in de volksmond hèt voorbeeld van een lastige job. Intuïtief denkt iedereen dan aan een kasseienlegger die een hele dag in een gebogen houding zware stenen moet manipuleren of een metselaar die eigenhandig bouwmaterialen naar een bovenste verdieping moet sleuren.
Niets is evenwel wat het lijkt. De bouwsector is geen homogeen gegeven waar je iedere betrokkene over dezelfde kam mag scheren. Niet alleen verschilt de lichamelijke belasting in deze sector erg en hangt meer bepaald af van de beroepsgroep. Een elektricien of een loodgieter op een bouwwerf kan gemakkelijk tot over zijn 65 aan de slag blijven. Dat weet iedere werkgever uit de sector. En we mogen ons niet vastpinnen op stereotypen, want ook in de bouwsector brengt de technologische evolutie soelaas.
Het sleuren met mortel en baksteen behoort tot het verleden. Zelfs voor het oprichten van een privé-woning wordt thans algemeen een torenkraan gebruikt. Nieuwbouw wordt bovendien grotendeels opgezet uit prefab-elementen: er bestaan bedrijven die hele muren en daken op maat leveren. Bouwvakker zijn beperkt zich hoe langer hoe meer tot het assembleren van kant-en-klaar aangeleverde elementen. Dit verlaagt de lichamelijke belasting op de bouwwerf ingrijpend.[1]
Sectordenken
Het werken in de bouw zonder veel nuancering definiëren als een zwaar beroep houdt dus geen enkele steek. Dit leidt al tot een eerste conclusie. Het is zinloos om de pensioenleeftijd zomaar te verlagen voor ondernemingen als geheel, laat staan voor volledige activiteitssectoren. Dan komen we uit bij onverdedigbare extraatjes: substantiële arbeidsduurverkortingen die indertijd werden toegekend aan verschillende sectoren in zijn geheel, zonder onderscheid.
We hebben het dan niet alleen over extremen als treinbestuurders of militairen (die toch wel erg vroeg met pensioen mogen gaan), maar ook over bijvoorbeeld het meerjarenakkoord dat de zorg- en welzijnssector eind 2013 had afgesloten met de federale regering. De minimumleeftijd voor brugpensionering werd toen onder bepaalde, erg ruime voorwaarden vastgelegd op 60 jaar. Dit kwam bovenop de reeds bestaande en genereuze tegemoetkomingen op het vlak van jaarlijkse extra vakantiedagen voor de oudere werknemers.
Het probleem met dit soort collectieve overeenkomst is dat dergelijke faciliteiten niet alleen ten goede komen aan de inderdaad zwaar belaste verpleegkundigen uit het operatiekwartier. Ook hun collega’s die het een heel stuk lichter hebben en, erger nog, de administratieve afdelingen uit diezelfde sector profiteren ervan. Hun taakinhoud wijkt niet af van administraties uit andere sectoren. Dergelijke generieke presentjes slaan nergens op, dat kan niet de bedoeling zijn. Ook al omdat dit soort praktijken onze sociale zekerheid verder verarmt.
Nu is er een consensus, maar…
De discussies tussen de sociale partners dreigen in dezelfde pistes te blijven steken. Zelfs binnen de consensus in de federale regering. Die stelt dat, om te kunnen spreken van een zware beroepsloopbaan, de volgende factoren moeten kunnen worden aangetoond: de aanwezigheid van nachtarbeid, een verhoogde kans op arbeidsongevallen, en activiteiten die leiden tot een hoog stressniveau en/of een overmaat aan musculoskeletale aandoeningen.
Het lijkt bijzonder problematisch om dit geoperationaliseerd te krijgen. De enige categorie uit deze vier die enigszins objectief kan worden vastgesteld en door wetenschappers algemeen wordt bestempeld als onbetwistbaar belastend, is het langdurig onderworpen zijn aan een onregelmatige arbeidstijdregeling waarin nachtwerk een belangrijk aandeel heeft.
Hierover bestaat alvast een consensus, die overigens reeds in de wetgeving werd vastgespijkerd. Vervroegde pensionering voor werknemers die nachtarbeid presteren is slechts toegelaten onder strikte voorwaarden. Zo moet de betrokkene onder meer kunnen bewijzen dat hij of zij minstens 20 jaar lang onderworpen is geweest aan nachtwerk. De huidige minister van Pensioenen Daniel Bacquelaine liet een tijdje geleden weten dat dit voor hem volstond. ‘Enkel nachtarbeid is een zwaar beroep’, vertelde hij aan verschillende kranten.
Maten en gewichten
De regering heeft dus nog drie bijkomende criteria ingevoerd. Vooreerst is er de mate van arbeids(on)veiligheid. Dit kan ruwweg gemeten worden. Een verhoogde frequentiegraad van arbeidsongevallen of een hoge ernstgraad zijn de klassieke cijfertjes waarop men baseert. Maar ook hier mag en kan je geen hele bedrijven of activiteitssectoren om deze reden met vervroegd pensioen sturen. Arbeidssituaties die op het vlak van de arbeidsveiligheid als precair kunnen worden bestempeld concentreren zich meestal in één of enkele werkeenheden, zoals de onderhoudsploeg of de gebouwendienst. Op dit vlak een grove borstel hanteren is niet te verantwoorden.
De twee andere criteria (kans op psychische letsels en onergonomische arbeidsomstandigheden) hangen uiteraard af van de vormgeving van de werkposten en de psychosociale belasting. Ze hebben evenzeer sterk te maken met de persoonlijkheidskenmerken en de manier van werken van de individuele werknemer. Beide zijn ze dan ook erg moeilijk objectiveerbaar. Van wanneer af mag je een bepaalde werkomgeving als stressvol beschouwen? Dat geldt voor het arbeidsmilieu in zijn totaliteit. Maar ook voor de mate waarin de individuele werknemer eronder te lijden heeft.
Ook werknemers hebben plichten, en één daarvan is de mate van zelfzorg. ‘Naast de zorgplicht van de werkgever bestaat er een plicht voor werknemers tot goed werknemerschap’, zei de vorige Nederlandse staatssecretaris Paul de Krom. Vervroegde opruststelling kost de overheid veel geld, en daarom mag je enige responsabilisering nooit uitsluiten. Evenmin mag je de evaluatie van de individueel ervaren taakbelasting in handen geven van één enkel persoon, bijvoorbeeld een arbeidsgeneesheer.
Wat zwaar heet
Kortom: een zwaar beroep is een situationeel gegeven waarbij de (medische) voorgeschiedenis van de werknemer even belangrijk is als een aantal objectieve kenmerken van de arbeidssituatie. Dan nog hoeven werknemers die te lijden hebben gehad onder één van deze vier parameters niet zonder meer op vervroegd pensioen. Hen een aangepaste taak geven, overgaan tot jobrotatie of tot een lichter arbeidsregime is een maatschappelijk veel aanvaardbaarder formule. Ontheffen van nachtarbeid, deeltijds werk, administratieve of toezichthoudende bezigheden,… zijn valabele alternatieven. De eersten die daarvan de voordelen zouden plukken, zijn overigens de betrokken werknemers zelf.
[1] Ramioul M., Van Peteghem J., Benders J. (2016). Green construction and team design. Low road and high road teams to build energy-friendly houses. World Review of Entrepreneurship, Management and Sustainable Development, 12 (1), 33-49
Jan Van Peteghem is ingenieur en professor verbonden aan het departement Chemische Ingenieurstechnieken van de KULeuven
Bart De Wever en Paul Magnette zijn het alvast over één ding eens: 2024 wordt een strijd tussen de N-VA en de PS.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.