Denkend aan Jan Hoet
Mijmering
Jan Hoet is naar het kunstwalhalla vertrokken. De goden zullen hem graag zien komen. In het ondermaanse was hij niet onomstreden.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementConceptuele kunst is niet aan iedereen besteed. Conceptuele kunst die niet kan begrepen worden zonder de nodige, haast filosofische interpretatie – niet veel mensen kunnen er goed mee om. Jan Hoet (1936-2014) kon er wel goed mee om en verdedigde haar ook met verve. Je zou bijna kunnen zeggen dat de conceptuele kunst voor de kunst is wat het Idealisme (meer bepaald Deutscher Idealismus) voor de filosofie is, een scheppen of een denken dat respectievelijk het louter figuratieve of zinnelijke overstijgt. Het hoeft niet te verwonderen dat Jan Hoet iets met Duitsland had, het land van de denkers en dichters. Hij leerde Vlaanderen Joseph Beuys (1921-1986) kennen door de aankoop van diens werk ‘Wirtschaftswerte’ voor het Gentse SMAK, een werk dat grauwverpakte producten uit Oost-Europa toonde. Hier was de duiding belangrijker dan het esthetische zinnenstrelende genot. Zelf heb ik als jongeman ook de eer gekend om Beuys een vijftal keer persoonlijk ontmoet te hebben, zoals in zijn atelier aan de Drakeplatz in Düsseldorf, en om met hem samen te werken aan een dichterlijk project. Een van Beuys’ leerlingen, de kunstenaar Bernd Lohaus, woonde en werkte tot aan zijn dood in Antwerpen.
Gedreven
Jan Hoet glorieerde in 1992 ook als curator van de Negende Documenta, de vijfjaarlijkse ‘wereldtentoonstelling’ van actuele kunst in het Duitse Kassel. Zelden zoveel Vlaamse bezoekers op een Documenta ontmoet als toen op Documenta IX. In het najaar van 1992 had ik als bestuurder van het toenmalige ‘Centrum voor Duitslandstudiën’ (CEDUS) Jan Hoet uitgenodigd om te komen spreken op de Handelshogeschool (de voorloper van Lessius en nu de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen van de KU Leuven/Campus Antwerpen). Omdat het publiek vooral uit studenten Handelswetenschappen bestond, vroeg ik Hoet om iets te komen vertellen over de ‘financiële kant’ van de organisatie van de Documenta. Hoet was natuurlijk geen centenman, geen ‘boekhouder’, en de gedreven en lichtjes chaotische manier waarop hij tot groot jolijt van het economisch onderlegde publiek vertelde over de financiële aspecten van de Documenta, was op zichzelf al een ‘kunstwerk’. Het maakte hem er alleen sympathieker op. Hij schuwde zich ook niet om achteraf iets te gaan drinken en verder vol enthousiasme de studenten economie wegwijs te maken in de wereld van de actuele kunst. Een honorarium weigerde hij. Na lang aandringen nam hij het toch aan om het weg te schenken aan een doel dat met de kunst verbonden was.
Jan Hoet werkte na de Documenta verder in Duitsland. Zo zette hij zijn schouders achter MARTa, een museum voor hedendaagse kunst in het Duitse Herford. Onvermoeibaar en gedreven. Maar niet bij iedereen was hij geliefd. Zoals bij wie de hedendaagse kunst niet kunnen pruimen. Of bij mensen die vinden dat hij teveel aanschurkte bij het koningshuis. Het zij zo. Wie gedreven is, verdient een ereplaats in het Walhalla.
Foto: © Reporters
Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.
Een volledige ambtstermijn zat er niet in voor de SPD’ers Brandt, Schmidt, Schröder en nu Scholz.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.