JavaScript is required for this website to work.
post

‘Dit lifestyle-project kan de massa niet overtuigen’

Dirk Rochtus12/2/2013Leestijd 7 minuten

Kevin Absillis (1980) doceert Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit Antwerpen. Hij mengt zich ook graag in het publieke debat, bijvoorbeeld als het gaat over de relatie tussen schrijvers en de natie waarvan ze deel uitmaken. Eind december 2012 bracht De Morgen zijn vierdelig kerstessay Een Vlaamse vloek in de linkse kerk. En of er werd gevloekt. Doorbraak voelde de jonge progressieve academicus aan de tand.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Doorbraak: Hendrik Conscience werd geboren op 3 december 1812 en dus vierden we vorig jaar zijn 200ste geboortedag. Was dat de aanleiding voor het schrijven van het essay? Of zat er meer achter?

Kevin Absillis: ‘De heisa in oktober rond het eventuele herdopen van het Pieter De Coninckplein in Antwerpen zette me aan het denken. Ongetwijfeld wilde de culturele wereld een goedbedoelde hulde brengen aan de dichter Herman De Coninck maar evengoed hoopte men natuurlijk om Bart De Wever als aanstaande burgemeester van Antwerpen uit zijn tent te lokken. Dat dit voorstel een hoofdpersonage uit Consciences De leeuw van Vlaenderen (1838) naar de vergeetput zou verwijzen, getuigt volgens mij van de krampachtige manier waarop een links-progressieve bovenlaag omgaat met haar eigen culturele erfgoed. Ik heb familiaal geen enkele band met het Vlaams-nationalisme, en heb er als burger weinig affiniteit mee. Als literatuurwetenschapper bestudeer ik echter hoe literatuur een belangrijke rol speelt in het verbeelden van naties. De manier waarop vele kunstenaars en opiniemakers zich tegenwoordig uitlaten over Conscience – “we hebben het wel gehad met die onleesbare auteur” – vind ik op zijn zachtst gezegd intellectueel weinig stimulerend.’

Steven Spielberg

Die linkerzijde zal toch niet alleen esthetische bezwaren hebben tegen Conscience.

‘De groep die nu met de weinig fraaie term culturo’s wordt aangeduid, is erg zenuwachtig geworden door de machtswissel in Antwerpen. Het gaat hier over een progressief ingestelde culturele bovenlaag die van nature gemakkelijk haar boodschap kwijt kan in de media. Die mensen zijn kind aan huis in de opinierubrieken, waar ze hun afkeer veelvuldig kunnen uiten van een politieke stroming die zichzelf conservatief noemt. Die botsing is logisch. Volgens mij is het echter problematisch dat hun argumenten niet echt vernieuwend of verfrissend klinken. Ze tappen nu al meerdere decennia uit hetzelfde vaatje terwijl iedereen toch kan vaststellen dat die aanpak niet helpt. Bart De Wever heeft de verkiezingen juist gewonnen omdat hij zich onder meer tegen die voorspelbare kritiek afzet. Conscience wordt in dat debat graag gebruikt of – erger – misbruikt. Bovendien onderschatten ze hem intussen ook als auteur. Natuurlijk beantwoordt zijn werk vandaag niet meer aan wat veeleisende lezers van literatuur verwachten, maar het heeft onmiskenbare retorische kwaliteiten en het blijft ook politiek interessant. Maar los daarvan staat hij in linkse ogen symbool voor een kleinburgerlijk, enggeestig Vlaams-nationalisme. Hij zou de vruchten van de Verlichting, dat het rationele denken vooropzet, voor de Vlamingen verzuurd hebben.’

Maar dat beeld is veeleer bedoeld om het huidige debat te kruiden dan om een juist beeld van hem te schetsen.

‘In feite was Conscience een liberaal die er meestal heel gematigde standpunten op nahield. Hij wilde verzoenen en zo’n ambitie strookt niet met het vandaag dominante beeld van de literatuur als subversieve kracht die alles in twijfel trekt. Conscience wilde geen taboes doorbreken, hij wilde zo’n groot mogelijk publiek bereiken om het te verenigen en ruimde daarvoor zelfs plaats in voor het katholicisme waarmee hij als persoon niet zo veel op had. Hij zocht naar wat de Vlamingen specifiek kon verbinden met een Belgische identiteit. Vergelijkingen lopen mank en ik wil hem niet op hetzelfde kwalitatieve niveau plaatsen, maar in zekere zin zou je Conscience de 19de-eeuwse evenknie kunnen noemen van de Amerikaanse filmregisseur Steven Spielberg. Ook die blijft zoeken naar een droom die de Amerikanen kan binden. Hij doet dat, net zoals Conscience, door verhalen zo te vertellen dat ze heel veel mensen kunnen bereiken en nodigt zijn publiek uit om zich te identificeren met gedeelde waarden en bepaalde heldendaden.’

En dus is de titel ‘de man die zijn volk leerde lezen’ terecht.

‘Hij geloofde in elk geval in volksverheffing, iets wat tot de Tweede Wereldoorlog tot het standaardpakket van de Vlaamse intellectueel behoorde. Zelfs bij uitgesproken moderne en kritische auteurs als Louis Paul Boon en Hugo Claus kan je die gedachte trouwens nog terugvinden. Hun literaire erfgenamen, die vandaag de dienst uitmaken, vergeten nogal gemakkelijk dat Claus België een “ridicule fictie” vond en het geloof in een Vlaamse culturele identiteit “rechtmatig” noemde. Het verschil tussen Claus en de zogenaamde culturo’s van vandaag is dat Claus kritiek had op de Vlaamse identiteit, terwijl zijn vermeende erfgenamen die Vlaamse identiteitsgedachte als zodanig afwijzen. Dat is op zich hun volste recht, maar hun antinationalisme is intellectueel weinig consequent en politiek-strategisch bovendien een totaal fiasco.’

Verbeelde gemeenschap

Komt dat doordat ‘progressieve kunstenaars en intellectuelen’ van vandaag een specifieke kijk op nationalisme hebben?

‘Marc Reynebeau beïnvloedde het denken in Vlaanderen over de natie heel sterk. Hij, en ook mensen als Lode Wils, Jan Blommaert, Anne Morelli, leunen daarbij aan bij gerenommeerde wetenschappers uit de Angelsaksische wereld. Ze citeren vlot uit de werken van Ernest Gellner, Eric Hobsbawm of Benedict Anderson, maar ze doen dat wel op een selectieve manier en gebruiken vooral de patronen uit de standaardwerken die nuttig zijn voor hun verhaal over de natie als constructie.’

‘Volgens die school denken alle Vlaams-nationalisten nog altijd essentialistisch, dat wil zeggen dat ze die natie zouden zien als iets wat er altijd al was en eeuwige, onveranderlijke kenmerken bezit. Die visie op het Vlaams-nationalisme is achterhaald. Ook Bart De Wever heeft er helemaal geen moeite mee te aanvaarden dat de natie een “verbeelde gemeenschap” is, om het te zeggen met de woorden van Anderson. Toch bestrijden velen het Vlaams-nationalisme alsof het nog altijd zou vastkleven aan het essentialistische verhaal. Een filosoof als Richard Rorty stelt dat in een democratie verschillende verhalen met elkaar moeten botsen, dat je dan een waardevol debat krijgt. Natuurlijk moet er altijd ruimte zijn voor zelfkritiek – hoe meer hoe liever. Maar als schaamte voor de politieke gemeenschap waartoe je behoort, overheerst, dan is dat fnuikend voor het publieke debat. In Vlaanderen is de flamingant doorgaans geen tegenstander, maar een vijand, iemand van lager moreel allooi. Die houding staat een echt debat een democratie waardig in de weg.’

Maakt ‘links’ een verschil tussen Vlaams en Belgisch nationalisme?

‘Marxistisch geïnspireerde mensen hebben het knap lastig met het concept van de natiestaat as such. Eenvoudig voorgesteld was nationalisme volgens de Duitse filosoof Karl Marx een instrument van de bourgeoisie om het proletariaat te onderdrukken – een seculier opium van het volk als je wil. Je hoort dan ook weinig linkse Vlamingen zichzelf belgicist noemen, laat staan Belgisch-nationalist. Ze koketteren louter met een wazige belgitude, die vooral staat voor een bepaald artistiek imago: België als een etalage van surrealisme en absurditeit. In politiek opzicht blijkt de belgitude in het beste geval uit enthousiasme over de staatshuishoudkunde van “loodgieters” als Jean-Luc Dehaene, in het slechtste geval uit het prat gaan op het totaal ontbreken van patriottisme. Dat laatste is volgens mij geen goede zaak omdat het respect voor het politieke bedrijf saboteert en de burger vervreemdt van de parlementaire democratie. Intussen maakt al dat gefulmineer tegen het Vlaams-nationalisme trouwens ook een Belgisch gemeenschapsgevoel ongeloofwaardig.’

‘Wie de binnen-Belgische solidariteit wil redden door de Belgische constructie te behouden – en dat blijft natuurlijk een heel legitiem project – moet met een alternatief verhaal komen en de gemeenschappen met een proces van wederzijdse identificatie bij elkaar brengen. Links verwijt het Vlaams-nationalisme de illusie van een culturele identiteit aan te hangen, maar begrijpt niet waarom die aanpak zo succesvol is en weet niet goed welke grondstroom het zelf zou moeten aanboren om de Vlamingen uit te nodigen tot een eigen project. Om België te redden moet je met een valabel project voor de dag komen dat ook het brede publiek kan aantrekken. Met enkel te schieten op het Vlaams-nationalisme verzeilt die linkerzijde in een vacuüm.’

Kosmopoliet

Verlost Europa ons uit de moeilijke keuze Vlaanderen of België?

‘Ik begrijp mensen als Verhofstadt wel als ze pleiten voor meer Europa of wereldburgerschap omdat de natiestaat, zoals we die nu kennen, niet het krachtigste instrument is om alle problemen op te lossen die de globalisering veroorzaakt. Maar in plaats van dé Vlaams-nationalist of de Vlaming tout court als “tuinkabouter” te beschimpen, zou Verhofstadt hem beter uitnodigen om zich te identificeren met zijn grote Europese verhaal. Dat gebeurt echter op het Europese net zo min als op het Belgische niveau.’

‘Ook een kosmopoliet zou moeten beseffen dat de mens zich niet alleen door het rationele laat leiden, maar ook door emotie, empathie, behoefte om zich te identificeren met een groep, een gemeenschap. Zo’n puur technocratisch Europees project kan geen geestdrift wekken. Het moderne Vlaams-nationalisme heeft wel oog voor die emotie en ontwerpt een identificatietraject dat de basisgrondstof vormt voor een succesvol verhaal. Ondertussen bestrijden zijn tegenstanders een essentialistisch verhaal, terwijl dat eigenlijk al lang niet meer als zodanig wordt gebracht door de meeste Vlaams-nationalisten. De Wever rijdt al lang een modern parcours met een eigentijds nationalisme.’

Kun je het idee België verdedigen als je de natie-idee afwijst?

‘Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, de Verenigde Staten van Amerika, Nederland, Denemarken, noem ze maar op, die landen nodigen uit tot nationale trots en nationaal gebonden burgerschap. België nodigt nauwelijks uit om je een Belgische burger te voelen. Maar als de tegenstanders van het Vlaams-nationalisme België promoten omdat ze trots zijn op het gebrek aan chauvinisme, dan stoot je burgers juist af van het idee België. Als de angst om trots te zijn, de koudwatervrees voor nationaal bewustzijn overheerst, dan haakt het brede publiek af. En hoe ga je dan nog aan de Vlaming uitleggen dat hij zich solidair moet voelen met Wallonië als hij evengoed net zo solidair zou kunnen zijn met pakweg Nederland, Spanje of Angola?’

‘Vlaams-nationalisten proberen vandaag tenminste complexloos Vlaming te zijn. Ik zie eigenlijk weinig uitnodigingen om complexloos Belg te zijn, bijvoorbeeld binnen een meerledige identiteit die Vlaams-Belgisch-Europees is. Het Belgische verhaal kan maar succes hebben als het nadrukkelijk opkomt voor een eigen specifieke Belgische identiteit, die de gemeenschappen kan verenigen. Maar dan kom je natuurlijk wel terecht bij het idee van een collectieve identiteit en dat botst voor velen ter linkerzijde dan weer met de ideologische uitgangspunten die de natie-idee verwerpen.’

‘Daarmee belanden ze natuurlijk in een zeer moeilijke situatie: de critici van het Vlaams-nationalisme moeten toch eens beter naar hun tegenstander kijken en van hen een aantal succesrijke denkpatronen overnemen als ze willen dat meer Vlamingen zich echt aangesproken voelen door het idee België.’

Voetbal

Het moet ook hard zijn voor de linkse culturele elite om te zien dat ze relatief weinig invloed heeft op het brede publiek.

‘Ja, noem de Vlaming dan nog eens neerbuigend fermettevlaming en dan ben je dat brede publiek natuurlijk al helemaal kwijt. Toch worden sommige linkse spraakmakers het niet moe die clichés over de Vlaming te blijven verspreiden. Het regent verwijten als tuinkabouters, SUV-rijders, bruine onderbuik …’

‘Het is nog altijd een voorrecht om een hogere opleiding te kunnen volgen. Mede daardoor kan ik me gemakkelijker kosmopolitisch oriënteren. Wie, door welke omstandigheden ook, het leven meer lokaal invult of zich liever vermaakt met populairdere cultuurvormen, verdient het niet om voortdurend te worden weggezet als een benepen kleinburger. Als België niet meer wil zijn dan een lifestyleproject voor cultureel hoger opgeleiden, zal het de massa nooit aanspreken.’

‘Het moet al die schrijvers en opiniemakers toch een beetje steken dat de gevaarlijkste tegenspeler van Bart De Wever wel eens Vincent Kompany zou kunnen worden. Ik weet niet of de kunst de wereld kan redden, maar de redding van België ligt misschien wel te grijpen op het voetbalveld.’

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties