JavaScript is required for this website to work.
post

Echt groen is centrumrechts groen

Tomas Roggeman31/1/2019Leestijd 5 minuten
Tomas Roggeman pleit voor een gezonde energiemix, met ruimte voor kernenergie.

Tomas Roggeman pleit voor een gezonde energiemix, met ruimte voor kernenergie.

foto © Reporters

Een echt groen beleid laat de linkse dogma’s achterwege, kiest voor technologische innovatie, en is kritisch voor open grenzen, stelt Jong-N-VA-voorzitter Tomas Roggeman.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Sinds jaar en dag worden milieu- en klimaatbewegingen gekaapt door organisaties met een donkerrode agenda: meer belastingen, meer overheidsagentschappen, meer betutteling en minder vrijheid. Met het milieu heeft dat amper nog iets te maken. Deze hypocrisie moet stoppen: wie strijdt voor het milieu, kan onmogelijk strijden tegen vrij ondernemerschap, voor open grenzen of tegen kernenergie. Echte milieubescherming is ecorealistisch.

De agenda van links-groen

Een Brusselse donderdagnamiddag. Een scholierenprotest voor het milieu slingert door de Brusselse straten. Langs het traject staat een dieselcamionette van de FGTB, de Franstalige socialistische vakbond. Van daaruit wordt met slogans opgeroepen om in opstand te komen tegen het kapitalisme, de bron van vervuiling. Een deel van het milieuprotest heeft helemaal niks met het milieu te maken.

Dat geldt ook voor de vermeende politieke vertolking ervan. De partij Groen is niet meer of minder bezig met natuur dan eender welke partij. De politieke thema’s op de groene agenda zijn de strijd tegen een streng migratiebeleid, meer ‘rechtvaardige’ belastingen, extra schuldcreatie en overheidsuitgaven. De links-groene coryfeeën komen veel meer in de media met hun tirades tegen Theo Francken dan met pleidooien voor bos of milieu.

Gestart vanuit nobele bedoelingen, is de strijd voor de natuur ter linkerzijde afgegleden tot een strijd tegen het kapitalisme. Persoonlijke vrijheid is de boosdoener: op reis gaan, met de auto rijden en vlees eten worden tot taboe uitgeroepen. Als het even kan moeten vrije consumptiekeuzes zo veel mogelijk ingeperkt worden. Drijvende kracht is niet langer vraag en aanbod, maar de staat.

Precies in deze vermenging van doelstellingen ligt de oorzaak van het links-groene falen. Want je bouwt geen milieuvriendelijke samenleving op een economisch kerkhof. De bescherming van klimaat en milieu kunnen enkel succesvol zijn wanneer ze gekoppeld worden aan de vrije markteconomie. Een succesvol milieubeleid zal centrumrechts zijn, of het zal niet zijn.

Economie: niet inperken maar ondersteunen

Een rechts-groen, ecorealistisch beleid slaat de brug tussen het leefmilieu en de vrije markt. Alle milieuvriendelijke productieprocessen die vandaag bestaan, van elektrische wagens tot windenergie, zijn het resultaat van vrij ondernemerschap. Dat moet dus niet fiscaal gehinderd maar ondersteund worden. Het innovatiebeleid moet specifiek georiënteerd worden op milieuvriendelijke technologieën. Over alle sectoren heen moet de volgende regering werk maken van een ecotaxshift, waarbij via hogere lasten op vervuiling de loonkosten verlaagd worden.

Dit ecorealistische ondernemerschap wordt letterlijk aangedreven door een gezonde energiemix waarin ook kernenergie een plaats heeft. De linksgroene keuzes voor windenergie maar tegen kernenergie dienen het milieu niet. Kernenergie is net zo klimaatneutraal als windmolenenergie en zonnepanelen, in termen van CO2-uitstoot. Vaak wordt verwezen naar de milieu-impact van uraniumontginning, maar over de verwoestende tropische ontbossing van de staalindustrie achter de windmolenbouw wordt in alle talen gezwegen. De beste keuze voor het milieu is een mix van nucleaire energie en hernieuwbare energiebronnen. Zo zorgen we voor een stabiele energiemarkt, met lagere energieprijzen en een drastisch kleinere impact op het milieu.

Landschap: ecorealistische exploitatie

Wie van Vlaanderen houdt, kan niet anders dan ook van onze natuurgebieden en landschappen houden. Beschermde natuurgebieden moeten ook effectief bescherming genieten. Ons dichtbevolkte Vlaanderen heeft nog slechts een beperkt aantal grote biotopen. Deze zijn het koesteren en beschermen waard. Een uitbouw van deze zones als nationale, Vlaamse parken dient tegelijk de biodiversiteit en het ecotoerisme. Vlaams-nationalisme en natuurbescherming gaan hier hand in hand.

Ook de relatie met de landbouw moet herbekeken worden. Landbouwers worden om de oren geslagen met maatregelen voor biologische productie, perceelsrandbegroeiing enzovoort, die vooral veel papierwerk opleveren maar niets bijdragen aan de biodiversiteit. Links-groene bewegingen staan niet zelden vijandig tegenover de klassieke landbouw, terwijl ook dit een van de belangrijkste bondgenoten is in de strijd voor het behoud van open ruimte. Dat vereist een andere aanpak.

Dat de open ruimte in Vlaanderen onder druk staat, is een open deur. Sinds het jaar 2000 is het bebouwde oppervlak in Vlaanderen met 13,5% gegroeid. Het debat daarover beperkt zich echter zuiver tot bestrijding van de bebouwing zelf, in termen van een betonstop. Zelden of nooit wordt de vraag gesteld naar de oorzaken van die toenemende verharding, omdat deze oorzaken niet passen in het groen-linkse plaatje: stadsvlucht en bevolkingsgroei door immigratie.

Open grenzen of open ruimte?

Het spanningsveld tussen groen en het migratievraagstuk is een toppunt van hypocrisie in de nationale politiek. Volgens links-groene bewegingen moeten de grenzen open voor honderdduizenden mensen, maar over de impact op het ruimtegebruik horen we geen woord. Nochtans is dit bijzonder relevant. Van de 1,1 miljoen inwoners die dit land rijker geworden is van 2000 tot 2017, zijn 823.000 inwoners op conto te schrijven van nettomigratie. Sinds 2000 hebben we dus het equivalent van Gent, Antwerpen en Turnhout samen moeten bijbouwen om nieuwkomers te huisvesten. Dat is geen waardeoordeel maar een vaststelling. Samenlevingsproblemen in onze steden, waarin de falende multicultuur één van de vele componenten vormt, spelen een rol bij de uittocht aan van de gegoede middenklasse richting residentiële buitenwijken en het platteland, waar het ruimtegebruik per gezin gemiddeld groter is.

Bevolkingsgroei is een van de drijvende krachten achter verlies aan natuur in Vlaanderen, en in die bevolkingsgroei is migratie met voorsprong de belangrijkste factor. Dat geen enkele links-groene spreekt over deze inconvenient truth is logisch. Het is objectief onmogelijk om voor natuurbehoud te zijn en tegelijk voor open grenzen. Je kan geen honderdduizenden nieuwe bewoners in een land opnemen zonder bossen te kappen of kouters te verkavelen. Verdichting kan de impact verzachten maar is geen duurzame uitweg. Zelfs al gaat iedereen kleiner wonen, dan nog zal bevolkingsgroei steeds nieuwe woonruimte vereisen en die raakt vroeg of laat op. Dat geldt net zo goed voor radicale utopieën zoals tiny houses, die in de praktijk neerkomen op hervestiging in veredelde woonwagenparken. Als puntje bij paaltje komt, moeten we kiezen tussen open grenzen of open ruimte.

Datzelfde spanningsveld zet zich op andere vlakken door. Als de samenleving slaagt in de grote opdracht van huisvesting van nieuwkomers, moeten deze in het beste geval ook een job vinden. Dat betekent onvermijdelijk het uitbreiden van bedrijventerreinen, vroeg of laat ook ten koste van groene ruimte. Voorstanders van open grenzen die indirect de noodzaak aan grotere jobcreatie aanzwengelen, zijn dan vaak de eersten om te protesteren. Dit leidt ook rechtstreeks tot een toename van verkeer, met meer mensen op het openbaar vervoer maar ook meer auto’s op de weg. Flexibele oplossingen als thuiswerken zijn eindig, net als de uitbreiding van het treinverkeer. Probeer in de Vlaamse ruit maar eens een nieuwe spoorlijn aan te leggen zonder honderden woningen te onteigenen en af te breken.

Ecorealisme

Of het nu gaat over economie, energieproductie of migratie: vele keuzes die links-groene bewegingen en partijen maken, dienen een socialistische visie en conflicteren met de echte belangen van natuur en leefmilieu. Een echt groen beleid laat de linkse dogma’s achterwege en kiest voor technologisch ondernemerschap in plaats van staatsinterventie, fiscale verschuivingen in plaats van belastingverhogingen, een rationele energiemix met nucleaire energie, een appreciatie van de landbouw, een gecontroleerd migratiebeleid in plaats van open grenzen.

Een echt groen beleid is een ecorealistisch beleid.

Tomas Roggeman is voorzitter Jong N-VA.

Commentaren en reacties