JavaScript is required for this website to work.
ONDERWIJS

Forum

Het probleem van anderstalige leerlingen lossen we niet op met middelen van een kwart eeuw geleden

Het Nederlands moet hersteld worden als leidtaal, dit in het belang van àlle leerlingen.

Kimberley Dugardein is directeur van een basisschool in Oostende. Komende verkiezingen is ze kandidaat op de Vlaams Belang-lijst voor het Vlaams Parlement.

20/4/2024Leestijd 4 minuten

Het Nederlands moet hersteld worden als leidtaal, dit in het belang van àlle leerlingen.

Desastreuse PISA- en PIRLS-resultaten, een recordaantal problematische spijbelaars en een piek in het aantal vroegtijdige schoolverlaters. Er passeert geen enkele onderwijsdiscussie waarbij niet wordt gewezen op de impact van het stijgend aantal anderstalige leerlingen in ons onderwijs.

Terecht ook, want het is een van de meest kenmerkende vectoren van verandering in ons onderwijs. Tussen 2009 en 2022 is het percentage kinderen met een andere thuistaal dan het Nederlands gestegen van 12,8 naar 24,3 procent. In absolute cijfers uitgedrukt zijn er in die periode 145.000 anderstalige leerlingen bijgekomen.

Deze cijfers gaan over de bij de inschrijving geregistreerde gegevens, maar dat wil daarom niet zeggen dat Nederlandssprekenden thuis altijd het Nederlands hanteren als exclusieve taal. Dit wordt ook bevestigd door de resultaten van het PIRLS-onderzoek: slechts 52 procent van de tienjarigen sprak thuis altijd Nederlands. In bepaalde scholen zijn klassen met leerlingen van diverse taalachtergronden eerder regel dan uitzondering. Dit weerspiegelt de demografische realiteit en brengt uitdagingen met zich mee.

Toren van Babel

Als directeur van een basisschool in Oostende, met jarenlange ervaring als leerkracht in Brussel, heb ik de meertalige toren van Babel en de impact ervan op de leerprestaties, de manier van lesgeven en de schoolcultuur uitgebreid kunnen ervaren. Dagelijks word ik nog altijd ‑ net zoals vele andere leerkrachten en directies in het ‘superdiverse’ Vlaanderen ‑ geconfronteerd met de weerbarstige werkelijkheid van werken binnen en met een dusdanige talige en culturele diversiteit onder onze leerlingen.

Het zorgtraject dat we op school starten bij de inschrijving van een leerling met een andere thuistaal is veelzijdig en zoveel mogelijk op maat. Deze trajecten lopen uiteen van individuele begeleiding tot deelname aan een zorggroep. Maar de realiteit van het lerarentekort en beperkte middelen maakt dit uitdagend. Vaak belanden deze leerlingen in reguliere klassen, waar de leerkracht zich inspant om hen de nodige zorg te bieden naast twintig andere leerlingen met elk ook hun eigen noden. Het vergt veel van ons lerarenteam om deze kinderen te ondersteunen naast de reguliere leerlingen, en zet onze capaciteit op pedagogisch-didactisch gebied en ook administratief flink onder druk.

Ondersteuning en integratie

In het basisonderwijs is het ondersteuningsmechanisme afgestemd op een model gericht op integratie zoals men dat begin jaren 2000 verstond en wou aanpakken. Basisscholen krijgen voor het aantal anderstalige nieuwkomers een aandeel aanvullende uren die ze naar eigen beschikking kunnen instellen, de zogenaamde SES-uren. Voor anderstaligen die geen recente nieuwkomer zijn, zit er een parameter thuistaal vervat in een bredere berekening aan SES-uren. Helaas zijn al deze uren opgeteld veel te weinig om tegemoet te komen aan de alsmaar complexere en prangende realiteit.

Dit integratiemodel gaat immers uit van een klascontext waarin de grote meerderheid van de leerlingen wel nog vlot het Nederlands hanteert. De veronderstelling is dat de anderstaligen met een uurtje of twee extra begeleiding wel zullen bijgewerkt worden en voor de rest spontaan zullen opgaan in het Nederlandstalige bad van hun medeleerlingen. Dat is in een groot aantal scholen al lang geen realistisch uitgangspunt meer. De huidige demografische realiteit vereist een veel adequater en daadkrachtiger benadering.

Die is broodnodig, want met de huidige regelgeving wordt het voor ons enorm moeilijk om op het einde van de rit alle kinderen startbekwaam te maken voor het secundair onderwijs. Als leerlingen de pure basis van het leren missen, namelijk het Nederlands, is het zelfs zonder lerarentekort met het huidige beleid onmogelijk om die tijdig alle competenties van de eindtermen te doen bemeesteren.

Zorgwekkende ontwikkeling

In slechts zes jaar tijd zagen we in het Vlaams onderwijs dan ook een verdubbeling van het aantal leerlingen dat geen getuigschrift lager onderwijs behaalt. Een zorgwekkende ontwikkeling, waarbij we vaak genoodzaakt zijn leerlingen te adviseren over te stappen naar de B-stroom of een jaar over te doen. Ik merk op dat leerlingen met een andere thuistaal vaak tot deze groep leerlingen behoren. Ze begrijpen vaak de instructietaal niet, geschreven opdrachten zijn moeilijk om uit te voeren en het sociaal contact verloopt moeizaam. Hetgeen ik op school zie, wordt bevestigd door de Vlaamse resultaten in internationaal vergelijkend onderzoek.

Een mogelijke oplossing is het opzetten van taalbadklassen. Onze school biedt al een aparte zorggroep voor taal aan, waar we merken dat leerlingen sneller vooruitgang boeken. Een dergelijk traject zou ideaal zijn voor meer vakgebieden. Door initiatieven zoals deze zien we dat schoolachterstanden sneller ingehaald worden en de integratie vlotter verloopt, wat ook de leerkracht ontlast. De leerkracht creëert hierdoor extra tijd om in te zetten op de noden van alle andere leerlingen, ook de sterkere leerlingen.

Om taalachterstanden vroeg te signaleren, zetten we de zogenaamde ‘KOALA-testen’ in. Maar in tegenstelling tot wat deze in de media gangbare naam doet vermoeden, zijn dit geen bindende testen. Met onze school geven we op basis van de uitslag en het remediëringstraject dan wel een weloverwogen advies, maar we zien dat ouders de adviezen soms vlakaf naast zich neerleggen. Uit ervaring weet ik dat veel anderstalige kleuters thuis weinig in contact komen met het Nederlands, wat vooral na vakantieperioden merkbaar is. Een bindende taaltest zou ouders tonen dat het menens is en hen kunnen motiveren om ook thuis Nederlands te gebruiken als essentieel element om zich ten volle te kunnen ontwikkelen.

Balans

Een hieraan gerelateerd punt van zorg is de aanwezigheid van kleuters op school. Ongeveer 18% van de leerplichtige vijfjarigen is onvoldoende aanwezig, wat vaak leidt tot leerachterstanden. Ouders die “nog even op vakantie” willen voor de overstap naar het lager onderwijs, of onwettige afwezigheden, zijn een uitdaging. Ondanks gesprekken met ouders en interventies van het CLB, lijken de maatregelen vaak ontoereikend. Benaderend werken richting ouders is cruciaal, maar het onderwijs kan niet alles opvangen. Zonder responsabiliserende stok achter de deur, kunnen we enkel gebruikmaken van onze woorden, die helaas bij veel ouders niet lijken aan te komen.

De balans vinden tussen het bevorderen van de Nederlandse taal, evenals het waarborgen van voldoende schoolaanwezigheid vanaf de kleutertijd is complex. Het is van cruciaal belang dat we hier meer belang aan hechten en van ouders eisen dat hun kinderen actief leren. Nu is het moment om in actie te komen en een structureel beleid uit te tekenen dat wel adequaat handelt op basis van de huidige realiteit om terug het Nederlands als leidtaal te herstellen. Ik ben ervan overtuigd dat daadkrachtige maatregelen de trend nog kunnen keren, ten voordele van àlle leerlingen.

Categorieën

Kimberley Dugardein is directeur van een basisschool in Oostende. Komende verkiezingen is ze kandidaat op de Vlaams Belang-lijst voor het Vlaams Parlement.

Commentaren en reacties