Een interessante stem: Ingrid Riocreux
zijn ook bijwoordjes belangrijk?
Taalanalyse valt niet onder het begrip haarkloverij
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIn Frankrijk gebeurt er meer dan bij ons, en soms ontdek je dan een auteur waar je nog nooit van gehoord had. Ingrid Riocreux is zo iemand. Zij haalde een doctorat ès lettres (moderne letteren) aan de Sorbonne, Paris-IV, en is daar vorser. En Riocreux schreef met scherpe pen een boek: La Langue des Médias – Destruction du langage et fabrication du consentement, [De taal der media – Taalafbraak en de fabricatie van instemming] waarin zij het journalistieke taalgebruik onder handen neemt.
Ze heeft behalve die pen, ook een scherpe tong, en ik zag een mooi gesprek met haar op de site Observatoire des Journalistes et de l’Information Médiatique. Hier een fragmentje daaruit, maar de naam van de interviewer heb ik niet gevonden.*
Bijzonder vermakelijk is ook een artikeltje van haar, waarin zij – maar dat moet u zelf eens bekijken – een journaliste van Le Nouvel Observateur, Anne Crignon, van antwoord dient en werkelijk elke zin van haar van alle vlees ontdoet. Een weerwoord van deze madame Crignon is mij niet bekend.
o-o-o-o-o
U spreekt van hakbijlwoorden [mots couperets], bij wat u noemt de sceptici en de foben, wat mag het verschil zijn tussen een foob en een scepticus?
Eigenlijk is het interessante niet zozeer dat men het onderscheid ziet tussen, neem een eurofoob en een euroscepticus – al is het waar dat ik daarover een hele uiteenzetting houd – maar wel dat men precies ziet in welke mate dit valstrikwoorden zijn [mots pièges]. De uitdrukking is van Laurent Fidès. Schokwoorden [mots chocs], met een uitdrukking van Olivier Reboul, maar in elk geval zijn het woorden die in de mond van journalisten helemaal geen plaats kunnen hebben, want het zijn begrippen die slecht definieerbaar zijn, en dat zeg niet ik, dat doet een rapport van de Nationale Adviescommissie voor de Mensenrechten die waarschuwt voor het gebruik ervan. Het is dus een woordgebruik van militanten. Het zijn polemische termen, die bijgevolg niet neutraal zijn.
Tussen de uitdrukkingen zitten er die… we weten allemaal dat taal nooit neutraal is, maar we zien ook het verschijnen van oxymorons, zo spreekt men bijvoorbeeld van ‘gematigde extremisten’.
Ja, dat komt voor in een passage waar ik het meer specifiek heb over een uitdrukking die men in het nieuws vaak hoort: het woord ‘islamist’ namelijk. Het probleem met dat woord is dat het niet een term van specialisten is, het is geen theologenwoord noch een begrip onder islamologen. Het is een term van commentatoren, en dus in het bijzonder van journalisten. En zoals men het verschil tussen islam en islamisme heeft uitgedacht – wat op zich al heel moeilijk te bevatten valt – is men op dezelfde manier begonnen ons te onderhouden over gematigde islamisten, extremistische islamisten of radicale islamisten. Maar een islamist is al een radicale moslim, wat is dan een radicale islamist? Is dat dan een radicaal-radicale moslim? Kijk, u ziet dat men dan accepteert dat de media ons een verhaal voorhouden dat vol zit met totaal ongrijpbare concepten.
Is dat een manier om de werkelijkheid te camoufleren of te verdraaien?
Wel, in dat geval zou je bij de journalist slechte bedoelingen moeten veronderstellen, en ik meen dat in de meeste gevallen hij vooral goed op zijn woorden let omdat hij voortdurend leeft met de gedachte aan de receptie die deze zullen vinden. Dit maakt dat hij heel bang is dat, als hij de zaken op een bepaalde manier vertelt, het publiek dan dingen zal gaan denken… en hij is bang dat we op slechte gedachten konden komen. Hij zal ons dus op de een of andere manier manipuleren, maar altijd met een volkomen gerust geweten, en altijd voor de goede zaak.
Au fond leidt die schrik dat we op slechte gedachten zouden komen er dan toe dat hij niet langer de rol van berichtgever speelt, maar die van opvoeder?
Precies. Dat is wat ik noem het verglijden van de ethiek van het ware, naar een ethiek van het goede. Het komt hierop neer, dat het niet zijn prioriteit is ons feitelijke informatie te verschaffen, maar ons op een bepaalde manier informatie te geven zodat wij vooral geen, zo u wil, slechte interpretatie aan die feiten zouden geven. En dan zitten we volledig in een soort informatiebegrip dat ideologisch van aard is.
Laten we eens een concreet voorbeeld nemen, dat me zeer illustratief lijkt, en het gaat om een recent verhaal, want nog van september 2015 op France Inter meen ik. Het gaat om de kwestie van de vluchtelingen. ‘Het fantasma van de terroristische infiltratie’, dat was meen ik de eerste titel van de journaliste. En dan vervolgens kwam er mondjesmaat een semantische verschuiving, men wilde terugkrabbelen, maar niet helemaal. Kunt u ons deze zaak wat meer gedetailleerd uit de doeken doen?
Géraldine Hallot heeft inderdaad op de site van France Inter een artikel geplaatst met als titel «Réfugiés, le fantasme de l’infiltration terroriste», en in een inleidend stukje legt zij uit dat het nergens voor nodig is om bang te zijn voor terroristische infiltratie bij de vluchtelingen. Zij schrijft een zin van deze strekking: ‘Moeten we vrezen voor terroristische infiltratie? Neen, en we vertellen u meteen waarom niet.’ En dan bleek, na de aanslagen van 13 november, dat enkelen van de terroristen ‘gebruik hadden gemaakt van de vluchtelingenroute’, zoals men dat op de radio pudiek zegt. En vervolgens heeft de redactie van France Inter – met of zonder toestemming van Géraldine Hallot, dat vernemen we niet – de titel van het artikel gewijzigd en de inleidende kop geherformuleerd, en zo werd die ‘Terroristen tussen de migranten?’ mét vraagteken. Klaar. En dat ‘moeten we vrezen voor terroristische infiltratie? Neen, en we vertellen u meteen waarom niet’ is compleet verdwenen. En het zijn dan de sites van de reïnformatiesfeer zoals men zegt, die dat artikel opgespit hebben. Maar wat er daarna gebeurde is heel interessant, namelijk de manier waarop de journalisten deze affaire compleet weer begraven hebben. Ik citeer de ochtenduitzending van France Info, waar Christian Estrosi de omwerking van het artikel aan de kaak stelde voor de microfoon van Fabienne Sintes, die hem onmiddellijk onderbreekt – we zitten op France Info welteverstaan – en hem zegt: ‘Dat zult u met France Inter moeten uitklaren, en onze vrienden van France Inter blijven onze vrienden van France Inter.’ Alleen, Géraldine Hallot zit ook op France Info, op zich al gênant genoeg, maar men ziet duidelijk dat er geen sprake van kan zijn een debat over journalistieke ethiek aan te gaan. De deontologische kant van deze zaak, die een debat had kunnen opleveren, voor schandaal had kunnen zorgen en terecht zelfs bij de andere journalisten …daarover mocht niet gepraat worden.
In zekere zin, en in dit duidelijke geval zeker, zou men kunnen spreken van journalisten als manipulators, maar zijn de journalisten niet de eersten die gemanipuleerd worden?
Zeker, en Pierre Bourdieu zei dat al. In het zeer interessante essay Sur la télévision zegt hij dat hoe meer je het verhaal van journalisten bestudeert, hoe meer je begint te beseffen dat als ze manipuleren, ze dat eerst en vooral doen omdat ze gemanipuleerd worden. En net daarom maak ik een duidelijk onderscheid tussen de manipulatie, en de oriëntatie van een discours. Wat ik zeg is dat het gevaarlijkste in hun discours niet de meest karikaturale voorbeelden zijn, al geef ik er veel in mijn boek. Het zijn de kleine details, en daar geef ik ook veel voorbeelden van. Men raakt bijvoorbeeld gewoon aan berichten van dit slag: ‘Dit of dat land past nog de doodstraf toe’. Maar dat kleine ‘nog’ getuigt meteen van een ideologische oriëntatie, en zelfs van een zienswijze, van een geloof in een vooraf geschreven richting in de geschiedenis. Dus dit soort van kleine bijwoordjes mogen wij niet als neutraal aanvaarden, ziet u. Het zijn dus al die kleine details, formuleringen, manieren van zeggen, herformuleringen ook, waarop we altijd heel nauwkeurig moeten letten om ons niet te laten oriënteren door een oriënterend discours.
__________
* noot van 5 augustus: vandaag lieten de mensen van OJIM me weten dat het hun voorzitter Claude Chollet was.
Categorieën |
---|
Marc Vanfraechem (1946) werkte voor Klara (VRT-radio); vertaler, blogger http://victacausa.blogspot.com sinds 2003. Hij schrijft het liefst, en dus meestal, artikels met daarin verwerkt vertaalde citaten van oude auteurs, die hem plots heel actueel lijken.
Bestuurlijke nalatigheden die rampen erger maken dan ze hadden moeten zijn… dat soort zaken kwam al voor in de vierde eeuw voor Christus.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.