JavaScript is required for this website to work.
Media

Een journalist die altijd gelijk moet hebben, was beter pastoor geweest

Steven Vandenborre5/12/2018Leestijd 5 minuten
Dit is een priester met een bijbel. Niet de hoofdredacteur van De Standaard met
het exemplaar van morgenvroeg.

Dit is een priester met een bijbel. Niet de hoofdredacteur van De Standaard met het exemplaar van morgenvroeg.

foto © Reporters / Universal Image Group

Is het al kommer en kwel bij de mainstream media? Mag een krant nooit fouten maken? En mag ze die dan achteraf niet erkennen en rechtzetten?

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

‘Voor haar eeuwfeest pakt de Standaard uit met een radioreclame die de essentie van goede journalistiek beschrijft.’

De Standaard viert feest. Dat is terecht. Het is geen kleine prestatie om al honderd jaar een toonaangevende speler te zijn in het Vlaamse krantenlandschap, weliswaar met de nodige hobbels langs het parcours. De grafrede voor de krant lag verschillende keren klaar, maar ze werd nooit uitgesproken. Haar vermogen om zichzelf heruit te vinden heeft dit eeuwfeest mogelijk gemaakt. De eerste wereldoorlog, de machtsstrijd tussen radicale en gematigde Vlaamsgezinden tijdens het interbellum, de aangebrande rol tijdens de tweede wereldoorlog, het faillissement in 1976, de digitalisering,… Aan struikelblokken was er geen gebrek, maar de krant wist telkens terug recht te krabbelen of het struikelblok soms zelfs in een opportuniteit om te zetten.

De Waarheid

Enige luister is dan ook geheel op zijn plaats, met de nodige zelfrelativering en -kritiek. Als kwaliteitskrant (en ik gebruik het woord hier zonder aarzeling) moet De Standaard kwaliteitsvolle journalistiek nastreven, maar dat streven zal nooit af zijn. En nu ga  ik even de theoretische toer op. Het is eigen aan het journalistieke métier dat de tijd on hold gezet wordt bij het opstellen van een artikel of het drukken van een krant. Weinig gebeurtenissen worden enkel bepaald door wat eraan voorafgaat en niet door wat erop volgt. Dat maakt dat een krant soms berichten publiceert waarvan het werkelijke belang pas later bekend raakt (Rosa Parks!) of die eenvoudigweg fout blijken te zijn (diesel!).

Dat is sneu, maar niet problematisch. Als ik de Waarheid wil kennen, dan zal ik wel de Bijbel, de Koran of een ander heilig boek lezen. Wat ik wil lezen, is een krant die mij de stand van zaken in Vlaanderen, België en de wereld meegeeft. Op basis van feiten, met een toekomstperspectief en begeleid door opinies die duidelijk zo gelabeld zijn. Ik wil geprikkeld worden om over sommige onderwerpen meer te lezen en over sommige onderwerpen mijn zekerheden los te laten (de laatste tijd is kernenergie voor mij bijvoorbeeld een toppertje in dat genre). Daarbij aanvaard ik graag dat (objectieve) redactionele keuzes gemaakt moeten worden en dat die soms fout kunnen zijn. Zolang die fouten achteraf maar rechtgezet worden en eruit geleerd wordt. Niet onredelijk, me dunkt.

Smeuïge Sanctorum-schets

Johan Sanctorum, de auteur van het artikel ‘Het “voortschrijdend inzicht” van De Standaard, loopt niet hoog op met die krant. In een smeuïge schets krijg ik alle ruimte om te twijfelen aan dat stelletje post-68-intellectuelen die een vergaarbak van mainstream-standpunten en inzichten draaiende houden. En mocht je die gladde media die aanleunen bij een modieus centrumlinks discours proberen diets te maken dat ze niets meer zijn dan marchands van een dagelijkse vracht bedrukt papier die het uitstekend doet in de kachel, ze zouden je nog paternalistisch om de oren durven te slaan met dure woorden als ‘voortschrijdend inzicht’. O ja, natuurlijk vanuit een bubbel van het grote gelijk.

Een eerste gedachte die me hierbij te binnen schiet is dat dat grote gelijk  toch een optelsom moet zijn van diverse kleine gelijkjes, wanneer ik even de lijst met columnisten van deze krant monster. Van Mia Doornaert tot Dalilla Hermans, van Filip Joos tot Niall Ferguson… Maar vroeger ook onder andere Theodore Dalrymple en Rik Torfs. En Saskia De Coster en de betreurde Luc De Vos. Er bestaan bubbels waar de pensée een stuk meer unique is.

Mijn verlanglijstje

U zal mij niet horen zeggen dat De Standaard gearriveerd is in het walhalla der smetteloze kranten. We moeten niet naïef zijn en denken dat krantenredacties meer tijd en middelen zullen krijgen om dossiers uit te spitten. Toch geef ik graag een verlanglijstje door. Er mag gerust nog wat meer onderzoeksjournalistiek (de leaks-dossiers zijn een goede stap), buitenlandberichtgeving, longreads en controverse gebracht worden. Van voorgekauwde quotes uit perscommuniqués, fait divers en lifestyle mag het soms iets minder zijn.

Het evenwicht dat daar gevonden moet worden, hangt af van de onafhankelijkheid en bekwaamheid van de redactie, veel minder van het businessmodel. In tegenstelling tot Johan Sanctorum, vind ik niet dat een commercieel model per se slechter of beter is dan subsidiëring of crowdfunding. Ik grijp hier wel graag de gelegenheid aan om de nieuwe media, de blogosfeer en webmagazines zoals Doorbraak.be en Apache.be te verwelkomen als een verrijking voor het nieuwslandschap.

Heb ik De Standaard dan te veel krediet gegeven als abonnee? Is het lezen ervan dan zo’n nutteloze bezigheid, zoals de ondertitel van het artikel suggereert? Wel, ik ben opgelucht na het lezen van het artikel. Ik kan mijn krant blijven lezen in de overtuiging dat dit mij niet enkel plezier verschaft, maar  ook nuttig is. Vele punten van kritiek door Johan Sanctorum voelen zelfs vreemd aan, want daar zie ik dikwijls net een journalistieke kwaliteit in. Ik denk er wel een en ander uit geleerd te hebben over het waarom van de bestempeling van mainstream kranten als vooringenomen  en storend.

Quasi-ontmaskering

De lezer wordt op sleeptouw genomen bij een quasi-ontmaskering van hoe de krant te werk gaat. De werking van het ‘voortschrijdend inzicht’, via de analyse van drie reclameclips die momenteel op Radio 1 gespeeld worden.

De radioclip over Het verdriet van België van Hugo Claus, ooit afgemaakt door de cultuurredactie van De Standaard als onleesbaar, wordt snel afgehaspeld. Daar valt ook weinig over te zeggen, het onderwerp is niet bijzonder beladen. Dan is de beschouwing over de tweede radioclip een stuk interessanter. Het woord ‘neger’, in 1962 nog een onderdeel van het journalistieke taalgebruik, wordt niet meer gebruikt, zo meldt de stem in de radioclip, onder het motto ‘Schrap die taal, en we veranderen de geschiedenis.’.

Schande, spreekt Johan Sanctorum ervan. Over het zwaar beladen woord ‘neger’ kan ik kort zijn: ook op Doorbraak.be wordt het woord door geen enkele van de auteurs nog gebruikt, tenzij wanneer het gebruik van het woord zelf het onderwerp van het artikel is. Politiek correct? En bij  het veranderen van de geschiedenis heb ik heus niet de indruk dat men deze wil herschrijven, wel lijkt men ze te willen ontdoen van niet-neutrale terminologie. Is dat zorgwekkend?

Radioclip nummer drie, over het eens ‘promoten’ door de Standaard van diesel,  brengt het volgende inzicht: ‘We werden argwanend en zijn dieper gaan graven’. Dan denk ik: zo moet het zijn, dat is goede journalistiek. Streven naar accurate berichtgeving betekent ook het bijstellen van berichtgeving wanneer die fout blijkt te zijn. En dat mag naar mijn mening gaan via nieuwsgaring, bijvoorbeeld vanuit de wetenschap. Johan Sanctorum ziet het anders. Als men er lange tijd naast zat, dan past geen ‘Sorry, volgende keer beter, maar blijf alvast onze krant kopen’. Een krant stelt zijn berichtgeving dus beter niet bij. Je zou bijna denken dat hier gepleit wordt voor de bubbel van het grote gelijk. Maar elders in het artikel werd de Standaard er net van beschuldigd te schrijven vanuit een bubbel van het grote gelijk. Verwarrend.

De Standaard, als het symbool van de Vlaamse geschreven pers, wordt door Johan Sanctorum dus bekritiseerd:

  • wanneer de krant een niet-neutrale term (‘neger’) uit haar taal weert, omdat dit de laakbare toepassing van een politiek-correcte code zou zijn;
  • wanneer de krant iets zou doen (‘levend in een bubbel bubbel van het grote gelijk) én ook wanneer ze exact het tegenovergestelde doet (toegeven dat ze geen gelijk had);
  • wanneer de krant zich voor haar berichtgeving onder andere baseert op informatie die ze ontvangt van specialisten.

 

De brandende actualiteit

Er kan vast een stevige boom opgezet worden over wat mainstream kranten vandaag zijn en wat ze zouden moeten zijn. Voor mijn part bepaalt ieder voor zich daarna of die boom in het papier van de mainstream krant moet verdwijnen of niet, maar de quasi-ontmaskering op basis van de radioclips  door Johan Sanctorum loopt mank. Zeker omdat hij het lezen van de krant meteen rechttoe rechtaan als een nutteloze bezigheid bestempelt.

Een voorzichtige conclusie: Johan Sanctorum lijkt te worstelen met de confrontatie tussen de eigen (vaak boeiende) activistische schrijfsels, die onvermijdelijk informatie kadreren, en de schrijfsels uit De Standaard, die de informatie buiten een dergelijke kadrering trachten te houden. Maar ik  laat het ‘voortschrijdend inzicht’ alle kansen.

Ten slotte geeft Johan Sanctorum nog de raad om het hoge calorische vermogen van de krant indachtig te zijn, alluderend op het potentieel om de kachel ermee aan te steken. Ik volg die raad graag op. Ik zal de brandende actualiteit eerst doornemen, waarna ik de krant misschien zal opstoken in de houtkachel. Met overtuiging zal ik dat laatste ook laten afhangen van een kritische lezing van wat onder andere De Standaard schrijft over de milieu-impact van houtkachels.

Steven Vandenborre (1979) is jurist van opleiding. Toch streeft ook hij naar een rechtvaardige en leefbare wereld. Als voormalig voetballer bewondert hij spelers die zowel links als rechts uit de voeten kunnen. Hij gaat al lang niet meer naar heilige huisjes, hij ziet ze ook liever niet opduiken in discussies.

Commentaren en reacties