Cultuurmarxisme is geen complottheorie
Maar daarom is het nog geen goede theorie
foto ©
Bepaalde conservatieve denkers roepen graag ‘cultuurmarxisme’ als hen iets niet aanstaat. Maar is het echt zo’n perfide complot als ze denken?
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementMet een uitwaaierend schrijfstuk, Cultuurmarxisme een complottheorie?, maakte Sid Lukassen enige tijd geleden op Doorbraak brandhout van de these dat cultuurmarxisme een rechts hersenspinsel zou zijn. Hij ontwaart een zoveelste bewijs in het boek The Critique of Domination. The Origins and Development of Critical Theory, geschreven door de Amerikaanse linkse academicus en schrijver Trent Schroyer. Je hoort Lukkassens eureka galmen tot diep in Vlaanderen.
De openingszet van deze bestrijder van het cultuurmarxisme staat te lezen in het onderschrift en stelt teleur: ‘Links gebruikt de term zélf’. Correctie: Trent Schroyer gebruikt de term zelf. De rest is, in logicatermen, een overhaaste generalisatie.
Wezen van de complottheorie
De Gentse moraalfilosoof Brecht Decoene schreef in 2016 een verhelderend boek, Achterdocht tussen feit en fictie. Kritisch omgaan met complottheorieën. Daarin karakteriseert hij een complottheorie als volgt:
1. Er is kwaadaardige opzet, dat op geheime en illegale wijze uitgevoerd wordt;
2. Ze gaat uit van zwak, tegenstrijdig of zelfs onbestaand bewijsmateriaal;
3. De samenzweerders worden verondersteld hypercompetent te zijn;
4. Ze is niet-falsifieerbaar;
5. Ze is in vrije, democratische samenlevingen vaak gericht tegen een elite.
Het door Lukkassen geportretteerde cultuurmarxisme beantwoordt aan een aantal van deze kenmerken, maar er is geen honderd procent match. In de verwoede poging om uit dat dubieuze vaarwater weg te blijven, vliegen de contradicties ons om de oren. Dat het niet om een complottheorie gaat, maakt van de theorie beslist nog geen goede theorie. Deze elitaire oefening is leuk voor de eigen schare. Ze ziet echter niet om naar de meest kwetsbaren in de samenleving.
Antonio Gramsci, Karl Korsch en Georges Lukács zijn de geestelijke vaders van de befaamde ‘Lange Mars door de Instituties’. Dat is een gedocumenteerde theorie, weliswaar met een praktisch plan dat iets weg heeft van een complot. Wie propageert dat dit praktische plan daadwerkelijk het zogenaamde linkse kamp inspireert of indoctrineert, moet daarvoor bewijzen aandragen. Dat zijn de rationele spelregels.
Technologisch-wetenschappelijke machtsstructuren
Mijn persoonlijke drijfveren, voor de rest irrelevant, zijn mee ingegeven door aandacht voor underdogs en kwetsbare groepen. Dat maakt mij in conservatieve ogen tot een linkse en naïeve deugpronker. Volgens Lukkassen is dat niet onschuldig. Ik neem onbewust deel aan een wereldcomplot tegen de technologisch-wetenschappelijke machtsstructuren.
Die machtsstructuren vereenzelvigen met het technologisch-wetenschappelijke is een geslepen zet. Zo wordt een criticus van de macht automatisch een criticus van de wetenschap. Nochtans: maatschappelijke machtsstructuren kunnen technologische vooruitgang omarmen en rationele beslissingen nastreven. Zelf zijn ze evenwel noch technologisch, noch wetenschappelijk an sich. Het zijn menselijke constructies. Om die laatste reden is ook de doorwerking ervan in de praktijk onderhevig aan Elsschots fameuze dichtregel: ‘Tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren’.
Eendimensionale mens
In de ogen van de strijders tegen het cultuurmarxisme behoor ik tot het kanonnenvlees, niet langer in staat om zelf na te denken. Nog volgens Lukkassen ben ik daarom een hapklare brok voor het libido, dat mijn bevrijding zou betekenen.
De ‘eendimensionale mens’ van Marcuse, dit is zijn kritiek op de vervreemde burger binnen het kapitalisme, wordt zo als het ware gespiegeld op de cultuurmarxistische onderworpene. Die wordt al even eendimensionaal weergegeven, als een homp instincten. Zoveel mensenkennis heeft de Verlichting ons dus opgeleverd – de mens is een potentiële vrijdenker. Tenzij hij het verkeerde denkt: dan is hij een vat vol driften. Erg rationeel is dat allemaal niet.
Duurzaam paradigma
Hoe kan zo’n omvangrijk gezelschap, dat door conservatieve denkers gemakshalve vaak links genoemd wordt, in weerwil van zijn heel uiteenlopende drijfveren toch onbewust met het cultuurmarxistische denken besmet raken? In die vraag rijden zelfs de meest virulente bestrijders van dat cultuurmarxisme zich vast in vaagheden.
De Nederlandse rechtsgeleerde en filosoof Paul Cliteur, bijvoorbeeld, heeft het over een ‘duurzaam paradigma dat zich via netwerking, sociale druk en soms regelrechte chantage of dreiging met broodroof reproduceert’. Dat dit allemaal instrumenten zijn om aan machtsuitbreiding of -behoud te doen, is één ding, maar ze kleven niet aan het cultuurmarxisme. Al wie een beetje machiavellistisch ingesteld is, kan zich erop beroepen, ongeacht zijn overtuiging. Of ook Donald Trump zou een cultuurmarxist moeten zijn.
Schaal van Decoene
Hoe verhoudt wat voorafgaat zich tegenover de reeds vermelde ‘schaal van Decoene’, de vijf kenmerken die het label complottheorie maken of kraken? Het intellectuele gechicaneer van Cliteur om het onbewezen geloofwaardig te maken, beantwoordt alvast aan één van de kenmerken: er is geen bewijs.
Cliteur ligt ook niet wakker van de niet-falsifieerbaarheid van zijn cultuurmarxistische sfeerschepping. De provocerende vraag of er dan in een bunker wordt beraadslaagd door topintellectuelen over de stilzwijgende putsch op de instellingen wimpelt hij losjes af: ‘Natuurlijk niet, zegt Paul Cliteur, het is veel erger dan dat, want dan konden we het ding makkelijk oprollen.’, waarna hij met zijn ongrijpbare ‘duurzaam paradigma’ op de proppen komt.
Een derde kenmerk is het bestaan van kwaadaardig opzet, dat op geheime en illegale wijze bedreven wordt. Het is evenwel twijfelachtig of Cliteurs ‘duurzaam paradigma’ kwaadaardig opzet impliceert. Er zijn een aantal filosofen die een onverholen strategie uitgetekend hebben (de Lange Mars door de Instituties), maar achter de besmetting van de linkse kudde zitten blijkbaar onbestemde processen. Dat valt moeilijk te rijmen met (individueel) kwaad opzet. Afwezige samenzweerders kunnen niet hypercompetent zijn, dus dat kenmerk is evenmin voorhanden.
Voor de volledigheid geef ik nog mee dat het vijfde (softe) kenmerk, dat een complottheorie vaak tegen de elite gericht is, ook ingelost lijkt te zijn.
Streep door de rekening
Het cultuurmarxisme als linkse motor is dus geen complottheorie. Schrijven in zijn mooiste vorm is een leerproces, want mijn aanvankelijke overtuiging was dat het er wel een was. Dat maakt er evenwel nog geen goede theorie van. Daarvoor is er te nadrukkelijk toegeschreven naar het Grote Verhaal.
Vele filosofen willen het Grote Verhaal schrijven, zelfs als dat de kleine verhalen vermorzelt. Nietsontziende denklijnen die zich laten vertalen in knallende statements om de ideologische vijand de verschroeide aarde na te laten: de redelijkheid is vaak het eerste slachtoffer van dat streven.
Lukkassen moffelt alle individuen en bewegingen die opkomen voor minderheidsrechten of rechten voor de zwakkeren weg onder het versleten deken van het cultuurmarxisme. Het cultuurmarxisme ‘is een eigen leven gaan leiden, als een serie denkbeelden over underdogs en een politieke lobby rond “kwetsbare groepen”’, aldus Lukkassen.
Dat is een kwalijke zaak, om twee redenen: het doet tekort aan mensen die zich in de samenleving inzetten voor kwetsbare groepen en aan het probleem van die kwetsbare groepen zélf.
Cordon intellectuel
Enkelingen zullen inderdaad vanuit cultuurmarxistische aspiraties handelen. Maar anderen doen het uit idealisme, uit solidariteit, door persoonlijke ervaringen, uit escapisme, om ergens bij te horen… Deze myriade aan drijfveren in één armbeweging van tafel vegen als indoctrinatie, zonder argumenten, is niet minder dan een cordon intellectuel: een flauw voorwendsel om niet op de argumenten van de gesprekspartner te moeten ingaan. Zowat de evenknie van iedereen die conservatief denkt hitleriaanse of fascistische aspiraties toedichten.
Door de problemen niet te benoemen, verdwijnen ze niet. Men kan gevoelig zijn voor minderheidsrechten of rechten voor zwakkeren, of niet. Wie daar niet gevoelig voor is, hoedt zich er toch beter voor om het precaire karakter van die rechten te geringschatten. Rechten en macht wekken namelijk een spanningsveld op. Wie erop toeziet dat binnen dat spanningsveld niet telkens kwetsbare groepen de pineut zijn, speelt een cruciale rol binnen de liberale democratie. Een rol die uiteraard aan checks and balances onderhevig is. Met een flinterdunne cultuurmarxistische theorie word je binnen dat verantwoordingsproces niet au sérieux genomen. Daarmee scoor je beter in een illiberale democratie zoals het Hongarije van Orban.
Gereedschapskist
Om de spreidstand tussen het Grote Verhaal en de kleine verhalen te verdonkeremanen, ziet de anticultuurmarxist zich meer dan eens genoodzaakt om te putten uit de gereedschapskist van zijn opponent. Dat wil zeggen: het vermeende antiliberale, antirationalistische en antikapitalistische cultuurmarxistische discours wordt gecounterd met standpunten van gelijkaardige makelij.
Antiliberaal? Dat is een vreemd verwijt wanneer een rist bewegingen die net op de barricades staat voor de vrijheid van het individu, voor burgerrechten en gelijke kansen voor iedereen, door de modder gesleept wordt als cultuurmarxistische samenzweerders. Zeker wanneer dat verwijt uit de pen vloeit van denkers die traditioneel geen hoge pet op hebben van de werking van ons rechtssysteem, dat institutioneel garant zou moeten staan voor het genieten van deze vrijheid.
Of nog: antirationalistisch. Burgerrechten en gelijke kansen vergen een permanente waakzaamheid, aangezien het genot ervan bepaald wordt door feilbare structuren en mensen.
De omvang van de uitdaging en de aard van het maatschappelijke antwoord is het voorwerp van een democratisch debat, binnen de contouren van ons rechtssysteem. Wetenschappers en universiteiten faciliteren dat debat met cijfers en inzichten. Wie hun inbreng onderbouwd kritisch benadert, staat nog altijd met beide voeten in het Verlichtingsdenken. Wie bij onwelgevallige standpunten evenwel steevast tekeer gaat tegen ‘de wetenschap’ of ‘het journaille’, kan bezwaarlijk zelf rationalistisch genoemd worden. De voorbeelden zijn legio. Zo schreef Lukkassen in een vorig stuk nog ‘dat we alle universitaire docenten – of zeg maar 99 procent (Maarten Boudry mag nog wel blijven) – beter direct ontslaan.’
Rationalisering vs. Avondland
Een mens vraagt zich af hoe deze kennelijke ode aan de maatschappij waarop de cultuurmarxisten het gemunt hebben, in lijn met Webers rationalisering, kan sporen met Spenglers Avondland dat niet ophoudt ten onder te gaan. Want ook dat is een krachtlijn binnen het denken van deze conservatieve filosofen.
Het gaat dus goed met onze Europese beschaving of het gaat er slecht mee, al naargelang het past in het eigen Grote Verhaal. Als dat ten koste gaat van de kwetsbaren in onze samenleving, dan is men blijkbaar bereid om de bluts met de buil te nemen. Nooit gedacht dat conservatieve denkers zo elitair de wet van de sterkste konden verheerlijken.
Tags |
---|
Steven Vandenborre (°1979) is jurist van opleiding. Toch streeft ook hij naar een rechtvaardige en leefbare wereld. Als voormalig voetballer bewondert hij spelers die zowel links als rechts uit de voeten kunnen. Hij gaat al lang niet meer naar heilige huisjes, hij ziet ze ook liever niet opduiken in discussies.
Welk facet van de kolonisatie van Congo ook belicht wordt: België draagt een verpletterende verantwoordelijkheid.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.