Forum
Een pleidooi voor de mensen
Mark Elchardus: ‘Veel van het klagen dat we horen, komt van een relatief kleine groep professionele, gesubsidieerde klagers.’
—
Mark Elchardus is socioloog, auteur en emeritus hoogleraar aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB).
De werkzaamheidsgraad van mensen tussen 55 en 64 jaar is fors gestegen.
foto © Belga Image
Mark Elchardus: ‘Veel van het klagen dat we horen, komt van een relatief kleine groep professionele, gesubsidieerde klagers.’
Ik las het op 3 december in De Morgen: ‘We verdienen allemaal meer, maar zijn minder tevreden’. ‘Die malcontente mensen en kiezers toch’, dacht ik, ‘en maar klagen.’
Sommige politici hebben het nu echt wel gehad met hen. Democratie, zo besluiten zij, zou makkelijker zijn zonder kiezers. Die eeuwig ontevredenen verwarren de overheid met een winkel waar alles gratis is. Zij verleren het om voor zichzelf te zorgen, worden almaar minder zelfredzaam.
In feite vallen ze best mee, de mensen en de kiezers.
Liever zelfredzaam
Kijk naar de meest recente parlementsverkiezingen. De Parti Socialiste specialiseert zich in cliëntelisme: een gulle verzorgingsstaat, gemakkelijke toegang tot langdurig ziekteverlof, ruime toegang tot het leefloon en andere voordelen, zwak toezicht op zwartwerk en zwakke stimuli om regulier werk te zoeken en te houden. De partij creëert op die manier een afhankelijk cliënteel dat uit zelfbehoud wel voor haar moet stemmen.
Maar wat gebeurde er? Veel Walen stemden tegen dat systeem en de PS kreeg een flinke dreun. Liever zelfredzaam dan op die manier afhankelijk, oordeelden veel kiezers. In Vlaanderen vond iets gelijkaardig plaats. Vele Vlamingen stemden tegen kwistige beloftes. De Wever dankt zijn verkiezingsoverwinning dan ook niet aan beloftes, tenzij aan die ene belofte zich hard in te zetten om te besparen, om de tering naar de nering te zetten.
Geen gemakkelijk leven
Ze steken de handen uit de mouwen, worden almaar meer zelfredzaam, de mensen. Een goede indicator is uit werken gaan. Vroeg op tram, trein, bus of in de auto, niet ‘op de ziekenkas staan’, niet werkloos zijn, geen leefloon vragen, niet thuiszitten.
In Vlaanderen werkte in 1999 67 procent van de 20- tot 64-jarigen, vandaag 77 procent. De werkzaamheidsgraad van Belgische vrouwen steeg van 49 procent in 1993 naar 68 procent in 2022; die van mensen tussen 55 en 64 jaar oud van 23 procent in 1993 naar 57 procent in 2022. De stijgende werkzaamheid van vrouwen betekent in de meeste gevallen dat het gaat om gezinnen van tweeverdieners, vaak met kinderen. Geen gemakkelijk leven is dat, die combinatie van veeleisende jobs en veeleisende kinderen.
De werkzaamheidsgraad van mensen boven de 55 is, toegegeven, niet spectaculair hoog, maar zij komen van ver. Niet omdat zij vroeger gemakzuchtig waren, maar omdat iemand bij de ene of andere vakbond geloofde dat als mensen boven de 55 niet meer zouden werken er meer werk zou zijn voor jonge mensen. Economisch krom denken, het omgekeerde is uiteraard waar. Maar dat verhinderde de vakbonden niet om met onverhuld agism te stellen dat de ‘ouderen’ maar snel plaats moesten ruimen voor de ‘jongeren’.
Toen aan die onzin paal en perk werd gesteld, zijn de mensen van boven de 55 snel in grotere mate gaan werken, ook al moesten zij de inmiddels gesmede pensioenplannen uitstellen.
‘Vroeger was het beter’
Uiteraard… Als niet werken even aantrekkelijk of aantrekkelijker wordt gemaakt dan werken, waarom zou men dan gaan werken? Als de werkzaamheidsgraad in Brussel en Wallonië veel lager ligt dan in Vlaanderen, heeft dat weinig met de gemakzucht van de Walen te maken, maar alles met verkeerd beleid: een zogezegd linkse partij voor welke links een zodanig verschrompeld begrip is geworden dat het gelijk staat aan het scheppen van afhankelijkheid waarop dan met steun-in-ruil-voor-stem kan worden ingespeeld. Dat stuit almaar meer op verontwaardiging. Almaar minder kiezers lusten dat.
Daarenboven kan men de vraag stellen of een gebeurlijk klagen onterecht zou zijn. Als we de driekwart eeuw volgend op het einde van de Tweede Wereldoorlog als één geheel beschouwen, dan hebben we het nooit beter gehad. Maar mensen waarvan het gros van het leven zich afspeelt in de tweede helft van die periode, tussen 1980 en nu, hebben wel wat reden tot klagen, zeker als zij de vooruitgang in hun leven vergelijken met die geboekt door hun ouders en grootouders.
Tussen het einde van de Tweede Wereldoorlog en het midden van de jaren zeventig beleefden we een periode van spectaculaire toename van de productiviteit en de welvaart. Die toename werd verstandig aangewend, deels voor het verhogen van de levensstandaard, deels voor investeringen in de toekomst, in competentieverwerving, democratisering van het onderwijs, verbeteren van de volksgezondheid, technologische vooruitgang en infrastructuur. Tezelfdertijd werd de overheidsschuld afgebouwd. Tussen 1950 en 1975 daalde de schuldratio (overheidsschuld ten opzichte van bbp) van iets boven tot iets onder de 60 procent.
Vergeleken daarmee was de periode tussen midden jaren zeventig en vandaag schabouwelijk. Lage en afnemende productiviteitsgroei, welvaartstoename in grote mate steunend op de import van goedkope Chinese producten, de-industrialisering, oplopen van technologische achterstand, belabberde infrastructuur, exploderend schuldratio van 57 procent in 1975 naar 107 procent vandaag. Wie op de periode van voor het midden van de jaren zeventig kan terugblikken, mag gerust ‘vroeger was het beter’ zeggen. Voor zover ik me herinner was zelfs het weer toen beter.
‘Discipline’ of ‘klasmanagement’?
Tussen 1960 en 1970 was gemiddeld twee derde van de bevolking eigenaar van de woning waarin zij woonden. Tussen 2010 en 2020 was dat nog 57 procent. Voor jonge mensen wordt huiseigendom moeilijk. Wat niet verhindert dat we vrolijk verder gaan met een migratiebeleid dat maakt dat er elk jaar een middelgrote stad van ongeveer 50.000 mensen bijkomt.
Er is de laatste decennia een gestage en sterke toename van het aantal kinderen dat naar het buitengewoon onderwijs gaat, in het gewone onderwijs niet verder kan. De competentie van jonge mensen daalt zienderogen. Een groot aantal jonge, beginnende leerkrachten ontvlucht het onderwijs, niet omdat ze geen les zouden kunnen geven, maar omdat het bewaren van discipline in de klas onmogelijk wordt. Ondertussen schrikt een woord als ‘discipline’ de experts zozeer af dat zij spreken van ‘klasmanagement’.
Er is een sterke toename van jonge mensen, vooral meisjes, met psychische problemen. De consumptie van antidepressiva neemt toe. Om orde te handhaven moeten we almaar meer mensen opsluiten. Tot progressieve criminologen met de oplossing komen: laat criminelen vrij rondlopen.
De res publica
Terwijl ze reden tot klagen hebben, doen de mensen dat nauwelijks, toch niet over hun persoonlijk leven. Als zij ontevreden zijn, dan is het over de gang van zaken in de samenleving. Wat hen nauw aan het hart ligt is de res publica.
Een hardnekkig misverstand over het stemgedrag van mensen wil dat kiezers stemmen uit eigenbelang, met hun portemonnee voor ogen. Dat is nu net wat zij niet of nauwelijks doen. Wat de voorstellen van de partijen betekenen voor de toekomst van de samenleving en de wereld bepaalt het stemgedrag veel meer dan eigenbelang. Wat betekenen de partijprogramma’s voor de kansen op welvaart voor iedereen, voor de kansen op gezondheid voor iedereen, voor het migratiebeleid, voor de veiligheid, voor het klimaat, voor onze eigenheid… Dat zijn belangrijke stemmotieven.
Men hoort geregeld mensen die er zich over verbazen dat ook op plekken waar nauwelijks migranten of afstammelingen van migranten wonen toch voor het Vlaams Belang wordt gestemd. Alsof de kiezer niet kan stemmen op basis van zijn opvatting over migratie, integratie en eigenheid, los van wie er in zijn straat woont. Dat zegt veel over het dédain waarmee sommigen naar de mensen kijken.
Gesubsidieerde klagers
Een positiever en meteen juister beeld van de mensen en de kiezers zou helpen. De weg naar meer welvaart, welzijn en veiligheid loopt via het beter naar hen luisteren, en het wat sceptischer staan ten opzichte van de zogeheten experts die ons nu al een halve eeuw van de ene naar de andere stommiteit loodsen.
Veel van het klagen dat we horen, komt overigens van een relatief kleine groep professionele, gesubsidieerde klagers. Naast de ledenverenigingen die de zorgen en de hoop van hun leden agenderen, hebben we met het geld van de werkende mensen een Melkweg aan verenigingen en ngo’s laten groeien die zich specialiseren in klagen, aanklagen en het produceren van slachtoffers. Als zij al een oplossing voorstellen, komt die vaak neer op: smijt er nog maar wat geld tegenaan en geef ons wat meer subsidies.
Misschien moeten we die klaagindustrie eens onder het vergrootglas leggen. Leidt zij tot oplossingen, geeft zij mensen minder reden tot klagen? Of werkt ze als een uitzettend klaagsysteem, dat de misleidende indruk wekt dat al die mensen die voor dag en dauw opstaan om zelfredzaam te zijn, de godganse dag staan te klagen?
Categorieën |
---|
Mark Elchardus is socioloog, auteur en emeritus hoogleraar aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB).
Karel Van Eetvelt: ‘Het lijkt gemakkelijk om naar het verleden te verwijzen als oorzaak voor de blokkering vandaag, maar het zou ook onrechtvaardig zijn dat niet te doen.’
Het Antwerpse bestuursakkoord over de versoepeling van het hoofddoekenverbod laat veel ruimte voor interpretatie.