Ik heb wat geduld moeten hebben, maar ondertussen zijn er toch openlijke verdedigers van de sensitivity censuur gevonden. Ze zaten bij De Afspraak van 27 februari: Jeremie Vaneeckhout, co-voorzitter van Groen, en Ingrid Tiggelovend, gespecialiseerd in inclusieve communicatie. Ingrid, die eruit ziet en spreekt als een minzame schooldirectrice van dertig jaar geleden, vertelde dat ze in het weekend de hele 'Sjakie en de chocoladefabriek' opnieuw gelezen had en dat zij daar zelf, als sensitivity reader, niets aan zou veranderen. Oei,…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
Ik heb wat geduld moeten hebben, maar ondertussen zijn er toch openlijke verdedigers van de sensitivity censuur gevonden. Ze zaten bij De Afspraak van 27 februari: Jeremie Vaneeckhout, co-voorzitter van Groen, en Ingrid Tiggelovend, gespecialiseerd in inclusieve communicatie. Ingrid, die eruit ziet en spreekt als een minzame schooldirectrice van dertig jaar geleden, vertelde dat ze in het weekend de hele ‘Sjakie en de chocoladefabriek’ opnieuw gelezen had en dat zij daar zelf, als sensitivity reader, niets aan zou veranderen. Oei, denk ik dan. En wat als Ingrid het boek herlezen had, niet in het weekend, maar op een maandag of dinsdag?
Wat later ging het over de James Bond-boeken. Zowel Ingrid als Jeremie vonden dat je dáár wel de racistische passages uit mocht schrappen. Bedenk daarbij dat het dit keer om volwassenenboeken gaat en om passages gaat waarbij, geloof ik, geen enkele rechter de racismewet zou bovenhalen. Aangezien Jeremie en Ingrid geen argumentatie voor de sensitivity-censuur uitwerkten, en niet zo goed uit hun woorden kwamen, ben ik wat verder gaan rondkijken en ik kwam terecht bij Trish Locard, een Amerikaanse tekstredactrice en writing coach, en Sarah Jilani, docente Engels aan de Universiteit van London.
Op academisch niveau
De argumentatie van Trish en Sarah loopt gelijk. Ze tonen met cijfers aan dat welgestelde blanken oververtegenwoordigd zijn onder schrijvers, redacteurs en uitgevers. Sensitivity readers uit gediscrimineerde gemeenschappen kunnen enigszins helpen om die verhouding recht te zetten, vooral als ze daar een opleiding voor hebben genoten. ‘Jawel, sensitivity reading wordt gedoceerd op academisch niveau’, schrijft Trish. Ja, daar heb ik nooit aan getwijfeld.
De vraag is echter: hoe kunnen die sensitivity readers helpen om het tekort aan niet-blanke auteurs uit gediscrimineerde gemeenschappen op te vangen? Hier wordt het verwarrend omdat met wisselende definities wordt gewerkt, die verschuiven naargelang het Trish en Sarah goed uitkomt. De ene keer spreken ze van het vermijden van kwetsende taal, en de andere keer van een soort fact checking zodat de gediscrimineerde gemeenschap niet foutief wordt voorgesteld. Dat zijn twee heel verschillende zaken.
Ritmegevoel
Veronderstel dat een blanke Amerikaan een roman schrijft over een zwarte kerk in de Deep South. De man doet zijn research, bezoekt zo’n kerken, en stelt vast dat er goed en uitbundig gedanst wordt. Hij heeft genoeg ‘feiten’ voor zijn beschrijving. Fact checking is overbodig. Maar dan stelt zich een heel andere vraag: mag hij dat dansen beschrijven? Is dat geen stereotypering? Mag hij iets zeggen over het ‘ritmegevoel’ van die zwarte gelovigen, of is het onder hen nu mode om je door zulke beschrijvingen of opmerkingen gekwetst te voelen?
De hele vergelijking met factchecking, waar Trish en Sarah zoveel aandacht besteden, is niet meer dan een fopargument. ‘Sensitivity readers’, schrijft Sarah, ‘zorgen voor feedback op maat, om de auteurs te helpen vol zelfvertrouwen te schrijven over milieus die buiten hun eigen ervaringswereld liggen.’ Ja, inderdaad, auteurs schrijven wel eens over de milieus die buiten hun ervaringswereld liggen. Een volwassene kan schrijven over een kind, een man over een vrouw, een bourgeois over een mijnwerker, een blanke over iemand van kleur, een hetero over een homo, een jongeling over een grijsaard en een kerngezonde over een kankerpatiënt. En omgekeerd. Als die auteur het realisme nastreeft, wat niet noodzakelijk het geval is, dan moet hij zich wat voorbereiden, zich documenteren en veel praten met kinderen, vrouwen, mijnwerkers, mensen van kleur, homo’s, grijsaards en kankerpatiënten. Als die voorbereiding niet helpt, dan heeft hij geen sensitivity reader nodig, dan kan hij beter over iets anders schrijven. Of niet schrijven.
Je publiek niet beledigen
Daarmee is het factchecking-argument min of meer van de baan. Over het niet-kwetsen-argument, dat de échte reden van sensitivity reading is, zeggen Trish en Sarah heel weinig. In een poging om toch iets te zeggen schrijft Trish: ‘Geen enkele auteur wenst zijn lezer, of erger, een hele categorie van lezers, te beledigen.’ Oh boy! Waar moet ik beginnen. Met Multatuli’s ‘Publiek, ik veracht u met grote innigheid’? Met Louis-Paul Boons ‘Ik houd de lezer een spiegel voor en zeg: spuw’? In de hele tweede helft van de negentiende eeuw is het moeilijk om een roman te vinden die niet op een of andere manier minachting laat zien voor de bourgeoisie, die nochtans het publiek uitmaakte van die romans.
Nee, Trish had beter haar licht opgestoken in universiteiten waar sensitivity reading wordt gedoceerd op ‘academisch niveau’. Mag ik raden wat in zo’n opleiding aan bod komt? Wat statistieken en geschiedenis aangaande gediscrimineerde gemeenschappen. Misschien enkele academische, journalistieke en literaire teksten over het onderwerp. En dan vooral veel oefeningen in ‘ideologiekritiek’ en in het herkennen van kwetsende woorden, van hondenfluitjes en van discriminerende stereotypen in beschrijvingen, karakteriseringen en verhaallijnen.
‘Het eenzame genie heeft afgedaan’
Ik geef het toe, in laatste instantie ook wortelt mijn ergernis in reactionaire gevoelens. Trish en Sarah doen erg uit de hoogte tegen auteurs die hun onafhankelijkheid verdedigen tegenover uitgevers, redacteurs en sensitivity readers. Het soort jonge auteurs met een houding van ‘niemand moet mij vertellen wat ik mag en niet mag schrijven.’ Ik word warm als ik aan zulke overmoedige jonge auteurs denk, maar Trish vindt ze vlakaf ‘naïef’*.
En Sarah is nog veel heviger. We moeten weg, schrijft ze, van ‘het genie dat eenzaam achter een typmachine een meesterwerk creëert’. Dat is niet de ‘moderne manier’. Bovendien getuigt het van de pretentie, eigen aan de welgestelde blanke man ‘die denkt dat de taal van hem’ is, en dat zijn gedachten het verdienen om in ‘zuivere, onversneden vorm’ bij het publiek aan te komen. Het zijn ‘belachelijke provinciaaltjes, neerbuigende poortwachters’. Als we hen zouden volgen, ‘dan zouden we geen critici, redacteurs, uitgevers en professoren literatuur meer nodig hebben’.
Ja, dát zou de hel op aarde zijn, hoor.
* Ze zullen wel niet zó naïef zijn neem ik aan, dan dat ze élke vorm van nalezen en correctie zullen weigeren.
Het stuk van Pfeijffer vind je hier:
De stukken van Trish Locard en Sarah Jilani vind je hier:
https://www.strikethewritetone.com/post/sensitivity-readers-are-not-censors
https://phys.org/news/2023-02-far-from-diverse-publishing-industry-sensitivity-readers.html