JavaScript is required for this website to work.
post

Gérard Depardieu en de filosofen

Beschuldigingen zijn geen bewijs van schuld

ColumnPhilippe Clerick4/1/2024Leestijd 3 minuten
Gérard Depardieu.

Gérard Depardieu.

foto © Wiki

Is het fatsoenlijk dat de pers zoveel ruchtbaarheid geeft aan geloofwaardige maar onbewezen aanklachten van wangedrag? Het antwoord is complex.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Dezer dagen zie ik vaak iets in de krant staan over de Franse acteur Gérard Depardieu. Het eerste waar ik dan aan denk is de film Le dernier métro (1981) waarin hij meespeelt, naast Catherine Deneuve. Van François Truffaut, geloof ik. Die film zou ik wel eens willen terugzien. Maar die stukken in de krant gaan niet over Le dernier métro, maar over het schofterig karakter van de acteur. Hij heeft gezegd dat jonge meisjes graag paardrijden om seksuele redenen. Van die schunnige opmerking bestaat een opname.

Depardieu zou als puber aan verkrachtingen hebben deelgenomen. Hij zou als volwassen acteur vrouwelijke werknemers – kleedsters en maquilleuses – ‘op de set bepoteld en naast de set tot seks gedwongen hebben’.

‘Schoppen in de buik van mijn moeder’

Depardieu ontkent in een open brief de beschuldigingen van verkrachting. ‘Nooit, maar dan ook nooit heb ik een vrouw misbruikt. Een vrouw pijn doen zou hetzelfde zijn als schoppen in de buik van mijn moeder.’
Maar met zo’n zelfgeschreven open brief is zijn onschuld niet bewezen. Hij kan zoiets ook schrijven als hij wél vrouwen gewelddadig had verkracht. En omgekeerd wordt Depardieus schuld evenmin bewezen door de aanklachten. Zowel de aangeklaagde als de aanklaagsters kunnen in zo’n geval liegen. Waarom de aangeklaagde zou liegen, áls hij liegt, is zonder meer duidelijk. Waarom aanklaagsters zouden liegen, áls ze liegen, is veel minder eenduidig, maar er kunnen veel redenen zijn.

Er zijn in de Franse pers veel stukken verschenen waarin Depardieu wordt veroordeeld, maar die veroordeling is niet unaniem. President Emmanuel Macron heeft zich uitgesproken tegen de ‘klopjacht’. Een vijftigtal culturele persoonlijkheden – onder wie Charlotte Rampling en Nathalie Baye, twee actrices die mij lief zijn – hebben zich in een open brief uitgesproken tegen de ‘lynchpartij’ waar de acteur het slachtoffer van is. Zij spreken over zijn grote artistieke verdiensten en besluiten dan met: ‘De rest, al de rest is enkel een zorg voor Justitie. En enkel voor Justitie.’

Twee filosofen

Ik weet niet goed wat ik daarvan moet denken. Ik heb gelezen wat twee filosofen erover te vertellen hebben: Katrien Schaubroeck in De Standaard (28/12) en Sabine Prokhoris in Le Figaro (8/12), en ik weet het nog altijd niet. Natuurlijk kan Depardieu maar tot gevangenisstraf veroordeeld worden door een rechtbank. En natuurlijk moeten we een onderscheid maken tussen laakbaar en strafbaar gedrag, tussen wat Prokhoris noemt enerzijds ‘verkrachting’ en anderzijds: ‘schunnige praatjes, een hand op een heup, een gestolen kus, een blik die ervaren wordt als wellustig’.

Maar dan blijven er minstens twee moeilijke vragen over. Eén: is het fatsoenlijk dat de pers ruchtbaarheid geeft aan geloofwaardige maar onbewezen aanklachten van wangedrag in de privésfeer? Juridisch moet dat kunnen in het kader van de vrije mening en de vrije informatie, maar is het fatsoenlijk?

‘Slachtoffer, we geloven je’ is het soort vooroordeel waar een rechter zich verre van moet weghouden

De #MeToo-beweging hanteert de slogan ‘Victime, on te croit. Slachtoffer, we geloven je.’ Dat is het soort vooroordeel waar een rechter zich verre van moet weghouden. Maar hoe zit dat met privépersonen? En met privépersonen die zich verenigen in organisaties, drukkingsgroepen en platformen? En met de pers die die organisaties, drukkingsgroepen en platformen aan het woord laat? Wanneer kan men het beschouwen als een bijdrage tot een noodzakelijke mentaliteitsverandering, en wanneer verwordt het tot conformisme en mode, of tot een excuus voor voyeurisme, onverdraagzaamheid, puritanisme, hysterie en heksenjacht?

Artistieke merites

En twee: hoe verhoudt het persoonlijk wangedrag van iemand zich tot zijn artistieke merites? ’t Is een kwestie die mij niet zo erg bezig houdt. Wat Depardieu precies heeft uitgespookt met kleedsters en maquilleuses, hoeveel hij gefraudeerd heeft met zijn belastingaangifte, hoe zwaar hij zich geëncanailleerd heeft met autocraten en dictators, het zal mij niet beletten om nog een keer, zonder gewetensbezwaren, naar Le dernier métro te kijken. Ik heb zojuist vastgesteld dat de film niet in mijn collectie staat. Ik zou het een groot onrecht vinden als hij voortaan niet meer te zien zou zijn op televisiezenders, we hem niet meer zouden kunnen aanvragen bij streamingsdiensten of niet meer als dvd zou kunnen lenen bij openbare bibliotheken. Het zou een onrecht zijn dat begaan wordt tegen mij, tegen François Truffaut en tegen Cathérine Deneuve.

Maar daarmee is de kous niet af. Mijn persoonlijk verlangen om een bepaalde film te zien, lost de morele kwestie niet op. Iemand met een ander temperament dan ik, zal misschien anders reageren en de film niet opnieuw willen zien vanwege de morele gebreken van Depardieu. De twee filosofen die ik geraadpleegd heb, geven allebei een hint van antwoord op het dilemma. Katrien Schaubroeck legt uit dat een verkrachter niet in alle opzichten een monster moet zijn, wat wel geen excuus is voor monsterlijk gedrag. Het ene staat min of meer los van het andere. Schaubroeck heeft ongetwijfeld gelijk, maar zover was ik ook al.

De ziel van de kunstenaar

Sabine Prokhoris gaat een flinke stap verder. Misschien te ver. Ze haalt er Henri Bergson en Marcel Proust bij. Volgens haar laat de grote kunstenaar de kern van zijn persoon – zijn ‘ziel’ – zien in zijn werk, en confronteert hij zijn toeschouwers daardoor met hún ziel. En die ‘ziel’ gaat verder en dieper dan de ‘biografie’ of de ‘persoon’ van de kunstenaar.  Zoals meestal bij Prokohoris begrijp ik er niet veel van. Ik heb haar boek Le mirage #MeToo gelezen en er evenmin veel van begrepen. Dat kwam, geloof ik, maar gedeeltelijk door haar gewrongen syntaxis.

Philippe Clerick (1955) studeerde romanistiek en germanistiek en is leraar Nederlands. Politiek ongebonden na een extreemlinkse jeugd. Hij houdt een Clericks weblog bij van wat hem te binnen valt over Karl Marx, Tussy Marx en Groucho Marx. En al de rest.

Commentaren en reacties