Gepeperde rekening voor Duitsland
Honderd jaar geleden werd het Verdrag van Versailles ondertekend
Spotprent over het Verdrag van Versailles uit het Duitse satirische tijdschrift Simplicissimus, 3 juni 1919.
foto © Simplicissimus (public domain)
Het Verdrag van Versailles, vandaag honderd jaar geleden, zadelde Duitsland op met een gepeperde rekening en een zogezegde ‘Alleinschuld’
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementEen meer symbolisch geladen plaats om het verslagen Duitsland te vernederen hadden de overwinnaars van de Groote Oorlog echt niet kunnen verzinnen: de spiegelzaal van het Paleis van Versailles waar, vandaag precies honderd jaar geleden, twee Duitse ministers naast de vertegenwoordigers van 26 andere staten hun handtekening zetten onder het ‘Verdrag van Versailles’.
Nauwelijks 48 jaar eerder, op 18 januari 1871, hadden de Duitse vorsten na hun overwinning op de Fransen in diezelfde zaal de Pruisische koning tot Deutscher Kaiser van het kort daarvoor opgerichte Deutsches Reich uitgeroepen. Sindsdien had Frankrijk op revanche zitten zinnen. Dat moment de gloire was uiteindelijk aangebroken op 28 juni 1919.
Rekening
De Raad van Vier (Amerika, Groot-Brittannië, Frankrijk en Italië) had vanaf januari 1919 zitten broeden over de regelingen van een vredesverdrag en legde het ontwerp ervan op 7 mei voor aan de Duitse delegatie (waartoe ook de grote socioloog Max Weber behoorde). De rekening die Duitsland — intussen een republiek, de zogenaamde Weimarer Republik — een half jaar na de wapenstilstand gepresenteerd kreeg, was gepeperd: het moest een zevende van zijn grondgebied afstaan (respectievelijke delen aan Frankrijk, Polen en Denemarken), miljardenhoge reparatiebetalingen ophoesten (en niet alleen de vergoeding van de oorlogsschade, maar ook bijvoorbeeld vergoedingen voor oorlogsinvaliden en -weduwen) en het werd bovendien met de Alleinschuld opgezadeld (als zou alleen Duitsland schuldig geweest zijn aan het uitbreken van de voorbije wereldoorlog).
Het Duitse satirische tijdschrift Simplicissimus publiceerde op 3 juni 1919 de spotprent boven dit artikel die toont hoe ‘der deutsche Michel’ (de personificatie van de gewone Duitser) aan de guillotine wordt opgewacht door de Amerikaanse president Woodrow Wilson, de Franse premier Georges Clemenceau en de Britse premier David Lloyd George.
Hongerdood
De Duitse sociaaldemocraat Philipp Scheidemann (SPD) bekleedde in die periode het ambt van Reichsministerpräsident (een ambt dat in augustus 1919 omgedoopt zou worden in dat van Reichskanzler). Enkele dagen na bekendmaking van het ontwerpverdrag verkondigde hij in het Duitse parlement in bittere woorden: ‘Welche Hand müsste nicht verdorren, die sich und uns in solche Fesseln legte’ (‘Welke hand zou er niet moeten verschrompelen die zichzelf en ons in zulke ketens zou leggen’).
Maar de Duitsers hadden niet veel keuze. De geallieerden dreigden in geval van niet-ondertekening de wapens weer op te nemen tegen Duitsland. Bovendien duurde de zeeblokkade in de Noordzee door de Britse marine nog altijd voort als drukmiddel. In totaal zou ze tijdens de oorlogsjaren en in 1919 de hongerdood van bijna één miljoen Duitse burgers hebben veroorzaakt.
Scheidemann wilde niet de geschiedenis ingaan als de regeringsleider die het verdrag van Versailles had moeten aannemen. Op 20 juni 1919 trad hij af. Twee dagen later keurde de Nationalversammlung, het Duitse parlement, met 237 tegen 138 stemmen de aanvaarding van het ontwerpverdrag goed. Gustav Bauer, partijgenoot en opvolger van Scheidemann, sprak van het ‘vernietigende karakter’ van het verdrag, en legde er zich dan ook met een zwaar gemoed bij neer: ‘Wir stehen hier aus Pflichtgefühl, in dem Bewußtsein, daß es unsere verdammte Schuldigkeit ist, zu retten zu suchen, was zu retten ist (….)’. (‘We staan hier vanuit een gevoel van plicht, in het bewustzijn dat het onze verdomde plicht is, te proberen redden wat er te redden valt (…)’).
Diplomaat
Wie zich ook hevig geweerd had tegen het verdrag, was graaf Ulrich von Brockdorff-Rantzau (*), de eerste minister van Buitenlandse Zaken van de republiek. Ook bij hem weerklonk verbittering uit de woorden die hij kort voor zijn levenseinde in 1928 sprak: ‘Ich sterbe gern, ich bin ja schon in Versailles gestorben’ (‘Ik sterf graag, ik ben immers al in Versailles gestorven’).
Versailles: de plaats waar zijn geliefde Duitsland negen jaar eerder, vlak na de Eerste Wereldoorlog, een vernederend verdrag opgezadeld had gekregen; Versailles: het verdrag waartegen de toen 50-jarige Duitse patriot zich vergeefs had verzet. De voorname diplomaat uit een oud adellijk geslacht had het verkorven bij de geallieerden nadat hij op 7 mei 1919 in het hotel ‘Trianon Palace’ in Versailles het woord had gericht tot de leiders van de geallieerde mogendheden.
De Amerikaanse president Wilson, de Britse premier Lloyd George en de Franse premier Clemenceau konden het absoluut niet pruimen dat de hoogste diplomatieke vertegenwoordiger van het verslagen Duitsland tegen de etiquette in bleef zitten tijdens zijn toespraak en bovendien de Alleinschuld afwees. Toen hij als lid van de Duitse delegatie de voornoemde voorwaarden van het verdrag vernam, had hij uitgeroepen: ‘Waarom zo een omvangrijk verdrag?, waar je het met één zin kon samenvatten: ‘Deutschland gibt alle Ansprüche auf zu existieren!’ (‘Duitsland geeft al zijn aanspraken om te bestaan op’).
Imperialisme
Terug in Weimar, waar de Nationalversammlung zetelde, was Brockdorff-Rantzau zinnens om in een rede op te roepen tot de strijd ‘tegen het kapitalisme en het imperialisme waarvan het Vredesverdrag van Versailles het document is’. De ondertekening van het Verdrag van Versailles, deze ‘misdaad tegenover Duitsland’, kon hij niet met zijn geweten in overeenstemming brengen.
De diplomaat Walter Koch schreef in zijn herinneringen dat deze ‘zowel innerlijk als uiterlijk voorname man’ het tegenbeeld was van die minister-collega’s die er wel toe neigden om onder druk van de geallieerden het verdrag aan te nemen. Brockdorff-Rantzau legde uit protest tegen Versailles zijn ambt neer, samen met de andere leden van de regering Philipp Scheidemann.
Rusland
De ervaringen in Versailles hadden het wantrouwen van Brockdorff-Rantzau tegenover de Westerse machten versterkt. Al bij zijn aantreden als Reichsaußenminister op 14 februari 1919 had hij in een programmatische redevoering voor het parlement een lans gebroken voor ‘Verständigung’ (begrip) tegenover Rusland. Voorwaarde was wel dat Rusland zich niet zou inmengen in de interne aangelegenheden van Duitsland. Gezien de revolutionaire onrust in Duitsland was de boodschap aan de jonge Sovjetstaat duidelijk.
Brockdorff-Rantzau wilde een internationale regeling van de ‘sociale kwestie’, maar niet op de gewelddadige wijze zoals met de Russische revolutie was gebeurd. Nog voor de oorlog had de graaf ‘Europees en sociaal gevoeld’ zoals de historicus Otto-Ernst Schüddekopf over hem schreef in zijn werk Linke Leute von rechts. Die nationalrevolutionären Minderheiten und der Kommunismus in der Weimarer Republik(Stuttgart 1960, p. 68). Zo had hij zich bijvoorbeeld ingezet voor de rechten van de Denen in het noorden van Sleeswijk (een gebied dat Duitsland na de oorlog aan Denemarken zou moeten afstaan).
Zelfbeschikkingsrecht
Alhoewel aristocraat in traditie en levensstijl was Brockdorff-Rantzau democraat in zijn politieke gezindheid. Hij verdedigde de Republiek van Weimar tegen haar vijanden van links en van rechts en kwam op voor het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren en de idee van de Volkerenbond als garantie voor de wereldvrede. Teleurgesteld door het ‘Diktat’ van de geallieerden wendde hij meer en meer de blik naar Moskou als ‘das Antidoton von Versailles” (Schüddekopf: 68).
Zijn tegenstrever Matthias Erzberger van de katholieke Zentrumspartei noemde hem ‘eine Mischung eines preußischen Junkers mit einem russischen Bolschewisten’. Een bolsjewist was Brockdorff-Rantzau geenszins, maar zoals zovele Duits-nationaal denkende mensen in zijn tijd droomde hij van een verzoening tussen Duitsland en Rusland en zelfs van een samengaan van nationalisme en (een niet-marxistisch) socialisme. Bekende namen in dat breed geschakeerde milieu waren de publicisten Arthur Moeller van den Bruck, die de Russen als een jong en dynamisch volk prees, en Ernst Niekisch als ideologisch boegbeeld van het nationaalbolsjewisme.
Evenwicht
Brockdorff-Rantzau waarschuwde rijkspresident Friedrich Ebert (SPD) nog voor de misnoegdheid die het verdrag van Rapallo van 16 april 1922 tussen Duitsland en Sovjet-Rusland zou oproepen bij de Westerse mogendheden, maar vanaf zijn aantreden als Duits ambassadeur in Moskou op 14 november van datzelfde jaar spande hij zich in voor de verdere toenadering tussen beide landen.
Vier jaar later, in april 1926, slaagde hij erin de Sovjetunie tot de ondertekening van een Vriendschapsverdrag met Duitsland over economische en militaire samenwerking te bewegen, het zogenaamde ‘Berliner Vertrag’. Aangezien Duitsland al met het verdrag van Locarno zijn betrekkingen met Frankrijk en België had opgekrikt, zag Brockdorff-Rantzau nu voor zijn land het evenwicht tussen West en Oost hersteld. Op zich was het verdrag van Berlijn met de Sovjets een diplomatieke prestatie, maar de verbittering over Versailles bleef de diplomaat achtervolgen tot op zijn sterfbed.
Profetisch
Het was een radicaal politicus die vanaf het sterfjaar van Brockdorff-Rantzau garen zou beginnen spinnen van de woede van de Duitsers over wat in rechts-nationalistische kringen het ‘Versailler Diktat’ werd genoemd, het eenzijdig opgelegde verdrag van Versailles. Eenmaal aan de macht zou hij de weg inslaan naar een nieuwe, nog meer verwoestende oorlog. Zijn naam: Adolf Hitler.
Als profetisch kunnen dan ook de woorden uitgelegd worden waarmee Brockdorff-Rantzau die gedenkwaardige 7de mei van het jaar 1919 de leiders van de Westerse wereld in Versailles had toegesproken: ‘Ein Frieden, der nicht im Namen des Rechts von der Welt verteidigt werden kann, würde immer neue Widerstände gegen sich aufrufen’ (Vrede die niet in naam van het recht door de wereld kan worden verdedigd, zou altijd opnieuw weerstand tegen zich oproepen).
(*) De hiernavolgende passage over Brockdorf-Rantzau is een licht verkorte versie van het artikel dat n.a.v. zijn 90ste sterfdag op 8 september 2018 in Doorbraak verscheen.
Tags |
---|
Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.
Een volledige ambtstermijn zat er niet in voor de SPD’ers Brandt, Schmidt, Schröder en nu Scholz.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.