Gerechtelijke achterstand sleept al jaren aan: hoe staan we ervoor? (Deel 2)
Weinig vooruitgang in decennia oud probleem
Gerechtelijke achterstand leidt tot chronische vertraging rechtspraak.
foto © Pixnio - pixel2013
Decennialang kampt België met een gerechtelijke achterstand. Maar al die tijd is de situatie er niet bijster op vooruitgegaan.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIn deel 1 werd een belangrijk onderzoek van de UGent over de gerechtelijke achterstand belicht. Daaruit bleek dat de situatie enkele jaren geleden dramatisch was, maar hoe staan we er vandaag voor? En is er eigenlijk wel iemand die er iets aan wil doen?
Dat de gerechtelijke achterstand geen nieuw probleem is, blijkt uit onder meer mediaberichten van 2004. De Standaard bijvoorbeeld, hamerde toen al op de situatie. Er zijn vijf hoven van beroep in België, en allen liepen ze aanzienlijk achter. ‘En bij de rechtbanken van eerste aanleg kan slechts een derde binnen een redelijke termijn een pleitdag vastleggen’, luidde het. Ook in het enorme onderzoek naar de gerechtelijke achterstand in 1989, werd de toestand door de rechters zelf ‘catastrofaal’ genoemd.
Een paar jaar later
Natuurlijk hopen we dat voorgaande berichten slechts tijdelijke wantoestanden vaststelden, en dat het probleem ondertussen is opgelost. En dus reizen we vooruit in de tijd, naar 2021. Parlementslid Caroline Taquin (MR) vroeg minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open Vld) meermaals naar de huidige stand van zaken.
‘Er is geen eenduidig zicht op de gerechtelijke achterstand’, antwoordde de minister. En toch wil hij het probleem aanpakken: ‘In het samenwerkingsprotocol met het College van Hoven en Rechtbanken is afgesproken om de statistieken te verbeteren. We gaan, te beginnen op 1 januari 2022, een nulmeting houden van de omvang van de achterstand op basis van een gelijkvormige definitie. Vanaf daar gaan we de evolutie van die achterstand monitoren.’ Voorts verklaarde hij dat ‘veel rechtbanken en parketten geen problemen hebben met een achterstand’. ‘Maar op sommige plaatsen zijn de doorlooptijden uiteraard veel te lang.’ Beweringen zonder ondersteuning van cijfers weliswaar, want die zijn er — zie Deel 1 — nog steeds niet.
Althans, ze zijn er bijna niet. De minister bood in 2021 wel de gemiddelde duurtijden voor burgerlijke zaken bij de vijf hoven van beroep aan. ‘Gemiddeld passeren 618 dagen tussen de inschrijving en de afsluiting van een zaak. Alleen bij de Vlaamse hoven van beroep is het aantal dagen gedaald sinds 2014. In Gent van 745 dagen in 2014 naar 628 in 2020, en in Antwerpen van 586 naar 429. In Brussel, dat met een amper te overziene achterstand kampt, steeg de doorlooptijd van 828 in 2014 naar 978 in 2020. En in Luik en Bergen ging het om 473 en 518 dagen in 2020.’ Het Gentse hof van beroep deed in 2021 trouwens een uitspraak in een strafzaak die al meer dan twintig jaar aansleepte. Maar wie valt op in het rijtje? Jawel, opnieuw het Brussels zorgenkind.
Brussels zorgenkind
Het Brusselse hof van beroep verzuipt in het werk, letterlijk. De Hoge Raad voor Justitie — een organisatie die de Belgische justitie helpt beter te functioneren — waarschuwde zelfs voor een ‘perfecte storm’, die er zou komen omdat verschillende belangrijke zaken (waaronder het huidig terreurproces) bovenop de alledaagse werklast staan gepland. Het probleem situeert zich veelal intern: er komt te veel binnen in vergelijking met wat afgehandeld raakt, en daardoor nemen de wachttijden voor arresten toe.
Ook procureur-generaal Johan Delmulle uitte zijn onvrede over het Brusselse hof van beroep in een toespraak naar aanleiding van het nieuwe gerechtelijk jaar. Volgens hem is door Van Quickenborne beloofde versterking niet genoeg om de achterstand in Brussel op te lossen. ‘Op dit moment staan ook al een aantal zogenaamde “megaprocessen” gepland, dossiers waarvoor minstens zes zittingen of twee weken uitgetrokken zijn’, klonk het. ‘Ook staan we voor enkele ongezien grote assisenzaken, die de correctionele kamers van het hof maandenlang zullen beroven van een aantal raadsheren. Dit alles zorgt ervoor dat de vervolging van misdrijven voor het hof van beroep binnen een redelijke termijn steeds meer in gevaar komt.’
Delmulle biedt, naast kritiek, oplossingen en zegt dat magistraten conclusietermijnen en pleitdata echt moeten respecteren om een stap in de goede richting van minder gerechtelijke achterstand te zetten. ‘De duur en de uitgestrektheid van het onderzoek ter zitting, de omvang van de arresten, het aantal dossiers dat per zitting wordt behandeld en de duur van de zitting, zijn andere voorbeelden waar wellicht nog progressie kan worden geboekt, zonder dat daarvoor ook maar iets aan onafhankelijkheid en kwaliteit van de rechtspraak moet worden ingeboet.’
Wie ligt er wakker van?
Of iemand wakker ligt van de huidige situatie — op verdachten die jaren moeten wachten op een uitspraak en de slachtoffers na — is nog maar de vraag. De Hoge Raad voor Justitie echter, was in 2015 al vragende partij voor een oplossing. Het orgaan moedigde toenmalig minister van Justitie Koen Geens (CD&V) aan om maatregelen tegen de gerechtelijke achterstand te ondernemen, en adviseerde de regering over een voorontwerp van een zoveelste procesrechtelijke hervorming. Een proces moest sneller, en efficiënter.
Daarnaast wil de Raad dat er een einde komt aan het gebruiken van een rechtszaak in eerste aanleg als oefening voor het hoger beroep. ‘De veralgemening van de alleen zetelende rechter die wordt voorgesteld door het voorontwerp lijkt in die optiek volkomen contraproductief’, klonk het daarover. Het orgaan ijvert voor het minderen van alleenstaande rechters, omdat het vindt dat collegiaal genomen beslissingen beter zijn. Net omdat ze kwalitatiever zijn, zouden rechtsonderhorigen de beslissingen gemakkelijker aanvaarden en dus minder vaak beroep instellen.
De Hoge Raad vindt bovendien dat er veel minder hoger beroepen moeten zijn, en meent dat dat een oplossing is voor de aanhoudende gerechtelijke achterstand. ‘Men zal dus de zaak niet meer systematisch volledig opnieuw kunnen laten beoordelen door een andere rechter. Deze nieuwe benadering zou toelaten om hoger beroep enkel toe te laten als er aanwijzingen zijn dat de eerste rechter zich vergist heeft, bijvoorbeeld door hoger beroep afhankelijk te maken van een voorgaande toestemming.’
Tien jaar geleden of nu, de situatie ging er niet bijster op vooruit. Hopelijk maakt de huidige minister van Justitie deze keer écht werk van de gerechtelijke achterstand, te beginnen in Brussel.
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Wannes is eindredacteur en journalist. Hij werkt sinds 2021 mee aan Doorbraak.
‘Mijn Charleroi’ van Pascal Verbeken is ons boek van de week. Koop het nu tegen een voordeelprijs!
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.