JavaScript is required for this website to work.
Justitie

Aalmoezenier Pieter De Witte: ‘Rehabilitatie is onmogelijk in een gevangenis’

Over strafmaat, pakkans, vergelding en overbevolking

Horizon 2024Winny Matheeussen13/4/2024Leestijd 8 minuten

foto © WM

Gevangenisaalmoezenier Pieter De Witte over de crisis in het gevangeniswezen: ‘We moeten als maatschappij aanvaarden dat gevangenisstraf vergelding is.’

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Onze gevangenissen zitten overvol. Cipiers legden de hele week het werk neer, elke dag in een andere provincie. Ze eisen meer middelen. Volgens Pieter De Witte, aalmoezenier in de Leuvense hulpgevangenis, kijken we als maatschappij verkeerd naar gevangenisstraf. ‘Opsluiting is vergelding. gevangenisstraf met het oog op rehabilitatie is een illusie.’

/media-credit Pieter De Witte: ‘We dreigen mensen almaar langer op te sluiten om de verkeerde redenen.’

De Witte is als theoloog verbonden aan het Leuvens Instituut voor Criminologie en de Leerstoel voor Detentie, Zingeving en Samenleving van de KULeuven. Hij is dus niet alleen aalmoezenier, maar staat ook met beide voeten in het academische onderzoek rond gevangenisstraf.

Was er niet altijd al een probleem in onze gevangenissen? Of is dat nu plots erger? 

Pieter De Witte: ‘Ik ben aalmoezenier sinds 2013, eerst in de gevangenis van Mechelen, nadien in Leuven Hulp. Voordien was ik vrijwilliger in Leuven Centraal. Ik heb al die tijd niets anders gezien dan dat er een structureel personeelstekort is.’

‘Dat is een complex probleem. Nog los van de structurele onderfinanciering van het gevangeniswezen, ligt ook het aantal reëel gepresteerde uren per personeelslid heel laag. Er zijn veel langdurig zieken. Daardoor vallen mensen uit en komt de last op de schouders te liggen van diegenen die overblijven. Daardoor krijg je nog meer uitval, omdat die mensen het niet meer aankunnen.’

‘Want gevangenisbewaarder is een zware en rare job. Het leven in de gevangenis verloopt heel routineus, is steeds hetzelfde, wat een soort verveling met zich meebrengt. Maar dan plots gebeurt er iets ingrijpends, een gewelduitbarsting, bijvoorbeeld. Er is dus een permanente achtergrondstress, omdat het elk moment uit de hand kan lopen. Daarnaast geniet de job weinig maatschappelijk aanzien en waardering.’

‘Dat bleek heel duidelijk tijdens de coronacrisis. Iedereen applaudisseerde voor het personeel van de Zorg, dat onder moeilijke omstandigheden moest blijven doorwerken. Maar in de gevangenissen had je een gelijkaardige situatie. Ook daar moesten de mensen blijven doorwerken, in een omgeving waarbij veel mensen op elkaar gepakt zitten. Daar heerste toen ook een angstklimaat, al is het met de besmettingen best meegevallen.’

Hoe komt dat eigenlijk?

‘Het hele gevangeniswezen is er op gericht om de bevolking te compartimenteren. Het isoleren van besmette personen lukt dus wel, terwijl je het leefsysteem ook makkelijk kan afsluiten van de buitenwereld om besmetting buiten te houden. Maar de angst was er wel, want wat doe je een keer het virus binnen is?’

‘Corona heeft wel duidelijk gemaakt dat er veel mogelijk is als de nood hoog is. Men heeft aan het begin van de crisis enorme moeite gedaan om gedetineerden via allerlei systemen en stelsels zoals verlengd penitentiair verlof, buiten te duwen om de bevolkingsaantallen onder controle te houden. Plots kon er veel om de situatie leefbaar te houden. Zoals het mogelijk maken van videogesprekken via internet. Dat was voorheen technisch totaal onmogelijk. Op het moment dat corona opdook, stond zo’n systeem binnen enkele weken op poten. Het is nog steeds in voege, wat een goede zaak is voor gedetineerden die anders geen bezoek krijgen.’

‘Als de nood het hoogst is, kan men blijkbaar allerlei maatregelen treffen, zoals het vrijlaten van gedetineerden.’

Maar je kan je toch voorstellen dat vrijlaten slecht overkomt in de samenleving. Dat kan toch niet de oplossing zijn voor de overbevolking in de gevangenissen? 

‘Het is nochtans mijn diepste overtuiging dat de oplossing zal komen via het vrijlaten van mensen. De kern van de zaak is dat in de publieke perceptie de gevangenis gezien wordt als een manier om vervelende, storende en gevaarlijke individuen van de straat te houden. Ik denk dat net daar de kern van de fout ligt die ons met de problemen in het gevangeniswezen opzadelt.’

‘Het interessante is dat die houding vaak geassocieerd wordt met rechts-repressief gedachtengoed: veiligheid, law and order. Maar de meer progressieve stemmen in het debat die focussen op het rehabiliterende verhaal, streven eigenlijk hetzelfde na. Zij willen via detentie ervoor zorgen dat gevaarlijke personen heropgevoed worden. Politiek links en rechts zijn hier twee handen op één buik. Het is het oude 19de-eeuwse verhaal van de gevangenis als plaats waar je gevaarlijke mensen opbergt om ze terug af te leveren aan de samenleving als ongevaarlijk en sociaal aangepast. De gevangenis als verbeteringsinstituut.’

‘Ik denk, vanuit mijn ervaring, dat we die gedachte volledig moeten loslaten. Je moet gewoon het strafrecht zien als wat het is: iemand doet iets fout en je straft hem daarvoor. De gedachte dat een gevangenis een verbeteringsinstituut kan zijn, is een illusie. Als je mensen opsluit, ontneem je jezelf de mogelijkheid hen beter te maken. De vrijheidsberoving sluit verbetering uit. Van iemand die geen vrijheid heeft, kan je geen beter mens maken.’

‘We straffen mensen omdat ze iets verkeerds hebben gedaan. Het gaat dus om het klassieke vergeldingsidee.’

Maar we doen dat toch ook om recidive te voorkomen? Om de maatschappij te beschermen?

‘Daar zit het probleem: dat is een illusie. We focussen ons op die personen die we pakken omdat ze een misdrijf hebben begaan. Maar voor elk van die mensen lopen er duizenden rond die een vergelijkbaar risicoprofiel vertonen. We straffen iemand omdat hij het verdient.’

‘De mensen hebben het moeilijk met het klassieke vergeldingsidee. Terwijl dat het enige redelijke idee is rond straf.’

Kan u daar mee leven als christelijk theoloog? Het christendom draait toch om vergeving, barmhartigheid, de andere wang toekeren?

‘De Bijbel staat vol vergelding, zowel het Oude als het Nieuwe Testament. Maar er zit ook barmhartigheid in. De zondaar krijgt nog een kans om zich te bekeren. Barmhartigheid is niet het buiten spel zetten van de vergeldingslogica, maar het uitstellen ervan. Als de zondaar niet tot inkeer komt, komt de vergelding alsnog, ultiem in het hiernamaals, na een goddelijk oordeel.’

‘Als er geen oordeel is, is er geen verschil tussen barmhartigheid en onverschilligheid. Toegepast op de wereldlijke omgeving van justitie, mag je dat vergeldingsidee niet loslaten. C.S. Lewis, de schrijver van de Kronieken van Narnia is een christelijk apologeet, die daar een interessant artikel over schreef. Hij poneert dat de vergeldingsidee het enige is waarin de dader wordt gezien als een moreel persoon en niet als een object van manipulatie. Alle veiligheidsideeën rond straf zien de dader als iemand die geanalyseerd en dus geobjectiveerd moet worden. Dat is uiteindelijk wat in onze gevangenissen gebeurt. Iedereen wordt psychologisch geanalyseerd op de aanwezigheid van criminogene factoren. Dan wordt er een soort behandeling voorgeschreven, die er uiteindelijk niet komt. In de praktijk is de behandeling gewoon: langer binnen blijven. Je komt zogezegd na één derde van je straf vrij, maar in de realiteit ligt dat eerder tussen twee derde en de volledige rit, omdat ze er na analyse zogezegd nog niet klaar voor zijn.’

‘Het rehabilitatie ideaal lijkt dus gemotiveerd door een soort barmhartigheid, maar in realiteit worden mensen herleid tot een object en niet meer gezien als morele personen. In het klassieke vergeldingsidee is het eigenlijk simpel: je hebt een fout gemaakt en moet daarvoor boeten. Dat is helder, iedereen begrijpt dat. Ook gedetineerden. Vergelding is het meest heldere idee uit de wereldgeschiedenis. Dat sluit aan bij onze morele intuïtie.’

‘Daar komt bij proportionaliteit bij: de straf is in proportie met het misdrijf. Op een bepaald moment heb je de prijs betaald en mag je beschikken. Welkom terug in de maatschappij, je hebt de prijs betaald: vergelding. Het zit in het woord zelf vervat.’

‘In de rehabilitatie-filosofie laat je de gedetineerde pas gaan wanneer je 100% zeker bent dat hij geen gevaar meer is voor de maatschappij. En daar ben je nooit zeker van. De veiligheidsbekommernis van rechts en de rehabilitatiegedachte van links komen in de praktijk op hetzelfde neer: we laten je pas vrij wanneer we zeker zijn dat we je veilig kunnen loslaten. Dat is een straatje zonde einde, want die zekerheid bestaat gewoon niet.’

Door het lot van gedetineerden in handen te leggen van de psychosociale diensten, ontneem je hen elk gevoel van autonomie.

Maar je kan die maatschappelijke bekommernis toch niet negeren?

‘De maatschappelijke bekommernis staat los van de gevangenisstraf als vergelding. Je kan geen mensen heropvoeden in opsluiting, waarbij je elke vorm van autonomie wegneemt. In zo’n omgeving kom je nooit tot een degelijk resultaat. Dat is utopisch denken. En dat leidt tot dystopische situaties.’

‘Ik zie dat ook in de praktijk. Door het lot van gedetineerden in handen te leggen van de psychosociale diensten, ontneem je hen elk gevoel van autonomie. Alles ligt in handen van experts, al zeker bij geïnterneerden maar ook bij gestraften die in aanmerking komen voor vervroegde invrijheidstelling. Tegen de beslissing van die diensten kan je geen beroep aantekenen. Ik zie dan ook hoe langer hoe meer gedetineerden die niet meer gaan voor een voorwaardelijke of vervroegde invrijheidsstelling. Die beslissen om gewoon te gaan voor ‘einde straf’, omdat ze zo terug de controle over hun lot in handen nemen.’

De onmacht die het publiek voelde toen de samenleving tijdens de coronacrisis de speelbal werden van experten, is exact wat gedetineerden ervaren als speelbal van de psychosociale diensten.

‘Weet u, de coronacrisis heeft op mij een stevige indruk gemaakt. Daar zag je de onmacht die er was binnen de samenleving toen we speelbal werden van experts waar we geen democratische controle meer over hadden. Te weinig mensen hebben dat destijds gedetecteerd. Het brede publiek heeft zo kunnen proeven van precies hetzelfde gevoel dat gedetineerden ervaren wanneer ze volledig afhankelijk zijn van experts die gaan wikken en wegen of je klaar bent voor de maatschappij.’

‘Het oordeel van een expert is fundamenteel anders dan dat van een rechter. Een rechter velt een oordeel waartegen je beroep kan aantekenen. Op het oordeel van een expert – in dit geval een psycholoog – heb je geen vat. Je komt terecht in een situatie van totale onmacht en bent afhankelijk van het ontegensprekelijke oordeel van de expert. Dat is de ervaring van gedetineerden die hun psychosociaal verslag lezen (dat de basis vormt van het oordeel van de strafuitvoeringsrechtbank). En net daarom zie je dat velen beslissen zich daar niet meer aan te onderwerpen. Ze nemen de touwtjes terug in handen door zelf te beslissen dat ze hun volledige straf uitzitten. Dat blijkt uit onderzoek van criminoloog Luc Robert.’

‘Die controle is voor gedetineerden belangrijk. Zij hebben er geen probleem mee dat ze een prijs moeten betalen voor hun misdaad. Ik hoor soms zelfs gedetineerden die te vinden zijn voor lijfstraffen in plaats van vrijheidsberoving. Dat wordt als rechtvaardiger en draaglijker ervaren: je ondergaat je straf en daarna kan je verder. Ik zou zelf niet pleiten voor lijfstraffen, maar het is veelzeggend dat een langdurige gevangenisstraf in bepaalde opzichten als zwaarder en onmenselijker wordt ervaren dan lijfstraffen.’

In het nieuwe Strafwetboek staan nog meer mechanismen die die onzekerheid over het einde van de straf bewerkstelligen. Ik denk maar aan de beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij die aan het einde van een straf kan worden opgelegd.

‘Inderdaad. Omdat meer en meer gedetineerden zich onttrekken aan de betutteling van experts raakt het systeem in paniek. Want eenmaal einde straf, moet je de gestrafte vrijlaten en kan je niet meer analyseren en controleren. Daarom dat ze nu dus die veiligheidsperiode in het leven hebben geroepen, die opgelegd kan worden door de bodemrechter. Daardoor kan er na het uitzitten van de straf toch geoordeeld worden dat een gedetineerde niet klaar is voor de maatschappij en moet worden doorverwezen naar een gesloten instelling. Zelfs de laatste mogelijkheid voor autonomie – beslissen om de volle termijn uit te zitten – wordt zo afgenomen. Dat is maatschappelijk controledenken en zo verliezen we elke vorm voor proportionaliteit. Want je kan de straf eigenlijk eindeloos oprekken, zonder dat je daar als gestrafte nog iets tegen kan ondernemen. Ik vrees dat ook de maatschappij zich uiteindelijk in dat verlies van proportionaliteit niet meer zal kunnen vinden.’

Uit onderzoek blijkt dat niet de strafmaat, maar de pakkans bepalend is als afschrikking.

‘Op die manier gaan we natuurlijk het probleem van overbevolking nooit oplossen. Ze creëren almaar plaatsen bij, die meteen terug worden gevuld. Of het nu gaat om elektronisch toezicht, forensisch psychiatrische instellingen of detentie- en transitiehuizen. Op zich zijn zulke initiatieven waardevol en gericht op een meer menselijke vorm van vrijheidsberoving, maar het perverse is dat daardoor steeds grotere groepen mensen voor steeds langere tijd worden opgesloten. Daarmee lossen we geen enkel probleem op. Integendeel.’

‘We zien ook dat het nieuwe strafwetboek mogelijk aanleiding kan geven tot hogere strafmaten dan nu het geval is. Dat gaat het probleem van de overbevolking evenmin oplossen. Dat gaat zelfs het veiligheidsprobleem niet oplossen. Uit onderzoek blijkt dat niet de strafmaat, maar de pakkans bepalend is als afschrikking. Je moet dus niet naar de gevangenis kijken als oplossing, maar meer inzetten op politie en handhaving die efficiënter moet zijn voor het detecteren en oppakken van misdadigers. Rehabilitatie is geen taak voor de gevangenis. Daar moet je in de maatschappij zelf mee aan de slag. Want om mensen te rehabiliteren moet je hen ook verantwoordelijkheid geven in een omgeving die niet totaal los staat van de dagelijkse realiteit.’

Winny Matheeussen (1973) noemt zichzelf misantroop, hondenvriend en bergzitter.

Commentaren en reacties