JavaScript is required for this website to work.
post

Goede intenties versus keiharde consequenties

Deontologie (plichtmatig denken) en teleologie (doelgerichtheid) zijn onverenigbaar

Sid Lukkassen25/9/2019Leestijd 4 minuten
De dialoog Crito speelt zich af in de dodencel van Socrates, hier afgebeeld door
Jacques-Louis David (1787)

De dialoog Crito speelt zich af in de dodencel van Socrates, hier afgebeeld door Jacques-Louis David (1787)

foto ©

Handelen gebaseerd op de wereld zoals hij is (realisme) is onverenigbaar met handelen gebaseerd op hoe de wereld zou moeten zijn (utopisme).

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Er zijn vele factoren, die met informatiewinning samenhangen, die de polarisering en verhitting van het maatschappelijk debat vandaag aanjagen. De nieuwe media lijken een soort segregatie teweeg te brengen. Het verzamelen van nieuws gaat op sociale media via algoritmes. Als je een bericht ‘leuk vindt’, dan krijg je steeds meer suggesties in je nieuwsfeed om ook andere dingen leuk te vinden die daar direct verband mee houden. Zo ontstaan netwerken rond thema’s en krijg je ook vrienden die grofweg dezelfde gedachten hebben. Dit heeft gevolgen voor de journalistiek.

Echoput

Neem als voorbeeld De Correspondent, een echoput van kosmopolieten: bij De Correspondent  lees je veel verhalen over de multiculturele samenleving; de islam is een verrijking, FvD is stom en ontwikkelingssamenwerking is nuttig, duurzaam is goed. Aan de andere kant van het spectrum staat bijvoorbeeld TPO.

Ik betoog dat dit in feite niets nieuws is – wél is op basis hiervan te voorzien hoe politieke strategieën zich gaan ontwikkelen. Sociale media tonen enkel de symptomen van deze ‘kloof’ maar zijn niet de oorzaak. De oorzaak is immers wat ook George Orwell in 1984  aanstipte:

‘De beste boeken zijn niet de boeken waarin je leest wat je nog niet wist – in de beste boeken lees je wat je zelf zou schrijven, als je tenminste de tijd en concentratie had om je gedachten ordelijk te verwoorden.’

De psyche van een lezer, zijn of haar karakterhouding, maakt dat hij of zij een bericht omarmt of juist niet. Het geheel van zijn zelfbeeld en ervaring maakt dat een bepaalde lezer zich verslingert aan een zekere schrijver. Hoe kan het anders dat bij een wijdverspreid boek – gelezen door mensen met verschillende maar ook gelijkwaardige opleidingsniveaus – de één het helemaal uitleest en er enthousiast van raakt, terwijl de ander het na drie pagina’s getergd in een hoek werpt? Er moet iets zijn dat aan het moment dat de lezer het boek oppakte voorafging, iets in de lezer zelf dat bepaalde of dat boek die lezer wel of niet kon raken.

Karakterdisposities

Net zo is het met verkiezingen. Die gaan niet zozeer om concrete plannen die worden voorgelegd, wel om de taal waarmee die plannen worden omkleed. De twee tegengestelde karakterdisposities maken dat taal waartoe de ene kiezersgroep zich voelt aangetrokken, tegelijk de taal is die de andere kiezersgroep afschrikt en verjaagt.

Rationalisten en realisten baseren hun wereldbeeld namelijk op argumenten, feiten en gevolgen: dat is hun basishouding in het leven. De ‘gutmenschen’, hun tegenpolen, willen zich vooral goed voelen – zij beoordelen de wereld op moralisme, gevoelens en intenties. Het is waar dat ‘men niet meer luistert naar de andere kant’, doch tegelijk is er niets gewonnen met een uitwisseling tussen beide groepen.

Wie wel eens met een ‘gutmensch’ discussieert weet hoe het gaat: je bouwt je argument heel systematisch op. Neem nu de massa-immigratie. Je wijst op de gevolgen voor de verzorgingsstaat, op de etnische spanningen die ontstaan en afnemende saamhorigheid, de achterstand qua taal en arbeidsmarkt, enzovoorts. Als je je betoog goed opbouwt zal de gutmensch  je op iedere afzonderlijke trede van de trap gelijk geven. Maar dan – als je bovenaan de trap komt en de conclusie trekt – dan valt de gutmensch  weer terug in zijn oude patroon: ‘Máár! Het is onze morele plicht om die mensen op te vangen! We moeten het goede voorbeeld geven! Hoe zou jij je voelen in hun situatie!’

Hoe is deze terugval te verklaren?

Deontologie versus consequentialisme

De verklaring ligt in de scheidslijn tussen twee menstypes, twee wereldbeelden en karakterdisposities. Twee stromingen van ethiek. Als je redeneert vanuit een deontologische ethiek (deon = plicht), dan doen feiten er niet toe, omdat de intentie van het handelend subject de maatstaf is. Zo zegt Immanuel Kant dat de wereld ten onder mag gaan zo lang de rechtvaardigheid zegeviert. ‘Wenn die Gerechtigkeit untergeht, so hat es keinen Wert, daß Menschen leben auf Erden.’

Dit patroon keert in de hele geschiedenis terug – net zo is het met Luther’s sola fide: ‘alleen uw geloof zal u redden’ – handelingen worden irrelevant ten opzichte van intenties en morele gevoelens. De absolute onoverbrugbaarheid tussen beide wijzen van in de wereld zijn – deontologie versus consequentialisme – zette Socrates al in de Crito (385 v.C.) uiteen:

‘Men moet dus geen onrecht en geen kwaad terugdoen aan enig mens, wat men ook van hem ondergaat. Pas nu op Crito, wanneer je dit toegeeft, dat je het niet toegeeft tegen je overtuiging. Want ik weet dat slechts weinigen er zo over denken en zullen denken. Tussen hen nu die deze overtuiging hebben en hen die ze niet hebben is geen gemeenschappelijk overleg mogelijk; het kan niet anders, of zij minachten elkander, wanneer zij elkaars besluiten zien.’

Zoals gezegd loopt dit patroon door in de hele geschiedenis. Consequentialistische denkers zijn bijvoorbeeld Aristoteles (Oudheid), Machiavelli (Renaissance) en John Stuart Mill (moderniteit). Consequentialisten streven er naar om hun karakter te verbeteren door doelmatig te handelen, door steeds een afgewogen oordeel te vellen over de verhouding tussen middelen en doeleinden. Voortvarendheid en daadkracht staan hier centraal, evenals een scherp oog voor de gevolgen van handelingen op de lange termijn.

Etenstijd

Dit wetende is er niets gewonnen met discussies tussen beide kampen en dat komt door de onverenigbaarheid van persoonlijkheidsstructuren. Weliswaar deel ik de gevolgtrekking dat het een slechte zaak is dat journalistiek alleen nog kan overleven door een niche te bedienen, want dat ondergraaft de journalistieke objectiviteit. Gelukkig is er naast de journalistiek dan de filosofie, waar objectiviteit een belangrijke waarde is.

Desalniettemin blijft het punt staan dat objectiviteit feitelijk slechts voor één van die twee geesteshoudingen relevant is, omdat de ene helft haar handelen baseert op de wereld zoals hij is (realisme), terwijl de andere helft handelt vanuit een beeld van hoe de wereld zou moeten zijn (utopisme). Mensen zullen het met de consequentialisten oneens zijn – niet vanwege argumenten maar wegens hun eigen leefwijze, die voortvloeit uit hun persoonlijkheidsstructuur. Daarom moeten de consequentialisten een leefwijze omschrijven die hun medestanders aanspreekt.

Wegens de welvaartsuitstulping en uitzonderlijke veiligheid die Nederland een halve eeuw genoot, was er een zekere modus vivendi mogelijk tussen beide stromingen. Maar onder de geopolitieke indeuking die nu plaatsheeft kan dat niet langer – één der beide kampen moet onvoorwaardelijk zegevieren. Anders blijft het aanmodderen en achter de feiten aanlopen; dan zitten we niet aan tafel maar staan we op het menu.

Komt allen naar het evenement op 27 september in Sint Niklaas, waar Sid zijn nieuwe inzichten omtrent de middenklasse en de culturele identiteit van Europa uit de doeken zal doen. Inclusief gratis boeken. Mis dat niet!

Sid Lukkassen (1987) studeerde geschiedenis en filosofie. Hij is onafhankelijk denker, vrijwillig bestuurslid van de Vlaamse Club Brussel en inspirator van De Nieuwe Zuil. Hij schreef onder andere 'Avondland en identiteit' en 'Levenslust en Doodsdrift'. Hij promoveerde op 'De Democratie en haar Media'.

Commentaren en reacties