Het beperken in de tijd van de werkloosheidsuitkeringen
De discussie is terug van nooit weg geweest…
foto © EZEQUIEL SCAGNETTI © Reporters
Over de stelling dat de werkloosheidsuitkeringen in de tijd beperkt moeten worden, lopen de standpunten van de partijen uiteen.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementOver de stelling dat de werkloosheidsuitkeringen in de tijd beperkt moeten worden, lopen de standpunten van de partijen in aanloop naar de verkiezingen fel uiteen. De discussie draait eens te meer uit op een links-rechtsverhaal. ‘Progressieve’ fracties zijn tégen. ‘Conservatieve’ en liberale zijn vóór. Hoe moet de niet-partijgebonden lezer hierover denken?
Beginnen bij het begin
Een redenering over de modaliteiten van een vergoedingsstelsel tegen werkloosheid vertrekt het best vanuit het inzicht dat zo’n regime alle kenmerken draagt van een klassiek verzekeringsstelsel. Het uitbetalen van werkloosheidsvergoedingen valt weliswaar onder de subcategorie ‘sociale verzekering’ (de reden zijnde dat de bijdragen verplicht zijn: een werknemer kan niet zomaar beslissen om uit het systeem te stappen), maar dat doet geen afbreuk aan dat verzekeringskarakter.
Laten we de bestanddelen even oplijsten. Er is alvast sprake van een inleg: iedere beroepsactieve Belg betaalt een welbepaalde afdracht aan onze sociale zekerheid die wordt aangevuld door patronale bijdragen, te storten door elke werkgever. Daarnaast zijn er uiteraard uitgaven: de tegemoetkomingen aan mensen die zonder werk zitten. Dat leidt tot enkele elementaire consequenties die opgaan voor de hele verzekeringswereld. Zo is het de bedoeling dat het stelsel duurzaam is (lees: dat de uitgaven op langere termijn de inkomsten niet overtreffen).
Ten slotte, conform elk verzekeringsprincipe, is er een solidariteitsmechanisme: zij die nooit getroffen werden door een ongewenste gebeurtenis moeten niet zeuren dat ze jarenlang geld hebben opgehoest zonder financiële return.
Geen inleg, geen uitkering?
Het behoort tot de verzekeringstechnische geplogenheden dat geen betoelaging kan verkregen worden indien er geen bijdragen betaald werden. Als je geen brandverzekering hebt afgesloten, moet je ook niet klagen dat je brandschade niet vergoed wordt. Dit principe geldt echter niet helemaal voor de werkloosheidsvergoedingen (daarom spreken we ook van ‘sociale verzekeringen’): een schoolverlater kan, hoewel die nooit een bijdrage heeft gestort, toch aanspraak maken op een tegemoetkoming. Wel werd hier intussen een rem op gezet: sinds 2012 moeten deze mensen, ongeacht leeftijd, eerst een wachttijd van 310 dagen doorlopen voor zij aanspraak kunnen maken op een uitkering.
Dat lijkt aanvaardbaar, zelfs zonder initiële financiële inbreng vanwege de betrokkene. Problematisch wordt het wanneer na de ‘inschakelperiode’ betrokkene nog altijd geen werk gevonden heeft. Dan blijven de uitkeringen in principe oneindig doorlopen.
Het is nogal wiedes dat het zo quasi onmogelijk wordt om een financieel evenwicht te bereiken, vooral wanneer het aantal rechthebbenden dat nooit heeft bijgedragen maar wel levenslang beroep doet op de vergoedingen een niet te verwaarlozen omvang bereikt, en dat is sinds de jaren zeventig jaar na jaar het geval geweest. In streken van Henegouwen zouden er al drie opeenvolgende generaties gesignaleerd zijn waarvan geen van beide ouders ooit een baan heeft gehad. Ondertussen signaleert De Morgen dat 16,4% van de Waalse kinderen opgroeit in een gezin waar niemand werkt.
Een nog groter deficit wenkt…
Bovendien zal binnen afzienbare tijd het akkoord in voege treden dat onlangs werd bereikt tussen het Europees Parlement en de lidstaten, waarbij een werknemer uit een andere lidstaat van de EU na één maand werken in die lidstaat een werkloosheidsuitkering kan aanvragen. De Belgische minimumperiode van drie maanden zal dus significant ingekort worden. Dat alles zal het financiële onevenwicht nog doen toenemen: het is de ultieme strooppot voor migranten die liever niet werken. Dit noopt tot een strenge begrenzing in de tijd van dergelijke tegemoetkomingen.
… en dus moet er gesneden worden
Bespaard zal er moeten worden. Ons land is de internationale recordhouder wat betreft uitbetalen van werkloosheidsvergoedingen. Onderstaande figuur vergelijkt de cijfers binnen de EU voor 2016. De percentages staan voor de verhouding van toegekende uitkeringen aan werklozen in verhouding tot de totale uitgaven binnen de sociale zekerheid. We zijn op dit vlak kampioen. Ierland, dat zich de voorbije jaren door een flinke crisis gesparteld heeft, was tot voor kort een goede tweede; maar daar zijn de cijfers intussen heel wat verbeterd.
Uitkeringen in functie van de gestorte bijdragen
Een ander verzekeringsprincipe luidt dat de toelages in relatie moeten staan met de omvang van de betaalde bijdragen. Ons sociale-zekerheidstelsel volgt deze logica gedeeltelijk, want de hoogte van de sociale bijdragen staan in functie van de verloning, maar ook de uitkeringen houden daar verband mee. Helemaal lineair is die verhouding echter niet, want de afhouding is onbegrensd maar de uitkeringen zelf zijn geplafonneerd. Vanaf een bepaald loonplafond krijg je geen hogere werkloosheidsvergoeding. Ook dit kan verantwoord worden op basis van de solidariteitsgedachte: werknemers met een hoog inkomen, waarvan verondersteld wordt dat ze meer kans maken op een nieuwe betrekking, spijzigen in onevenredige mate de kassa waardoor de laagbetaalde collega’s kunnen genieten van meer financiële ademruimte om ander werk te zoeken.
In die zin is het huidig standpunt van de rechtse partijen niet gefundeerd. Het is onverdedigbaar om een werknemer die vijfendertig jaar trouw zijn bijdragen betaald heeft, af te schepen met een uitkering van amper twee jaar indien deze buiten zijn wil om werd afgedankt. In deze tijden van elektronisch gegevensbeheer kan het niet moeilijk zijn om op basis van loopbaangegevens de uitbetalingsduur van werkloosheidsuitkeringen glijdend te laten variëren in functie van de voorafgaande perioden van reguliere arbeid die gepaard gingen met het ophoesten van sociale bijdragen. Wie meer heeft gestort moet ook meer kunnen terugkrijgen, zo moeilijk is dat.
Misbruik
Elk systeem van sociale bescherming moet blijk geven van rechtvaardigheid. Wanneer misbruik al te omvangrijk wordt, ondergraaft dit de legitimiteit van het hele systeem. Dit leidt tot problematische conclusies. Een tiental jaren geleden voerde het HIVA (een onderzoeksinstelling aan de KU Leuven) een onderzoek uit naar de toestand van personen die uitgesloten werden van het recht op werkloosheiduitkeringen. Wat leverde dit op? Een derde van de onderzochte cohorte bleek terecht gekomen te zijn op het OCMW en moest rond zien te komen met een leefloon: het gaat hier om de echte slachtoffers van een gebrek aan arbeidskansen. Een ander derde verdween simpelweg uit de cijfers: minstens gedeeltelijk gaat het hier om personen die nooit echt werkzoekend waren, andere bronnen van inkomsten hadden en de vergoeding voor hun werkloosheid beschouwden als een welkom extraatje zolang het duurde. En het laatste derde? Die vonden plots werk, hoewel ze verondersteld werden daar de hele voorbije periode naar gezocht te hebben… Is het verboden te denken dat dit wijst op een veralgemeend oneigenlijk gebruik van deze belangrijke tak van onze sociale zekerheid?
De vakbond
Bovenstaande bespreking haalt vooral rationele argumenten aan. Politieke standpunten worden daar doorgaans niet op gebaseerd: machtsoverwegingen en financiële belangen wegen zwaarder door. De werkloosheidsuitkeringen worden grotendeels uitbetaald door de grote syndicale organisaties. Het stelsel is een ware aansluitingsmachine: het leidt schoolverlaters (maar ook verse niet-gesyndikeerde werklozen) rechtstreeks naar het vakbondslidmaatschap. Niet te verwonderen dat CD&V en sp.a gewonnen blijven voor een in de tijd onbeperkt uitkeringsstelsel. Het levert hun syndicale vleugels niet alleen leden op maar ook inkomsten, want hun rol als uitbetaler wordt door de overheid vergoed, en naar sommigen beweren, boven de kostprijs.
Maar ook Groen is gekant tegen een begrenzing in de tijd, en die hebben toch geen vakbondsbindingen? Allicht speelt hier de gedachte dat mensen alleen maar rechten hebben (tegemoetkomingen), en vooral geen plichten (de opdracht ervoor werk te vinden, ook al beantwoordt dat niet onmiddellijk aan je dromen). Die laatste redenering verklaart de verschillen in standpunten, die Het Laatste Nieuws onlangs samenvatte.
De standpunten
Volgens John Crombez werkt het inperken van de uitkeringen in de tijd niet om meer mensen aan de slag te krijgen. Ook Meyrem Almaci van Groen wil het systeem behouden. ‘Soms mogen we fier zijn op wat we beslist hebben in het verleden. De werkloosheid mag je beperken in de tijd, niet de uitkering. De harde realiteit is dat als je dat doet, dat je mensen in armoede stort.‘ Peter Mertens van PVDA sluit zich daar bij aan: ‘Zij die nu langdurig werkloos zijn in Vlaanderen, hebben vooral maatwerk nodig. Er is begeleiding nodig, en die moet er ook boven de armoedegrens zijn.’
Bart De Wever van N-VA: ‘Wij zijn het enige land in Europa waar de werkloosheidsuitkering nog niet beperkt is in de tijd. Griekenland was er vroeger ook nog, en dat is niet bepaald een voorbeeldland. (…) Ondertussen zijn we wel kampioen in het niet kunnen invullen van vacatures’. Voor Rutten is het vooral de bedoeling om ‘veel sneller dan vandaag met de mensen aan de slag te gaan. Ze moeten een nieuwe job krijgen of een opleiding kunnen volgen, dus meer activeren. Maar als dat na twee jaar niet lukt, moet je iets anders proberen’. Vlaams Belang-voorzitter Tom Van Grieken is eveneens voorstander van een beperking in de tijd, maar met een uitzondering voor 50-plussers.
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Jan Van Peteghem is professor in de chemische ingenieurstechnieken
Bart De Wever en Paul Magnette zijn het alvast over één ding eens: 2024 wordt een strijd tussen de N-VA en de PS.
Vijf maanden na de verkiezingen is er nog geen uitzicht op een nieuwe regering. Welke factoren bevorderen of bemoeilijken de regeringsvorming?