JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Het DNA van de koninklijke toespraken

Bart Maddens20/7/2013Leestijd 6 minuten

Straks krijgen we Alberts laatste 21-julitoespraak. Bart Maddens gaat op zoek naar de rode draad in de reeks die de koning neerzette.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Wie straks om 13.00 uur argeloos de radio opzet om naar het middagnieuws te luisteren, zal bedrogen uitkomen. In de plaats van de vertrouwde begintune weerklinken dan de eerste tonen van de Brabançonne, gevolgd door een ongeveer tien minuten lange ‘toespraak van zijne majesteit koning Albert II naar aanleiding van de nationale feestdag’.   En er is geen ontkomen aan, want op TV is het ook van dat.  

Een verrassing kun je dit bezwaarlijk noemen, want het fenomeen doet zich elk jaar voor op die dag en dat uur.  Sinds mensenheugenis als het ware. Of toch niet? Als het gaat over de monarchie, dan spreekt men graag van eeuwenoude tradities. Maar sommige van die tradities blijken van verrassend recente makelij. Zo is het pas sinds 1983 dat de koning op de dag vóór 21 juli een toespraak houdt. België had toen een lange periode van communautaire turbulenties achter de rug. Het Hof wou met die extra toespraak (naast die van kerstavond) een tegenwicht creëren voor de middelpuntvliedende krachten, en een nieuw Belgisch patriottisme aanwakkeren. 

De verdediging van de Belgische eenheid is inderdaad dé rode draad die door alle koninklijke toespraken loopt. Als wij kunnen aantonen dat bevolkingsgroepen met verschillende culturen harmonisch kunnen samenleven in één land, dan zijn wij een model voor Europa en de wereld, zo luidt het steeds weer.

Soms wordt die boodschap op een vrij neutrale toon gebracht, bijna als een obligaat nummertje. Dat was bijvoorbeeld het geval in de eerste koninklijke toespraak van Albert II, onmiddellijk na zijn eedaflegging voor de ‘Verenigde Kamers’, op 9 augustus 1993. In andere gevallen is de toon scherper en wordt er ook gewaarschuwd voor de communautaire onruststokers die het Belgische model belagen. Amper drie weken vóór de eedaflegging van Albert was Boudewijn (in zijn laatste 21 juli-toespraak) nog uitgevaren tegen ‘om het even welke vorm van separatisme’. Albert zelf zou pas op 21 juli 1996 voor het eerst een scherpe anti-separatistische toon aanslaan: ‘In België is de keuze voor federalisme, dat iedere vorm van openlijk of verkapt separatisme verwerpt, niet ingegeven door een bepaald conservatisme.’

Weest waakzaam!

Het is natuurlijk niet toevallig dat de monarchen het bijna nooit gewoonweg hebben over ‘separatisme’ zonder meer. Het gaat zo goed als altijd over ‘vormen van separatisme’ of ‘openlijk of verkapt/omfloerst separatisme’. Dit is een listige retorische truc waarmee iedereen die streeft naar meer autonomie voor de deelstaten – en sinds de jaren negentig zijn dat enkel de Vlamingen – onder verdenking wordt gesteld. Zelfs de brave cultuurflamingant die het op 11 juli aandurft om een leeuwenvlag uit te hangen zou wel eens een omfloerste  separatist kunnen zijn. Weest dus waakzaam !

Vooral in de jaren negentig duikt er in de toespraken nog een andere vijand op van het Belgische model: het nationalisme. Dat is eigenlijk vreemd omdat de monarchie toch bij uitstek een nationalistische aangelegenheid is. Maar het nationalisme waar de monarchen naar uithalen wordt steevast vergezeld van een pejoratief adjectief: ‘gruwelijk’, ‘waanzinnig’, ‘blind’, ‘extreem’, ‘losgeslagen’, ‘bekrompen’, ‘voorbijgestreefd’, enzovoort….  Het gaat hier meestal om verwijzingen naar de burgeroorlog in ex-Joegoslavië. Maar de implicatie is toch altijd dat ook België wel eens die weg op zou kunnen gaan, en soms wordt dat ook met zoveel woorden gezegd. 

Een ander thema dat steeds terugkeert in de koninklijke toespraken is de Europese Unie.  Voor de monarchen is het federale België een voorafspiegeling van een toekomstige Europese federatie.  Als België de communautaire twisten achter zich kan laten, dan wordt het een model voor de Europese Unie, en wordt Europa als het ware een België in het groot. Omgekeerd zou  een mislukking van dit Belgische pioniersproject de Europese eenwording hypothekeren. Maar ook met deze redenering is iets geks aan de hand. Want stel dat de EU inderdaad een federaal België-in-het-groot zou worden, dan houdt de huidige Belgische entiteit op te bestaan en worden de Belgische deelstaten ineens deelstaten van dat federale Europa. En laat dat nu net zijn wat ook veel Vlaams-nationalisten willen. Bij nader inzien blijken zelfs de Belgische vorsten omfloerste separatisten te zijn!

Maar, alle gekheid op een stokje, geen zinnig mens kan ontkennen dat de monarchen  duidelijk stelling nemen in het communautaire conflict en bijna altijd, in min of meer bedekte termen, uithalen naar de Vlaams-nationale partijen. Sommigen vinden dat de normaalste zaak van de wereld. Zij beschouwen het als de verdomde plicht van de koning om de eenheid van het land te verdedigen. Als het gaat om de strijd tegen de (omfloerste) separatisten, dan mag de koning partijdig zijn, volgens deze redenering.

Zelfhulpgroep

Nochtans stellen we vast dat andere monarchen die met een probleem van separatisme worden geconfronteerd, zich veel meer op de vlakte houden hierover. Mocht er een zelfhulpgroep bestaan van monarchen van uiteenvallende naties, dan zouden Juan Carlos van Spanje en Elizabeth II van het Verenigde Koninkrijk daar zeker lid van zijn. De eerstgenoemde wordt geconfronteerd met sterke separatistische tendensen in twee van de rijkste regio’s van zijn land, Baskenland en Catalonië. Elizabeth van haar kant ziet de eenheid van haar rijk bedreigd door een opstandig Schotland, waar de separatisten momenteel de dominante politieke stroming vormen en in 2014 een referendum over Schotse onafhankelijkheid zullen organiseren.

Juan Carlos spreekt enkel met kerstavond de Spanjaarden toe. In die toespraken spreekt hij hoogstens in zeer bedekte termen over de ’communautaire’ problemen in zijn land. Een vast thema was tot voor kort de veroordeling van het (ETA-)terrorisme, maar daarbij verwijst de koning nooit naar de kwestie van het separatistisme in Baskenland. Het terrorisme wordt voorgesteld als een plaag die Spanje treft, en die niets met de politiek van doen heeft. 

De toespraken van de Spaanse monarch zijn over het algemeen veel minder politiek geladen dan de Belgische. Maar ik zou toch niet willen ruilen want de Spaanse toespraken klinken veel patriottischer. Het is al Spanje wat de klok slaat. De koning heeft het constant over ‘het Spaanse volk’, ‘wij Spanjaarden’, enzovoort. Juan Carlos mag zich dan politiek nogal op de vlakte houden, zijn toespraken zijn wel uitgesproken Spaans-nationalistisch: ze construeren een homogene Spaanse natie waar bepaalde positieve kwaliteiten aan worden toegedicht.  Onze koninklijke toespraken daarentegen kun je moeilijk Belgisch-nationalistisch noemen in de klassieke zin van het woord. Het is eerder een multicultureel nationalisme, waarbij de Belgische natie wordt gedefinieerd in termen van zijn culturele componenten.   

Ook Elisabeth II houdt elk jaar een toespraak op kerstavond: de fameuze Queen’s Christmas message. Die toespraken zijn haast totaal apolitiek, wat ook te maken heeft met het feit dat ze in principe zijn gericht tot alle landen van het Britse Gemenebest. Interessanter zijn de toespraken waarmee de Britse koningin elke nieuwe legislatuur van het Schotse Parlement opent. Deze speeches hebben een Schots-nationalistische ondertoon. De koningin heeft het zonder schroom over ‘het Schotse volk’ en ‘het land Schotland’.  Hier geen moraliserende sneren naar  populisten, poujadisten of omfloerste en andere separatisten, en al evenmin lofzangen op de Britse modelstaat, noch klaagzangen over het mogelijke einde daarvan.  Het lijkt wel alsof Elizabeth gewoonweg boven de politieke en institutionele actualiteit staat en een tijdloos vertoog brengt.

Quasi-troonrede

Anderzijds houdt de Britse monarch bij de opening van het parlementaire jaar in Westminster een wel zeer uitgesproken politieke toespraak, namelijk de troonrede. Die troonrede is het equivalent van onze beleidsverklaring. Iedereen weet echter dat de koningin hier enkel de spreekbuis is van de eerste minister, die bescheiden achteraan in het House of Lords staat mee te luisteren. De koningin leest gewoon een tekst voor die door de regering is opgesteld. In Nederland kent men die traditie ook: daar leest de monarch de beleidsverklaring voor op Prinsjesdag.

Omwille van de politieke geladenheid ervan hebben onze koninklijke toespraken ook trekjes van een troonrede: de koning verdedigt het beleid van de meerderheid en haalt in min of meer bedekte termen uit naar de oppositie. Maar paradoxaal genoeg heeft de regering weinig of geen vat op die quasi-troonrede. Dat is aan het licht gekomen naar aanleiding van het recente incident rond de kersttoespraak. De kabinetschef van de koning schrijft een ontwerp dat dan wordt voorgelegd aan de eerste minister tijdens zijn wekelijkse audiëntie op het paleis. De premier moet de tekst ter plaatse doornemen, terwijl de koning erop toekijkt, en meteen zeggen of hij er al dan niet mee akkoord gaat. De premier krijgt dus geen tijd om er eens rustig over na te denken, of om zijn ministers of kabinetsmedewerkers te raadplegen. Dit is natuurlijk een bizarre, bijna vernederende procedure. Vooral omdat het wel degelijk de regering is die formeel-juridisch verantwoordelijk is voor de inhoud van de toespraken, en erover kan worden geïnterpelleerd in de Kamer.   

Zeker als men de lijn van de politisering wil doortrekken zou het veel logischer zijn dat de koninklijke toespraak gewoonweg wordt opgesteld door de regering, en dat dit ook zo bekend wordt gemaakt.  Het zou nog zuiverder zijn mocht niet de koning, maar wel de eerste minister die toespraak voorlezen. In dat geval komen we evenwel terecht bij een remedie die sommigen allicht erger zullen vinden dan de kwaal. Want dan zal het niet Philippe zijn die fulmineert tegen de omfloerste separatisten, maar wel Elio Di Rupo.  

Het is, toegegeven, zeer twijfelachtig of dat de pijn zou verzachten voor wie op 20 juli om 13.00 uur argeloos de radio opzet om naar het middagnieuws te luisteren…

 

Dit artikel steunt op een analyse verschenen in : Brigitte Balfoort, Bart Maddens, Herman Matthijs, Veerle Segers/Geert Hoste en Mark Van den Wijngaert, ‘Zijn wij de koning te rijk?Leuven, Davidsfonds, 2013.

<Vindt u dit artikel informatief? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>

Bart Maddens (1963) is germanist en politieke wetenschapper. Als student was hij actief in het KVHV van Leuven en in de Volksunie-Jongeren. In de jaren 1990 was hij lid en bestuurder van het IJzerbedevaartcomité. Vandaag publiceert hij regelmatig opiniestukken over de Vlaamse Beweging en de staatshervorming. Hij is auteur van onder meer 'Omfloerst separatisme. Van de vijf resoluties tot de Maddens-strategie'. 

Commentaren en reacties