Het “Rapport Obin”
Een Frans rapport dat uit zijn as herrezen is
De ogen sluiten is wat ministers graag doen, enfin, in Frankrijk toch
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnement
‘Wie met vuur speelt, verbrandt zich’, meent de Parijse rapper Booba (geboren in Boulogne-Billancourt, 1976) in het blad Le Parisien. ‘Ik ben verwonderd dat het niet eerder is gebeurd, want het was niet de eerste keer dat de tekenaars de profeet hadden afgebeeld. In het leven moet je de gevolgen van je keuzes aanvaarden. Wie in Australië aan een kust vol witte haaien woont, en men zegt je dat, en je weet het, en je gaat toch door met zwemmen elke dag, als je dan op een dag door een witte haai gepakt wordt, moet je dat aanvaarden.’
De vergelijking met die haaien is gewaagd en zou niet aan iedereen vergeven worden, maar aangezien Booba zelf moslim is, zal het nog net kunnen.
Toch vermoed ik dat er destijds met de republikeinse opvoeding van die jongen iets is misgegaan. In 2003 al – Booba was dan van school af – moet de Franse president Chirac hebben ingezien dat er problemen waren met sommige leerlingen in sommige scholen in sommige wijken en, heel logisch: hij liet een commissie oprichten. Zijn minister van onderwijs vroeg daarop aan tien inspecteurs-generaal en speciale opdrachthouders om verschillende departementen te bezoeken om er waarnemingen te doen. Dat deden ze, en in juni 2004 leverden zij een rapport van 18 000 woorden in. In de inleiding zegden ze dat hun conclusies niet veralgemeend mochten worden, want ze hadden vooral des quartiers sensibles, ‘kwetsbare buurten’ bezocht. Het was in Frankrijk niet overal even erg, maar in sommige wijken was het wellicht zelfs nog erger dan wat zij gezien hadden, omdat er een onwil was om te rapporteren. Hun besluit was dat men krachtig diende in te grijpen.
Zoiets is vervelend voor ministers en, op zich ook weer heel logisch: men verkoos het rapport in een lade op te bergen.
Maar toch dook het weer op. De laatste jaren en vooral maanden wordt er meer en meer naar verwezen. Le Rapport Obin kent een tweede leven. Er zijn kostbare jaren verloren gegaan, lees je nu, en dat komt omdat men verkoos – op alle niveaus, van de onderwijzer tot de minister – de werkelijkheid niet te zien.
Dit rapport zou in zijn geheel vertaald moeten worden, want al gaat het over het Frankrijk van tien jaar geleden, er staan dingen in die misschien toch herkenbaar zijn, en onze politici en journalisten stof tot nadenken zouden leveren. Hieronder enkele passages die de uitgangspunten van het rapport, en de eerste indrukken van de auteurs betreffen:
De tekenen en uitingen van religieuze overtuigingen in de schoolinstellingen
Rapport voor de Minister van Nationale Opvoeding, Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek
Rapport présenté par Jean-Pierre Obin
Onze benadering van de schoolinstellingen was eerder etnologisch (observeren, vervolgens beschrijven) dan normatief. Temeer omdat bij veel personeelsleden en verantwoordelijken de uitingen van religieuze overtuigingen onder een soort verdringing of algehele ontkenning lijken te vallen, en dit op elk niveau, dat van de klas, de inrichting, de academie: over het algemeen begon iedereen met te verklaren dat we niet de moeite van de verplaatsing hadden moeten nemen, want er viel niets waar te nemen: in niemand zijn klas, zijn school, of in de sector die onder zijn verantwoordelijkheid stond, was er iets aan de hand.
Onze bevindingen spraken deze verklaringen vooraf heel vaak tegen. Na afloop van onze werkzaamheden lijkt het ons duidelijk dat wat deze materie betreft de informatie heel slecht circuleert binnen de nationale onderwijswereld, en dat we met de grootste waarschijnlijkheid mogen vermoeden dat de waarnemingen, zoals in dit rapport opgetekend, allicht onder de werkelijkheid blijven zoals die zich in de instellingen in kwestie voordoet. Zozeer is bij veel leraars, pedagogische adviseurs en directies de neiging aanwezig om, wat dit onderwerp betreft, een deel van hun professionele werkelijkheid te verbergen. […]
Het komt hierop neer dat de houding van de academische autoriteiten, al naar de periodes en de verantwoordelijken, fluctueert tussen enerzijds de bezorgdheid om elk conflict te vermijden, en zeker elke media-aandacht, en anderzijds de wil om zich tegen de schendingen van de neutraliteit te verzetten [van het staatsonderwijs: laïcité]. […]
In het ergste geval constateert men dat instellingen er echt als versterkte burchten uitzien, zoals ze in de achtergestelde buurten van de grote Latijns-Amerikaanse steden voorkomen, afgerasterd, met prikkeldraad bovenaan, ingangssluizen en videobewaking. Deze instellingen besteden veel tijd en energie om zich af te schermen van een omgeving die als extreem agressief wordt gezien, en dat allicht soms ook is. De grootste preoccupatie van de schoolhoofden is het controleren van de leerlingen, en de ordehandhaving. De preoccupatie van de leraars is hun veiligheid, en hun overplaatsing: in een van de bezochte instellingen was de gemiddelde anciënniteit van de leraren minder dan drie jaar. In dergelijke situaties voelt men zich machteloos. […] Meerderen onder hen hebben ons gezegd dat ze een les moesten afbreken, of zelfs dat ze ervan afzagen om aan een programmadeel te beginnen, waarmee ze, niet altijd bewust, aan preventieve autocensuur deden. Nog verontrustender is het dat andere leraars, en meer dan je zou denken, omdat ze menen dat de leerlingen ‘hun eigen religie niet kennen’, het als hun taak beschouwen om hun religieuze opvoeding bij te werken, vaak zonder te beseffen wat voor draagwijdte dit heeft. Zonder aarzelen doen zij dan uitspraken over een orthodoxie, en moedigen ze een theologie aan die zijzelf compatibel achten met de moderniteit en de democratie, en gaan ze in tegen opvattingen die ze als bijgelovig beschouwen of die een ‘integristische’ lezing van de heilige teksten inhouden. Zo raakt men op drift en men mag dit als een ’theologisering’ van de leerinhoud definiëren. […] Maar vele leraars voelen in de eerste plaats ontreddering en verwarring. Om hun taak aan te kunnen of gewoon om verder les te kunnen geven, en slecht voorbereid als ze vaak zijn om deze situaties het hoofd te bieden, aan hun lot overgelaten zonder richtlijn of steun, schipperen deze leraars met de principes, de jongsten in het bijzonder, of ze verzinken in relativisme. […] Anderen weer, murw geworden, houden zich gedeisd en wachten op hun overplaatsing.
Marc Vanfraechem (1946) werkte voor Klara (VRT-radio); vertaler, blogger http://victacausa.blogspot.com sinds 2003. Hij schrijft het liefst, en dus meestal, artikels met daarin verwerkt vertaalde citaten van oude auteurs, die hem plots heel actueel lijken.
Bestuurlijke nalatigheden die rampen erger maken dan ze hadden moeten zijn… dat soort zaken kwam al voor in de vierde eeuw voor Christus.
Waterramp in Spanje gebeurde in gebied waar meer dan 50 dammen gesloopt zijn.