JavaScript is required for this website to work.
post

Hoe het hoofddoekendebat het belang van de canon aantoont

Paul Cordy 20/11/2022Leestijd 6 minuten

foto ©

Op de 64ste verjaardag van het schoolpact, raakt het hoofddoekendebat één van de fundamentele discussies al van bij het ontstaan van België.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Op 20 november vieren we de 64ste verjaardag van het in 1958 gesloten Schoolpact. Die verjaardag wordt voorafgegaan door een weer eens aangezwengeld debat over het dragen van de hoofddoek door leerkrachten. Hoeveel deelnemers aan het debat zouden beseffen dat ze met die discussie raken aan één van de fundamentele discussies die sinds het ontstaan van België mee de politiek in dit land bepaald hebben, en die pas 128 jaar later beslecht werd met de sluiting van het Schoolpact?

Aan de oneigenlijke argumenten die in het debat worden gebruikt valt op dat men er nauwelijks in slaagt de discussie in een ruimer kader te plaatsen – en dus correct te voeren. Sommigen zullen de geschiedenis bewust negeren, maar velen weten wellicht niet eens welk historisch debat ze voeren.

Schoolstrijd

Wie organiseert het onderwijs? Is dat de staat, mag iedereen scholen openen? En wat is de rol van religie of levensbeschouwing in dat onderwijs? Het verzet tegen de plannen van Willem I voor het onderwijs leidden mee het Belgische separatisme in. De grondwet van de nieuwe Belgische staat verwees zeer prominent naar de vrijheid van onderwijs. Was de vermelding prominent, de interpretatie van die vermelding was dat minder. Decennialang zou de onderwijskwestie – wie mag onderwijs organiseren, wie betaalt, wat met het door de staat georganiseerd onderwijs, wat met godsdienst in het onderwijs – een voortdurend twistpunt blijven in de Belgische politiek, tot twee keer toe uitmondend in een heuse schoolstrijd die jarenlang de hele politiek in zijn greep hield.

Het schoolpact pacificeerde de onderwijswereld. Samen met het kleinere broertje, het cultuurpact, werden na vele decennia discussie de verhoudingen tussen gemeenschap en religie maar vooral tussen staat en godsdienst in de plooi gelegd. Ongetwijfeld zal de schoolstrijd een belangrijk item worden in de canon van Vlaanderen die in opmaak is. Het is een schoolvoorbeeld van een sleutelmoment dat verklaart hoe Vlaanderen van vandaag historisch gegroeid is tot wat het nu is.

Lieven Boeve

Jammer genoeg is de canon nog niet klaar, want ze zou op eenvoudige manier voor veel deelnemers aan het debat de essentie van de discussie over de hoofddoek in het onderwijs blootleggen. Vele argumenten die de jongste dagen gebruikt werden, deugen immers niet of doen totaal niet ter zake. Dat gaat van het verwijzen naar de krapte op de arbeidsmarkt over opmerkingen over het onderdrukkend karakter van de hoofddoek tot het ‘geschandaliseerd zijn’ van Lieven Boeve door de uitspraak van minister Weyts over leerkrachten die blijkbaar een hogere roeping hebben dan lesgeven.

Concreet: nee, een conjuncturele krapte op de arbeidsmarkt is geen reden om grondwettelijke principes aan te passen, nee, de overheid doet in zijn regelgeving geen uitspraken over religieuze praktijken die bijvoorbeeld het strafwetboek niet overschrijden, en ja, Ben Weyts respecteert de historische vrijheid van onderwijs als hij wijst op het recht van inrichtende machten om te oordelen dat het dragen van een hoofddoek niet in hun pedagogisch project past.

Vrijheid en geen verbod in het katholiek onderwijs

Het is ook eerder naast de kwestie dat een topman van het katholiek onderwijs zich mengt in een discussie over een verbod op levensbeschouwelijke tekens in het onderwijs. Een dergelijk verbod geldt immers per definitie alleen voor het door de overheid georganiseerde onderwijs. Het vrije onderwijs heeft altijd de vrijheid gehad om hun pedagogisch project te funderen op religieuze principes, en heeft dus ook altijd de vrijheid gehad om leerkrachten en leerlingen religieuze symbolen te laten dragen.

Ook vandaag zijn er katholieke scholen die vanuit die optiek geen graten zien in het dragen van bijvoorbeeld een islamitische hoofddoek. Dat is hun goed recht, niemand betwist dat. De discussie over levensbeschouwelijke kentekens gaat expliciet niet over een hoofddoekenverbod in het vrij onderwijs, want dat bestaat gewoonweg niet. Wat wel bestaat is de vrijheid van de inrichtende macht om leerkrachten met levensbeschouwelijke tekens toe te laten. Hoewel ook die vrijheid voortvloeit uit hoe de verhouding tussen religie en onderwijs in ons land is geregeld, is er een verschil met de plicht tot neutraliteit die voor het officieel onderwijs bestaat.

Historisch verworven neutraliteit

Om die plicht tot neutraliteit te begrijpen moeten we weer terugkeren in de geschiedenis. Toen de vrijheid van onderwijs in de grondwet werd ingeschreven was het katholiek onderwijs absoluut dominant. Voor de liberale, al dan niet sterk antikatholieke, kringen kon het door de staat georganiseerd onderwijs een tegengewicht vormen voor dat dominante katholicisme. Wat in wezen een machtsstrijd was ‘om de ziel van het kind’, resulteerde na verloop van tijd tot een regeling die garanties bood aan levensbeschouwelijke minderheden.

Toen in 1958 het schoolpact werd afgesloten was niet alleen het katholieke onderwijs, zeker in Vlaanderen, dominant, maar was het hele katholicisme nog de dominante levensbeschouwelijke stroming in Vlaanderen. De vraag naar een plek waar de niet-katholieke minderheid terechtkon was in die context zeker legitiem. Maar zo’n plek kon alleen bestaan binnen een neutraal kader. Mocht men toen gekozen hebben voor een pluralistische organisatie van de onderwijswereld, dan werd het niet-katholieke deel van de bevolking in dat onderwijs gewoon weggedrukt. Overigens, ook al is het katholicisme vandaag al lang niet meer toonaangevend, in Vlaanderen behoren nog steeds ergens tussen tweederde en driekwart van alle scholen tot het katholieke net. De discussie over de neutraliteit betreft finaal maar een beperkt gedeelte van ons onderwijs.

Gemeenschapsonderwijs

Vandaag bepaalt artikel 24 van de grondwet: ‘De gemeenschap richt neutraal onderwijs in. De neutraliteit houdt onder meer in, de eerbied voor de filosofische, ideologische of godsdienstige opvattingen van de ouders en de leerlingen. De scholen ingericht door openbare besturen bieden, tot het einde van de leerplicht, de keuze aan tussen onderricht in een der erkende godsdiensten en de niet-confessionele zedenleer.’ Uitzonderingen op die neutraliteitsplicht voor leerkrachten staan daar expliciet niet in. Kan ook niet, want dan is er geen sprake meer van neutraliteit.

In het verlengde van die grondwettelijke plicht ondertekenen leerkrachten in het gemeenschapsonderwijs een neutraliteitsverklaring. Daarin staat onder meer te lezen: ‘Ik erken dat het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap neutraal onderwijs is en ik zal de neutraliteit zoals die gedefinieerd wordt door de Raad van het GO! Respecteren’, en ook: ‘Ik weet dat ik mijn persoonlijk engagement kan en mag bekendmaken als de opvoedings- of onderwijssituatie daartoe aanleiding geeft. Maar ik doe dit bedachtzaam en voorzichtig, wat betekent dat ik me zeker onthoud van elke vorm van indoctrinatie en/of bekeringsijver’. Dit valt dus niet te rijmen met iemand die permanent levensbeschouwelijke tekenen zou dragen en zo niet ‘bedachtzaam en voorzichtig’ wanneer ‘de opvoedings- of onderwijssituatie daartoe aanleiding geeft’, iets zegt over zijn levensbeschouwing maar integendeel opdringerig en te pas en te onpas met zijn levensbeschouwelijke overtuiging te koop loopt.

Neutraliteit beschermt minderheden

Dit land heeft meer dan honderd jaar geworsteld met de verhouding tussen levensbeschouwing en overheid. Uit dat langdurige conflict is een vrij unieke consensus ontstaan, vorm gegeven in een aantal pacten. Deze legden onze samenleving in een plooi waar we de afgelopen decennia de vruchten van geplukt hebben en die mensen een ruime vrijheid geeft om  de eigen levensbeschouwing te beleven zonder anderen te hinderen. Ze creëerde naast een privésfeer waar ieder uiteraard binnen bepaalde wettelijke contouren ten volle zijn religie kan beleven, ook een publieke sfeer waar men vrij verregaande levensbeschouwelijke vrijheid geniet. Het bestaan van een ruim ondersteund confessioneel onderwijs is daar een van de kenmerken van.

Maar de noodzakelijke pendant van die vrije publieke sfeer is een neutrale overheid. Een overheid die levensbeschouwelijke minderheden alle ruimte geeft om zich te ontplooien zonder ze te dwingen tot zelforganisatie in een of andere levensbeschouwelijke zuil. Een overheid die onderwijs aanbiedt waar leerlingen school kunnen lopen zonder ongewenst geconfronteerd te worden met levensbeschouwelijke visies van leerkrachten waar zij niet achterstaan.

Wie denkt dat daar de individualiteit van de leerkracht primeert boven de individualiteit van de leerling onderschat belang en invloed van leerkrachten. Wie als leerkracht het dragen van levensbeschouwelijke kentekenen als essentieel kenmerk van zijn persoonlijkheid ziet, zal nooit in staat zijn tot echt neutraal onderwijs – al was het maar omdat misschien niet alle leerlingen altijd in staat zullen zijn om het onderscheid te maken tussen de levensbeschouwing van de leerkracht en dat wat hij in de les vertelt.

Een neutrale overheid is de sluitsteen van ons samenleven in diversiteit. Ze garandeert dat er voor iedere levensbeschouwelijke minderheid altijd een plaats zal zijn waar ze terechtkan. Wie toch eist dat mensen die voor de overheid werken levensbeschouwelijke tekens dragen, die wil eigenlijk de neutraliteit van de overheid opgeven ten gunste van een soort pluralisme dat nooit garanties kan geven voor de diverse minderheden in onze samenleving. De geschiedenis leert ons dat die garanties op neutraliteit nodig waren om een lang aanslepend politiek conflict te beslechten. Dat conflict en vooral ook de oplossing ervan maken een essentieel deel uit van onze Vlaamse geschiedenis. Wie die geschiedenis niet kent voert onvermijdelijk een oneigenlijk debat, ook en zeker over zoiets als het dragen van hoofddoeken door leerkrachten. Reden te meer om met de canon van Vlaanderen een handig instrument te hebben om de deelnemers aan het debat op de essentie te wijzen en bij de les te houden.

De auteur is Districtsvoorzitter District Antwerpen (N-VA)

Commentaren en reacties