Iedereen slachtoffer!
Op zoek naar de bronnen van de Politieke correctheid
Professor Herman De Dijn.
foto © Reporters
Aan vele progressieve standpunten is geen touw vast te knopen, niet iedereen blijkt slim genoeg voor dergelijke geestelijke lenigheden. Waar komt het begrip politieke correctheid vandaan?
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementEr bestaat nauwelijks beschouwende literatuur over het fenomeen van het politiek correcte denken, toch het is nauwelijks weg te cijferen uit het sociaal-politieke discours. Zoals te zien viel tijdens de aanloop (èn de huidige afloop) van de lokale verkiezingen, bepaalt het grotendeels de insteek van Groen en van de sp.a. Maar waar haalt die politieke correctheid haar premissen? Moeilijk om er de hand op te leggen, want hoewel de term over ieders lippen rolt hebben blijkbaar maar weinig mensen nagedacht over de basics waarop deze insteek gestoeld is. Eén uitzondering: de filosoof en emeritus hoogleraar Herman De Dijn van de KU Leuven heeft hierover een tekst op zijn geweten. Daar staan nogal wat interessante dingen in (ref.: H. De Dijn, “Politieke correctheid”, Communio – Internationaal Katholiek Tijdschrift, sept./okt. 2015, ). Een korte samenvatting, voorzien van wat eigen aanvullingen.
Het fenomeen van de politieke correctheid heeft zijn oorsprong gevonden op de Amerikaanse universitaire campussen gedurende de tachtiger jaren van vorige eeuw. Het is wijs om de impact van het academische milieu op de reële wereld niet te overschatten, maar veel heeft ongetwijfeld te maken met het werk van Harold Bloom, een Amerikaans filoloog-hoogleraar die naar het einde toe van vorige eeuw een canon ontwierp van het literaire werelderfgoed. O schande, zijn top-100 lijst omvatte louter auteurs van het genre Cervantes, Shakespeare, Homerus, Milton… hoewel ook de Cubaanse romancier Alejo en de Mexicaanse poëet Octavio Paz op deze hitparade voorkomen. Maar het betrof uitsluitend dead white males, gruwde de progressieve wereld en ging op zijn achterste poten staan, daarin aangevoerd door Marxistisch geïnspireerde Franse deconstructivisten Derrida en Foucauld.
Dat de filosoof Allan Bloom (geen familie van) kort daarna in zijn vermaarde boek The closing of the American mind aanverwante bedenkingen formuleerde over het vigerende universitaire gedachteklimaat waarin cultuurrelativisme en subjectivisme blijkens zijn bevindingen de kwaliteit van het onderwijs ondermijnden, kon het politiek correcte milieu niet deren: zij bleven van mening dat rapteksten en traktaten die eerder pamfletten waren dan literaire voortbrengselen minstens even veel aandacht verdienden als Goethe en Plato (het recente toekennen van de Nobelprijs van literatuur aan Bob Dylan, wiens vroegste werken ik trouwens hogelijk bewonder, is een laat uitvloeisel van die mentaliteit).
De geboorte van de politieke correctheid
In die houding zat natuurlijk een stevige scheut postmodernisme. Wikipedia stelt het duidelijk: aan de grondslag van het daarmee verbonden cultuurrelativisme ligt ‘het geloof dat alle menselijke kennis limieten kent en cultureel bepaald is, zodat er geen meta-standpunt bestaat dat (…) toegang tot de zuivere waarheid biedt. In de kunsten gaat het om een principieel eclectische stroming die het onderscheid tussen lage en hoge cultuurproductie veronachtzaamt.’ Dit kluwen van postmodernisme annex politieke correctheid, dat zich tegen het einde van vorige eeuw vanuit Californië uitspreidde over de gehele Westerse wereld, werd al snel de dominante stroming in progressieve middens.
Academisch links begon zich meer en meer te oriënteren naar het multiculturalisme en de strijd tegen het discrimineren van allerlei minderheden. Daar zat een logica achter: als maatschappelijke concepten in de ogen van de postmodernist niet universeel zijn, mag iedereen ze naar goeddunken invullen, en logischerwijze zijn dan alle waarden en normen gelijkwaardig. Als bepaalde bevolkingsgroepen zich willen houden aan gedragslijnen die haaks staan op onze Westerse manier van leven (vrouwen in boerka’s hullen, dieren op een pijnlijke wijze offeren, kinderen besnijden de scheiding tussen religie en staat ontkennen, gescheiden zwemuren eisen…) dan doen ze maar. De progressieve medemens zal riposteren: ‘Wie zijn wij om de waarden van de Verlichting daar tegenover te stellen?’
Woorden en daden
In fel contrast hiermee hanteren politiek correcte protagonisten wèl rigide normen, maar dan op andere vlakken. Correct taalgebruik is daar één van, en blijkbaar denkt men hierdoor greep te krijgen op de mentaliteit van de burgers. Dat leidde in de USA tot het vervangen van neger door zwarte, en nog later door Afro-Amerikaan, net zoals bij ons recentelijk de blanken ineens wit geworden zijn. Het gaat om een nieuwe code (Herman De Dijn zegt gevat: ‘een artificiële nieuwmunterij van polysyllabische, abstracte, eufemistische uitdrukkingen’), waardoor het taalgebruik onmiddellijk duidelijk maakt tot welke strekking je behoort. Wie zich wil bekennen tot de groen-socialistische club spreekt over andersvaliden in plaats van gehandicapten, personen met een migratieachtergrond (hetgeen de stad Gent verkoos boven de term allochtonen), kansengroepen (in plaats van mensen met een beperking).
‘Eigenlijk gaat het om eufemismen die een of andere miskenning van de realiteit impliceren en dan ook reacties opwekken die de realiteit herbevestigen’ (wat kan De Dijn het toch mooi zeggen). Het komt erop neer dat we een overdreven respect koesteren voor ieders pietluttige overgevoeligheden, eerder dan te accepteren dat bepaalde maatschappelijke conventies nu eenmaal zijn wat ze zijn en dat daarvoor vaak, maar natuurlijk niet altijd, solide redenen kunnen aangehaald worden. Het is allemaal erg vergelijkbaar met aanspreektitels als kameraden in het vroegere Oost-Europa en citoyens in het Zaire van Mobutu: een dergelijke praktijk drukt de leugen uit en houdt de valse indruk in stand van evenwaardigheid en gelijkberechtiging.
En politieke correctheid kan ook gedrag betreffen. Foie gras eten, bont dragen en met de auto rijden is not done. Galante gedragingen vanwege mannen is voor vele feministen een regelrechte aanval op hun diepste zijn, standbeelden en straatnamen m.b.t. figuren die er in het verleden naast zaten moeten verdwijnen, en Zwarte Piet kàn echt niet meer.
We zijn er op achteruit aan het gaan
Verkorte versie van een sketch van Wim Sonneveld (enkele decennia geleden):
Vraag: “bestaan er pinguïns van anderhalve meter groot?”
Antwoord: “nee, hoor”
Reactie: “Verdulleme, dan heb ik toch een non omver gereden”.
Iedereen vond dit toentertijd grappig. Vervang heden ten dage de term non eens door boerkina-draagster? Het kot zou te klein zijn, je krijgt de tegenwind vol in het gelaat. Stukje uit een recente show van Philippe Geubels: ‘En nu ga ik het woord richten tot de werklozen in deze zaal. Mes chers amis…’. Mocht de cabaretier een versie uitbrengen die de situatie vertaalt naar onze allochtone landgenoten, hij riskeert de dood met de kogel.
Inzake politieke correctheid, zegt De Dijn, hebben we duidelijk te maken met een vorm van sentimentalisme: om gevoelens te ontzien, dient de realiteit in haar verscheidenheid (‘en soms in haar hardheid’) gecamoufleerd of genegeerd te worden. Het gaat inderdaad om een taal die weigert normatieve uitspraken te poneren – en zoals hierboven gezegd ligt dit compleet in het verlengde van de postmodernistische levenshouding. Omdat een mening soms discriminerend kan zijn, mag niemand nog een oordeel uitspreken over de keuzen die een ander maakt.
Denk aan de heisa die indertijd ontstond nadat de resultaten van een wetenschappelijke studie over Marokkaanse jongeren in een aantal Belgische steden bekend werden. Dit onderzoek kwam tot een slotsom die niemand verwonderde: de bestudeerde groep vertoont in een disproportionele mate deviant gedrag. De arme onderzoekster, Marion Van San, kreeg de banbliksems van heel welmenend België over zich heen – de dame heeft dan maar wijselijk besloten om haar toekomst in Nederland te zoeken. Niemand bewistte de gegrondheid van haar onderzoek (je kan je alleen afvragen: waarom gaf de toenmalige bevoegde minister Marc Verwilghen geld uit aan een studie waarvan de resultaten al op voorhand gekend waren?), maar de conclusies mochten niet naar buiten gebracht worden. Het ventileren van niet-gesubstantieerde of zelfs ongerijmde beweringen is niet zo’n probleem, het formuleren van politiek incorrecte standpunten is dat wèl.
De arme Marokkaanse straatjongens toch…
Want mensen, en al zeker geen jongeren, kunnen toch niet verantwoordelijk geacht worden voor hun eigen gedrag? Het is immers de maatschappij die met de vinger moet worden gewezen. En hiermee komen we aan de derde inspiratiebron voor onze progressieve medeburger, naast de politieke correctheid en het postmodernisme: de marxistische inspiratie. Het is steeds de samenleving (Marx zou het gehad hebben over de klassenmaatschappij) die verantwoordelijk is voor onaangepast gedrag. Daders en overtreders zijn in de eerste plaats slachtoffers en moeten ondersteund en begeleid worden. Sanctionering of bijsturing is uit den boze: mensen hebben in de eerste plaats rechten, je kan niet verwachten dat ze ook ter verantwoording worden geroepen voor hun handelingen.
Herinner jullie de tragische episode in mei van dit jaar, waarbij een kindje van Iraaks-Koerdische afkomst accidenteel werd neergeschoten toen haar ouders in een overvolle auto vluchtten om een aanhouding te vermijden? Die ouders waren al màànden kriskras door Europa aan het zwalpen met hun twee kinderen (ze hadden blijkbaar geld genoeg om op hotel te gaan en gebruik te maken van alle mogelijke transportvormen), en waren twee keren gearresteerd èn uitgewezen omdat zij niet in aanmerking konden komen voor het statuut van erkend vluchteling. Het gezin is daarbij minstens één keer aan de dood ontsnapt toen ze opgesloten zaten in een koelwagen. Bart De Wever liet toen weten: ‘Hoe tragisch de dood van dat kind ook is, je moet ook de verantwoordelijkheid van die ouders in beeld durven te brengen.’ Massale walging vanwege onze progressieve vrienden die ervoor ijverden om die mensen het statuut van ‘slachtoffer van mensensmokkel’ te bezorgen. De dood van Mawda was immers te wijten aan onze samenleving, verpersoonlijkt door de ongelukkige agent die in de verwardheid van de achtervolging het verkeerde schot loste.
Een uitsmijter
In het kielzog van dit laatste, tot treurnis stemmende gebeuren. Er zijn al zovele doden gevallen met de mensensmokkel, dat je je afvraagt waarom we hiervoor geen erg zware straffen in de aanslag houden. Wie in mensen handelt en hun levens in gevaar brengt (dat lijkt in de meeste gevallen de logische consequentie te zijn) verdient een lange gevangenisstraf: 20 jaar lijkt me een minimum minimorum, en als er tijdens het smokkelen een dode valt mag het in mijn ogen gerust levenslang worden. Zouden onze politiek correcte vrienden ook hiermee problemen hebben, want zij lijken van mening te zijn dat wijzelf dè oorzaak zijn van de massale migratiebewegingen? Luidt hun redenering: wat zijn mensensmokkelaars tenslotte anders dan ook maar slachtoffers van de maatschappij?
Jan Van Peteghem is ingenieur en emeritus-gasthoogleraar verbonden aan de Faculteit Ingenieurswetenschappen van de KU Leuven. Zijn beroepservaring en wetenschappelijk werk draaien grotendeels om de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden, meer in het bijzonder de veiligheid en de gezondheid op het werk.
Bart De Wever en Paul Magnette zijn het alvast over één ding eens: 2024 wordt een strijd tussen de N-VA en de PS.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.