JavaScript is required for this website to work.
post

Is een wetenschappelijke politiek wenselijk?

Over de oververtegenwoordiging van alfa's

Sid Lukkassen19/4/2020Leestijd 6 minuten
Plato: ‘Filosofie is enorm nuttig voor de samenleving. De filosoof staat echter
tegenover een maatschappij die te arrogant is om de eigen onwetendheid te
erkennen. Daarom ziet zij de filosofie ten beste als een curieus tijdverdrijf en
ten slechtste als een gevaar.’

Plato: ‘Filosofie is enorm nuttig voor de samenleving. De filosoof staat echter tegenover een maatschappij die te arrogant is om de eigen onwetendheid te erkennen. Daarom ziet zij de filosofie ten beste als een curieus tijdverdrijf en ten slechtste als een gevaar.’

foto © Reporters / Universal Image Group

Moet beleid vertrekken vanuit wetenschap of filosofie? En is de oververtegenwoordiging van alfa’s in de politiek de bron van alle kwaad?

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Een zorgwekkende draai die we in Nederland meemaken is de kanteling van D66. Vroeger voor directe volksinspraak, vandaag voor een ‘doctorendemocratie’. Destijds was het volk progressief en wilden zij het zélf aan de knoppen zetten; vandaag zetten ze liever wetenschap om in beleid. Vroeger streefden ze ernaar om mensen mondig te maken en hen kritisch te leren omgaan met informatie. Inmiddels wensen zij filtering en sturing van nieuws — het volk zou maar luisteren naar de ‘onderbuik’.

Van directe deelname naar expertocratie

Deze transformatie van democratie naar technocratie loopt simultaan met een ander maatschappelijk geluid: de roep om meer exacte wetenschappers in de politiek. In één adem door wordt dikwijls gezegd: ‘Als de bèta’s maar aan de macht waren. Dan was er een wetenschappelijke benadering. Dan werd er tenminste in logica en oplossingen gedacht.’ Hier doel ik niet uitsluitend op D66, maar op een breder maatschappelijk gevoelen.

In de huidige politiek is wat minder emotie en wat meer harde cijfers zeker wenselijk. Toch zit hier een dubbele bodem in. Wie bepaalt immers welk geval wel, en welk niet in een statistiek wordt opgenomen? Wie bepaalt wat een ‘verwarde man’ is en wat een ‘potentiële terrorist’? Daarnaast zijn politieke thema’s als de inzet van drones, robotwapens en voltooid leven bovenal ethische vraagstukken — de problematiek rond de islam is theologisch van aard.

Bewustwording begint met filosofen

Zij die vandaag tegen de stroom inroeien — door reële gevaren te benoemen en zinnige analyses van modieus jargon te onderscheiden — zijn bijvoorbeeld Paul Cliteur (in Nederland) en Maarten Boudry (in Vlaanderen). Het zijn niet de bèta’s die deze discussies hebben aangeslingerd — het zijn filosofen. Dit vindt steun in een constatering van Walter Benjamin:

‘In each discipline previous problems are declared solved as emphatically as the impossibility of solving them in any other context is asserted.’

(In elke discipline worden eerdere problemen even nadrukkelijk opgelost verklaard als de onmogelijkheid om ze in een andere context op te lossen wordt benadrukt.)

Oftewel: In de ‘exacte’ disciplines ontbreekt consensus over wat als probleem geldt, over de precieze definitie van het probleem, en over en welke problemen kunnen worden beschouwd als opgelost. Wetenschappelijke modellen waarvan we weten dat ze niet exact kloppen, worden vaak toch vruchtbaar toegepast. Totdat er andere vragen aan het model worden gesteld. Wanneer buitenstaanders met kritische vragen inbreken in het debat.

Het stellen van nieuwe vragen aan gangbare modellen geschiedt dikwijls onder invloed van buitenwetenschappelijke factoren. Naarmate het volk meer wordt gewantrouwd, is het aanlokkelijk te vluchten in de utopische vooronderstelling van een ‘wetenschappelijke politiek’. Dit komt neer op het immuniseren van het eigen programma tegen kritiek.

Ik doe gewoon m’n werk…

Een dergelijke berusting op de wetenschap kent blinde vlekken. Doorgaans is de rationaliteit van de wetenschap een doel-middelrationaliteit. Hoe kan ik de weg van A naar B zo praktisch en efficiënt mogelijk bereiken? Terwijl de filosofie juist de vraag aan de orde stelt op welke doelen de mens zich überhaupt zou moeten richten. De technici die de guillotine ontwikkelden, Zyklon B en de atoombom. Zij voerden vooral hun werk uit. Zij lieten zich niet afleiden door dergelijke vragen. Idem voor de knappe koppen achter PRISM en de hedendaagse algoritmes, de ‘weapons of math-destruction’. Het is zoals C.S. Lewis stelde:

‘What we call Man’s power over Nature might then turn out to be a power exercised by some men over others, with Nature as its instrument.’

(Wat we de macht van de mens over de natuur noemen, kan soms de macht van bepaalde mensen over anderen door middel van de natuur blijken.)

Aangevuld met Leo Strauss:

‘Social science and psychology, however perfected, being sciences, can only bring about a still further increase of man’s power; they will enable men to manipulate man still better than ever before; they will as little teach man how to use his power over man or non-man as physics and chemistry do.’

(Sociale wetenschap en psychologie, hoe geperfectioneerd ook, zijn wetenschappen en kunnen dus enkel de macht van de mens nog vergroten. Ze zullen mensen in staat stellen de mens nog beter te manipuleren dan ooit tevoren. Ze zullen de mens ten minste tonen hoe hij zijn macht over mensen en niet-mensen kan aanwenden, net zoals fysica en chemie doen.)

Het tijdperk van het liberalisme

De twintigste eeuw, zeker de tweede helft, gaat de geschiedenis in als the age of liberalism. Het uitgangspunt was: Geef mensen kennis, dan gaan ze van vrijheid houden en wijden ze zich aan zelfontplooiing. Zonder vrijheid geen creativiteit, zonder liberalisme geen innovatie.

Op deze gedachte kwam ik terug toen ik een wiskundige een beknopt en vlot geschreven boekje over Betrand Russell leende. Het legde uit waarom hij zijn leven wijdde aan de vraag: ‘Is er een objectieve oerkennis waarop wiskundige wetmatigheden gegrondvest zijn? Wat zijn de ankerpunten van wiskundige kennis?’ Na enkele pagina’s gaf ze het terug. Het kon haar niet boeien. En precies zo richten velen die vandaag in de laboratoria experimenteren, zich op details: zij hebben geen zicht op het grote plaatje. Deze techneuten zijn zich onbewust van hun exacte rol in het grotere werk. Verontrustend genoeg hebben ze dikwijls geen behoefte aan die vraag.

Deze mentaliteit is vergelijkbaar met het werk aan een lopende band. Je krijgt een fabricaat aangeleverd en past daar jouw bewerking op toe, vanuit jouw specifieke kennis. Daarna geef je het door aan de volgende sectie. Die neemt de volgende stap in het proces voor haar rekening. Je stelt je geen vragen over de bron en oorsprong van het fabricaat. Het ‘waarom’ leg je naast je neer. Wat de andere secties doen, valt buiten jouw verantwoordelijkheid. Voor jou telt enkel de effectiefste weg van A naar B.

Machtsstructuur boven creativiteit

Dit is precies de mentaliteit waarop autoritaire structuren kunnen gedijen. Op deze wijze kunnen totalitaire regimes het Westen in technische efficiency evenaren. Met deze mentaliteit is het Westen hard op weg om zélf totalitair te worden. Het probleem is helaas dat mensen die de trage vragen stellen, die systeemkritiek bedrijven en hun hoofd boven het maaiveld uitsteken, binnen de systemen niet welkom zijn. Ze komen niet hogerop en hebben daardoor een lage status. Hierom worden zij met de nek aangekeken. Inzichten die hun tijd vooruit zijn, worden in hun eigen tijd geminacht.

Dit is in een notendop het probleem dat Plato in Politeia uitlegt. Filosofie is enorm nuttig voor de samenleving. De filosoof staat echter tegenover een maatschappij die te arrogant is om de eigen onwetendheid te erkennen. Daarom ziet zij de filosofie ten beste als een curieus tijdverdrijf en ten slechtste als een gevaar. Een bedreiging voor het eigen ego, voor de valse zekerheden waaraan ze zich vastklampen, en voor de holle retoriek waarmee de werkers worden opgepept. Er is enige mate van kennis nodig om te kunnen constateren dat die kennis onvolledig is. Wie onwetend is, is ook argeloos over de eigen onwetendheid.

De wetenschappelijkheid van de wetenschap

Wie geen wijsheid bezit, is zich ook niet bewust van limieten aan die wijsheid. Wie veel factoren in overweging neemt, is onder het gewicht van die overwegingen vaak terughoudend. Hierdoor krijgen schreeuwers zonder reserves soms de overhand. Zo nu en dan zijn schreeuwers echter nodig om een doorbraak te forceren in een landschap van bedeesde intellectuelen die zijn vastgelopen in intellectuele impasses. Bedrukt door de zwaarte van het ‘enerzijds, anderzijds…’ kunnen zij immers geen knopen meer doorhakken.

De wetenschappelijkheid van de wetenschap dienen we niet te overschatten. We noemden al het belang van buitenwetenschappelijke invloeden. De overtuiging dat wetenschap de juiste basis is voor politiek, wordt beperkt door de realiteit dat wetenschap zelf politiek gestuurd wordt. Wie weet immers hoe de medisch-genetische wetenschap zich had ontwikkeld zonder de morele last van het nationaalsocialisme? Of hoe het de klimaatwetenschap zou vergaan zonder de industrie in windmolens en elektrische auto’s? Uitvindingen als de radar, de atoomsplitsing en de straaljager werden aangejaagd door de politieke druk van de Tweede Wereldoorlog.

De terugkeer van het feodale model

Zo blijkt dat het in de wetenschap niet anders is dan in elke tak van sport. Wiens brood men eet, diens taal men spreekt. De tijd waarin onafhankelijke wetenschappers op zolderkamers tot doorbraken konden komen, is nu definitief voorbij. Het ‘laaghangend fruit’ is geplukt en wie vandaag cutting edge wil zijn, kan niet zonder laboratoria en complexe rekenapparatuur. Dikwijls staan de namen van tientallen wetenschappers boven hetzelfde artikel.

Complete teams zijn een must en hierom moet de vernieuwende wetenschapper op goede voet staan met de instituties. Hier keert het probleem terug van het moeten conformeren aan de wensen van superieuren, aan peer pressure en aan de logica van het systeem. Wie uit de toon valt, komt op een blacklist terecht. Hij of zij moet dan maar toevallig tegen een rijke sponsor aanlopen met een open geest voor afwijkende inzichten. De terugkeer van het feodale model.

Het einde van het liberalisme

Welbeschouwd lijkt deze ontwikkeling in het voordeel te zijn van mogendheden die werken met een ‘alternatief democratisch’ model. We hebben het dan over de jacht op een doorbraak door projectgroepen die hun doelen kunnen nastreven los van de publieke opinie. Naarmate de rol van het creatieve individu door de stand van de techniek naar de achtergrond verdwijnt, krijgt dit model meer kans van slagen. Echter, wie kan dan nog aan de rem trekken? Zoals de ontwikkeling van Artificiële Intelligentie laat zien, is het nu niet meer de mens die emancipeert, maar de techniek.

Het is de vraag waar in deze gang van zaken nog plaats is voor de menselijke maat. Als wíj de Artificiële Intelligentie niet ten volle ontwikkelen, zal een ander dat doen. Zo was het destijds met de atoomboom. Zo is het vandaag met cryptocurrencies, algoritmes, genetische manipulatie en de zelflerende AI. De vraag naar proporties, naar de menselijke maat, is sowieso geen bètavraagstuk is. Dit is een vraagstuk dat doelmatigheidsdenken overstijgt en thuishoort in de ethiek.

Sid Lukkassen (1987) studeerde geschiedenis en filosofie. Hij is onafhankelijk denker, vrijwillig bestuurslid van de Vlaamse Club Brussel en inspirator van De Nieuwe Zuil. Hij schreef onder andere 'Avondland en identiteit' en 'Levenslust en Doodsdrift'. Hij promoveerde op 'De Democratie en haar Media'.

Commentaren en reacties