JavaScript is required for this website to work.
Politiek

Lijdt politieke reputatie van Jambon onder dood Chovanec?

Op de korte termijn zeker, maar niet noodzakelijk op de lange…

Jan Van Peteghem31/8/2020Leestijd 4 minuten
Jan Jambon tijdens de persconferentie waarin hij tekst en uitleg gaf over de
zaak Chovanec.

Jan Jambon tijdens de persconferentie waarin hij tekst en uitleg gaf over de zaak Chovanec.

foto © Belga

Lijdt de reputatie van Jambon onder wat vandaag geweten is over de dood van Jozef Chovanec, of is er een bewuste actie tegen de VMP?

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het verhaal over het ontijdige overlijden van een Slovaaks staatsburger in Charleroi heeft intussen rijkelijk de pers gehaald – hoewel de feiten al van meer dan twee jaar geleden dateren. Vreemd dat het daarrond dan zolang stil gebleven is. Er is overigens nog een commentaar te formuleren over het gebeuren, en je moet daarvoor enigszins weten hoe een ministerieel kabinet werkt. De Standaard had enkele dagen daarvoor, in een beschouwing over het tragische gebeuren, al duidelijk gemaakt dat een minister en zijn kabinet ‘één en ondeelbaar’ zijn – met andere woorden: de steken die een ministerieel kabinet laat vallen kunnen rechtstreeks aan de minister worden toegerekend. Doorgaans wordt algemeen aanvaard dat een beleidsman (of – vrouw) die politieke verantwoordelijkheid nooit bij zijn/haar kabinet kan leggen; ook als een van de kabinetsmedewerkers fouten heeft begaan, blijft de minister ervoor politiek verantwoordelijk. Hij/zij is immers de enige die (vrijelijk) beslist over de aanstelling van de kabinetsmedewerkers die aan diens ambt worden toegevoegd.

En natuurlijk hebben we het in het onderstaande over de politieke verantwoordelijkheid van (in dit geval) een minister. De strafechtelijke en burgerlijke aansprakelijkheid kreeg in de pers overigens nooit aandacht, en het zal de rechterlijke overheid zijn die daarover eventueel een uitspraak zal doen – als het al zover komt.

De minister en zijn kabinet

Op dit vlak lijkt het hier mis gelopen te zijn. Vooraleer de tragische feiten voorgevallen waren, blijken er contacten geweest met Slovaakse gezagdragers, en wel degelijk op het kabinet van de toenmalige federale minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken (waaronder het optreden van de politiediensten valt) – indertijd Jan Jambon. Die gesprekken lijken, afgaande op wat erover bekend werd in de kranten, niet aan duidelijkheid ontbroken te hebben. Wat is er dan fout gelopen?

Het is logisch dat een aantal contacten, die in principe de minister toekomen, worden doorgedelegeerd naar het kabinet: een minister is een druk bezet persoon die zomaar geen tijd kan vrijmaken voor de eerste de beste communicatie (niet dat we het gebeuren rond de h. Chovanec beschouwen als het ‘eerste het beste’ incident). Maar het komt dan de betrokken kabinetsadviseur die dergelijke aftastende contacten op een bepaald ogenblik achter de kiezen heeft, toe om een goede inschatting te maken van de gevolgen geïnduceerd door hetgeen er besproken werd. Indien dit gaat om zaken van groot belang of waarvoor de pers veel aandacht zal hebben en dus de publieke opinie gemobiliseerd kan worden (en dat is hier zeker het geval), behoort het tot de geplogenheden dat de kabinetsadviseur in kwestie, doorgaans na ruggespraak met de kabinetschef, zijn/haar minister onmiddellijk en duidelijk brieft over het belang van hetgeen werd gezegd en een inschatting maakt van de mogelijke gevolgen indien niet adequaat op de boodschap wordt gereageerd.

Jambon, minister-manager

Maar een informatief contact met de minister over dit dossier lijkt in het toenmalige kabinet Jambon niet plaatsgevonden: er is geen reden om de h. Jambon niet te geloven wanneer deze beweert dat hij nergens van op de hoogte was. De fout ligt niet bij hem, maar bij het functioneren van zijn kabinet (het functioneren van een kabinet en de verantwoordelijkheden van de medewerkers die eraan verbonden zijn staan overigens nergens juridisch afgebakend: een kabinet is in ons land een feitelijke organisatie, er bestaan geen rechtsgronden op basis waarvan een Belgische minister of een andere hoog geplaatste politiek verantwoordelijke per definitie recht zou hebben op een kabinet).

Ik weet uit ervaring dat de h. Jambon een gemakkelijk bereikbaar manager is die zijn oor regelmatig en correct te luisteren legt bij zijn medewerkers Wellicht ligt de reden waarom de zaak zo ge-escaleerd is in het feit dat het kabinet van de toenmalige federale minister het gebeuren met de h. Chovanec verkeerd ingeschat heeft. De N-VA beschikt immers, alles bij elkaar genomen, niet over een lange bestuurservaring en is dus niet bij machte om, wanneer er bepaalde ministerposten aan die partij werden toegewezen een leger door de wol geverfde kabinetsmedewerkers te strikken die over een lange politieke ervaring beschikken en tevens allen inhoudelijk beslagen zijn in de thematieken die een nieuwbakken minister onder zijn/haar bevoegdheid heeft, . Het is het lot dat elke partij die weinig ervaring heeft met het dragen van enige regeringsverantwoordelijkheid te wachten staat (benieuwd wat de groene ministers ervan gaan bakken in de nakende federale regering).

En nu bekend werd (zie De Standaard van de voorbije weekenduitgave) dat de h. Chovanec niet onmiddellijk een onbesproken persoon was: dit mag geen argument zijn om de zaak dan maar blauw-blauw te laten: iedereen (zelfs met inbegrip van de schrijver dezes) verdient het om zonder meer de beste medische zorgen te krijgen, los van een eventueel wangedrag uit het verleden.

Blijft de politieke schade beperkt?

Als deze onverkwikkelijke zaak nog een staartje krijgt, zullen de gevolgen dus politiek zijn: strafrechtelijke of burgerlijke consequenties zijn niet direct te verwachten. Als er dus in dit dossier een beleidsfout is gebeurd (wat dus iets anders kan zijn dan een juridische fout), dan ligt de verantwoordelijkheid daarvoor bij de minister. Of die daarom ontslag moet nemen, is een andere vraag, die nog meer van politieke aard is.

Om even terug te kijken naar de ontslagen van de gewezen ministers Vande Lanotte, Declerck, Leterme, Vandeurzen, Vanackere, Tobback en nog vele anderen: deze waren strikt genomen niet noodzakelijk – ze kwamen dan ook niet tot stand onder druk van de eigen partij, het initiatief daartoe ging van henzelf uit. De eerste vier zijn ook enige tijd na hun ontslag opnieuw in een regering gekomen; de laatste heeft zich ontpopt als een gerespecteerd burgemeester. Zoals stoute kinderen die na een korte tijd in de hoek hebben gestaan, opnieuw met open armen in de klas ontvangen worden. Dus indien de h. Jambon als minister-president van de Vlaamse regering de komende periode een onberispelijk parcours neerzet, zal de zaak wel koelen zonder te blazen… Het ware te hopen voor hemzelf en de voltallige Vlaamse regering.

Jan Van Peteghem is ingenieur en emeritus-gasthoogleraar verbonden aan de Faculteit Ingenieurswetenschappen van de KU Leuven. Zijn beroepservaring en wetenschappelijk werk draaien grotendeels om de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden, meer in het bijzonder de veiligheid en de gezondheid op het werk.

Commentaren en reacties