Jozef Ostyn: ‘Eentalig Frans meer en meer de norm bij dienstverlening in Brussel’
Jozef Ostyn, Brussels vice-gouverneur én taalwaakhond
foto © Tim Dirven
Het verhaal van baby Cisse bracht het probleem nog eens acuut op de radar: eentalig Frans is almaar vaker de norm in Brusselse dienstverlening.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementToen de 11 maanden oude Cisse uit de Vlaamse Rand rond Brussel deze zomer naar het ziekenhuis moest en overleed, waren er geen Nederlandstalige hulpverleners of dokters beschikbaar. Het blijkt eerder regel dan uitzondering dat Nederlandstaligen in Brussel in eentalig Frans geholpen worden. Vice-gouverneur van het arrondissement Brussel-Hoofdstad Jozef Ostyn brengt jaarlijks een gedetailleerd rapport uit over de inbreuken op de taalwetgeving in de hoofdstad. In ons Doorbraak Magazine van maart 2023 sprak Filip Michiels met hem.
In het verslag van 2022 onderzocht de Brusselse vice-gouverneur zo’n 3.500 beslissingen van Brusselse lokale besturen. Gaande van de openbare ziekenhuizen of het Brusselse parkeerbedrijf over de gemeentebesturen en OCMW’s tot de lokale politiekorpsen. Daarvan werden er zomaar eventjes zes op de tien geschorst omwille van inbreuken op de bestuurstaalwetgeving, een duidelijke stijging ten opzichte van 2020. Amper 18 procent(!) van die beslissingen bleek volledig in orde met de taalwetgeving. Maar die jaarverslagen blijken de politici in de hoofdstad nog amper te beroeren.
Jozef Ostyn: ‘Mijn volledige jaarverslag gaat eigenlijk over de vraag in welke mate de wet in Brussel gerespecteerd wordt. En het is gewoon een feit dat de taalwetgeving in een overgrote meerderheid van de gevallen niet gerespecteerd wordt bij de aanwerving van personeel. Dat is erg, laat dat duidelijk zijn, maar elke wet heeft natuurlijk ook een bepaalde doelstelling. In dit geval is dat een correcte dienstverlening aan de burger, in de eigen moedertaal. Fundamenteel is dat het échte probleem: we bieden aan de burger niet de dienstverlening waar hij volgens de wet recht op heeft.’
– Daar staat tegenover dat u in 2021 ‘amper’ 33 formele klachten van particulieren ontving.
‘Die formele klachten zijn natuurlijk ook maar het topje van de ijsberg. Mensen dienen pas een klacht in als hun emmer echt overloopt: doorgaans hebben ze niet meteen veel zin om zo’n lange procedure op te starten. Vaak weten ze ook niet dat die mogelijkheid bestaat, en dan tonen ze zich heel blij wanneer ze eindelijk iemand vinden die hun klacht ernstig neemt.’
– Het contact van de burger met de verschillende lokale overheden of diensten loopt almaar meer digitaal. In theorie zou zo’n digitale procedure van bij het eerste contact ook duidelijk moeten maken tot welke taalrol je behoort, of in welke taal je geholpen wenst te worden?
‘Dat klopt. Als ik in Brussel bijvoorbeeld een nieuwe identiteitskaart moet afhalen, dan moet ik daarvoor eerst een bepaald tijdslot reserveren. De verantwoordelijke dienst weet dus vooraf of ik Frans- of Nederlandstalig ben. Maar op het terrein stellen we vast dat de informaticasystemen van de meeste diensten daar helemaal niet op geconfigureerd zijn.’
– In een reactie op uw rapporten wijzen de lokale besturen in Brussel steevast op het feit dat ze gewoonweg onvoldoende Nederlandstaligen vinden om bepaalde functies in te vullen, en dus wel verplicht zijn om Franstaligen in dienst te nemen die dan vaak geen of onvoldoende Nederlands spreken. Hebben ze een punt?
‘Er is in Brussel effectief een probleem: almaar minder mensen spreken beide bestuurstalen. Er worden wel degelijk inspanningen geleverd op vele fronten – niet in het minst vanuit de Vlaamse gemeenschap – om dat probleem aan te pakken. Ook sommige lokale besturen doen hun best, maar hét probleem is natuurlijk het onderwijs. Wie hier in Brussel uitstroomt uit het middelbaar onderwijs, heeft normaal tien jaar les in de tweede landstaal achter de rug. Ik wil geen steen werpen naar het onderwijs, maar het is duidelijk dat het kalf grotendeels daar gebonden ligt. Wanneer een lokaal bestuur beslist om een schorsingsbesluit van mij te negeren, dan moet het die beslissing ook motiveren. Haast altijd halen ze dan aan dat die functie dringend moet worden ingevuld, dat er een hoge nood is en dat ze helaas geen Nederlandstaligen vinden.’
– Benjamin Dalle (CD&V) is binnen de Vlaamse regering verantwoordelijk voor Brussel: is het ook niet zijn taak om deze problematiek aan te kaarten en wat meer van nabij op te volgen?
‘Ik kan niet in zijn plaats spreken uiteraard, maar ik weet wel dat hij mee de schouders heeft gezet onder een nieuwe informatiecampagne rond De Taalwetwijzer, een boekje dat burgers informeert over hun rechten. Maar goed, hij is Vlaams minister en ik ben vice-gouverneur van Brussel, dat zijn totaal andere bevoegdheden.’
– En wat met de verantwoordelijkheid van de Brusselse gewestregering? Met Elke Van den Brandt (Groen), Sven Gatz (Open VLD) en Pascal Smet (Vooruit) telt die ook een aantal Nederlandstaligen, maar het respect voor de taalwetgeving is voor hen blijkbaar geen prioriteit. Wanneer u een beslissing van een openbaar bestuur schorst, dan belandt dat automatisch op de tafel van de Brusselse regering. Toch laten zij die schorsingen systematisch passeren?
‘Ik word in ieder geval niet op de hoogte gesteld van eventuele vernietigingen door de Brusselse regering van bepaalde beslissingen die ik eerst geschorst heb. Nu, die regering is wettelijk gezien ook niet verplicht om me daarvan op de hoogte te stellen, maar het is natuurlijk geen staatsgeheim dat de gewestelijke overheid ervoor kiest om niets te beslissen. Waardoor mijn schorsingsbesluit na een bepaalde termijn dan automatisch wordt opgeheven.’
‘Burgers zouden in theorie naar de Raad van State kunnen trekken tegen beslissingen die door mij geschorst werden en vervolgens toch gewoon werden uitgevoerd. Ook wanneer de gewestelijke overheid al beslist heeft om op die schorsing niet te reageren. Maar ik hoef u niet te vertellen dat haast niemand de moed heeft om dat te doen. Wel stel ik vast dat, wanneer zo’n beslissing uiteindelijk toch aangevochten wordt voor de rechter, de betrokken lokale overheid ze haast altijd zelf opnieuw intrekt. Omdat zo’n lokaal bestuur heel goed beseft dat het voor de rechter geen kans maakt.’
– Bij welke lokale besturen in de hoofdstad schiet de kennis van het Nederlands vandaag het zwaarst tekort?
‘Het verhaal van de vaak schrijnende toestanden in de openbare ziekenhuizen en OCMW’s is intussen genoegzaam bekend. Heel terecht overigens: wie zich daar aanmeldt, bevindt zich vaak ook al in een kwetsbare situatie. Wanneer je dan op de koop toe niet in je eigen taal bediend wordt, is dat totaal onaanvaardbaar. Maar los daarvan is de achteruitgang het meest frappant bij de lokale politiekorpsen. Voor de politiehervorming waren de meeste agenten in Brussel behoorlijk tweetalig, vandaag is het echt huilen met de pet op.’
‘De rekruteringsprocedure is ingrijpend veranderd, waardoor het blijkbaar ook een pak lastiger is om de talenkennis aan de instroom te bewaken. Ik vind dat heel wrang voor de burger. Je wordt geïnterpelleerd door iemand met een gezagsfunctie en uitgerekend die man of vrouw blijkt dan zelf de wet niet te respecteren. En let wel: ik heb het dan ook over pakweg wijkagenten, die echt wel zeer dicht bij de burger zouden moeten staan. Dit is een echte disfunctie, die overigens ook de openbare veiligheid niet ten goede komt. Niet toevallig krijg ik daarover dan ook heel wat klachten.’
– In uw meest recente jaarverslag geeft u onomwonden aan dat het respect voor de taalwetgeving in de hoofdstad de laatste jaren verslechtert: raakt u zelf nooit gefrustreerd door de laksheid van de politiek op dit vlak?
‘Nee, het zijn de burgers die gefrustreerd zijn, en terecht. Zij worden niet in hun taal bediend, terwijl ze daar wettelijk recht op hebben. Daarnaast heb ik toch het gevoel dat het signaal dat ik via mijn jaarverslag geef jaarlijks ook wordt opgepikt door de politiek. Wat wél klopt, is dat de oplossingen zeer lang uitblijven. Daarvoor is er veel meer samenwerking nodig tussen alle betrokken overheden.’
– De kwaliteit van het onderwijs in Brussel– zeker het Franstalige – is er de voorbije jaren enkel maar op achteruitgegaan. De gemeenschappen lijken daar dus niet overdreven wakker van te liggen. Het Brussels gewest reageert dan weer al jarenlang niet op de duizenden schorsingen die u de voorbije jaren al doorvoerde. Dan kan u toch moeilijk volhouden dat de politiek dit probleem ernstig neemt?
‘Mij lijkt het vooral dat de politici er niet in slagen om tot een akkoord te komen over wat er nu precies moet gebeuren. Maar u heeft natuurlijk wel een punt dat er vanuit de verschillende overheden minstens een signaal zou moeten komen dat deze problematiek er echt wel toe doet. Elke politieke overheid is verantwoordelijk voor haar eigen beleid, ook voor het beleid dat ze niet voert.’
Dit interview verscheen eerder in een uitgebreidere versie bij Doorbraak Magazine, editie maart. Doorbraak Magazine verschijnt vier maal per jaar. Neem een combo-abonnement en lees nog meer van Doorbraak en Doorbraak Magazine!
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Filip Michiels is zelfstandig journalist/auteur en schrijft voor diverse Belgische kranten, weekbladen en websites. Hij won tweemaal de Citi Persprijs voor economische journalistiek en was eenmaal genomineerd voor de Belfius Persprijs. In 2022 publiceerde hij de biografie van Bessel Kok: "Chaos & Charisma".
De best gelezen stukken van 2024 op Doorbraak. Vandaag: in de Vlaamse Rand rond Brussel woedt een nieuwe taalstrijd.
‘Het bloed dat vloeit kleeft aan de handen van Hamas’, zegt de Israëlische ambassadeur in België. Maar hoe moet het verder? Een gesprek.