Kapitalisme is de enige duurzame welvaartsmotor
De vrije markt, eigendomsrechten en de rechtstaat ontwikkelen maximaal het menselijk kapitaal
De jongste twee eeuwen steeg het wereldinkomen spectaculair. Een stijging met een factor 119. Met een wereldbevolking van één miljard in 1800 tot voorbij zeven miljard vandaag, zorgde dit voor een toename van het wereldinkomen per hoofd met een factor 17. In het Westen steeg het per capita inkomen in de tweede helft van de 20ste eeuw met een factor …
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe jongste twee eeuwen steeg het wereldinkomen spectaculair. Een stijging met een factor 119. Met een wereldbevolking van één miljard in 1800 tot voorbij zeven miljard vandaag, zorgde dit voor een toename van het wereldinkomen per hoofd met een factor 17. In het Westen steeg het per capita inkomen in de tweede helft van de 20ste eeuw met een factor 3 tot 4. En sedert de economische liberalisering door Deng Xiaoping in China vanaf het einde van de jaren 70 en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie eind jaren 80 werden zo’n twee miljard mensen uit de armoede getrokken.
Deze historische records werden vooral mogelijk gemaakt door het kapitalisme met zijn drie hoofdbestanddelen: vrije markt, eigendomsrechten en rechtsstaat. De rol van stimulering en beschikbaarheid van kapitaal voor privaat ondernemerschap speelde daarbij een centrale rol. Daarin verschilde het Westen van de meeste, indien niet van alle andere maatschappijmodellen.
Dat zijn onevenaarbare records in de wereldgeschiedenis. Niemand zou dat rond 1800 hebben durven dromen. Men denke maar aan het pessimisme van de bevolkingstheorie van Thomas Malthus in zijn Essay on the Principle of Population van 1789, en van het Rapport van Rome van de jaren ‘70 over de grenzen van de groei.
Deze opzienbarende economische ontwikkelingen staan in schril contrast met de eeuwen voor de aanvang van het kapitalisme. Voor zelfs maar een verdubbeling van het wereldinkomen waren toen meerdere eeuwen nodig. Bijvoorbeeld: van 1000 tot 1500, het einde van de middeleeuwen en het begin van de Renaissance en het vroegkapitalisme, steeg het gemiddelde inkomen per hoofd in West-Europa met 0,12% per jaar, of globaal met 82%. Daarenboven was de volatiliteit van dat inkomen hoog. Cyclussen van stijgende welvaart lokten meestal een bevolkingsaanwas uit, wat dan weer uitmondde in verarming en een opnieuw dalende of stagnerende bevolking, vaak via oorlogen, epidemieën en natuurrampen.
Kerncomponenten van kapitalisme
De term kapitalisme werd blijkbaar het eerst gebruikt in 1850 door Louis Blanc. Maar de popularisering ervan komt pas in het laatste derde van de 19de eeuw. Zoals gebruikelijk zijn er vrijwel zoveel definities als overlappende begrippen en auteurs. Maar tot de belangrijkste componenten vandaag behoren: kapitaalbezit en ondernemerschap dat hoofdzakelijk privaat is, ruime vrijheid in de beslissingen over het gebruik van de productiefactoren arbeid, kapitaal, technologie en land, met hoofdzakelijk vrije prijsvorming voor resources, goederen en diensten, en ondernemingsstatuten met beperkte aansprakelijkheid waarbij het privévermogen onderscheiden wordt van het ondernemingsvermogen, zodat ondernemen minder risicovol en dus aantrekkelijker wordt.
Markten als belangrijkste bron van de grootste welvaart ooit voortgebracht, het is een feit. Maar het bewustzijn daarvan is ver zoek. Daarvan getuigt het huidige economische debat in het Westen.
De verkettering van het kapitalisme
Het succes van het systeem voedt zijn critici en die vindt men zowat overal. In een soort van masochistische roes wordt aan de poten van dit succesverhaal continu gezaagd. Wie die critici zijn, waarom ze kritisch werden en waar zij hun mosterd halen, is een verhaal apart. Maar in het huidige economische debat wordt het kapitalistische kind met het vuile badwater weggegooid.
Dit unieke succesverhaal – althans tot voor kort – is des te merkwaardiger omdat in de loop der tijden het vrije markt systeem nooit op veel bijval of sympathie heeft mogen rekenen. Zelfs niet bij economisten die door hun vorming de unieke bijdrage van het vrijemarktkapitalisme voor de politieke en economische ontwikkeling van de mensheid zouden moeten inzien.
Economisten gaan dus niet vrijuit. Sedert de Keynesiaanse revolutie van de jaren 30 concentreren ze zich sterk op de wijze waarop de fiscale, monetaire en regulatiepolitiek – telkens meer ervan –verondersteld wordt groei te stimuleren. Een voorbeeld daarvan is de Lissabon-agenda van de Europese Unie van 2000. Echter, de overmatige staatsuitgaven, een groei in de welvaartstaat die haar oorspronkelijk terechte doeleinden ver overschrijdt, de hoge belastingdruk, een uiterst stimulerende geldpolitiek en te veel interventies, hebben er uiteindelijk alleen maar toe geleid dat die groei in het Westen de laatste decennia afnam. Bij ongewijzigde koers wijst alles erop dat zulks ook het geval zal zijn in het komende decennium.
Schuldcreatie als lapmiddel met ingebouwde boemerang
De nooit geziene schuldenberg van vandaag is daar een resultaat van: te veel beloften en te weinig markt en groei om die beloften te kunnen inwilligen. Dan maar het verschil overbruggen met krediet. Ondertussen blijven die globale schulden alleen maar toenemen, wat het systeem nog crisisgevoeliger maakt en de toekomstige groei hypothekeert. Het potentieel van de maatschappij wordt er aanzienlijk door aangetast, omdat de aandacht daarbij meer en meer wordt afgeleid van de echte pijlers van de welvaart. Deze diagnose werd sedert de crisis van 2000-2003 enkel maar versterkt. De collectieve wil om marktkrachten te herstellen ontbreekt. Dat zijn de zogenaamde structurele hervormingen waarvan nu zo vaak sprake is, maar waarvan zo bitter weinig wordt doorgevoerd. De monetaire politiek doet alsof ze dit gemis kan opvangen. Dat zal uiteindelijk nog zwaarder wegen op de toekomstige groei, omdat meer schuld nu alleen maar groei van morgen naar vandaag transfereert.
De overheid moet arbiter zijn, geen medespeler
Dit alles betekent weliswaar geenszins dat de taken van de overheid onbelangrijk zouden zijn. Integendeel, een goede en billijke werking van de markt veronderstelt een sterke maar magere overheid, die weerstand biedt aan lobbying, zoals betoogd door Jean Tirole, een recente Nobelprijswinnaar economie. Geen overheid als belangrijke directe groei-agent, wel als architect en garantiegever van een maatschappelijk en juridisch kader waarbinnen groei kan gedijen. Of het economische Ordoliberalismus zoals de Duitsers het noemen. Bij een te groot overheidsbeslag loopt de overheid in de weg. Want hoe groter het overheidsbeslag, hoe nauwer de banden van de overheid met meer en meer belangengroepen en grote ondernemingen – het alom en overal tegenwoordige ons-kent-ons – en hoe groter de privilegiejacht of de organisatie en verdediging van vele groepsbelangen, voornamelijk via ad hoc-wetgeving, en dit alles ten nadele van het algemeen belang.
Een basisidee van het liberalisme is de verdeling van macht. In de democratie is dat de verdeling van politieke macht, en in het vrijemarktkapitalisme de verdeling van economische macht. Maar belangenvermenging doorkruist dit principe. Zowel de geschiedenis van het kapitalisme in verschillende landen, als de cycli van kapitalisme op zich, kunnen gelezen worden in functie van de graad van belangenvermenging.
De titels en subtitels van volgende twee werken spreken voor zich: Saving Capitalism from the Capitalists (2003) van de Indiër Raghuram Rajan en de Italiaan Luigi Zingales, en A Capitalism for the People (2012) van Luigi Zingales. Met ‘het kapitalisme bevrijden van de kapitalisten’ in het eerste werk wordt bedoeld het probleem van het ‘crony capitalism’, of vriendenkapitalisme. Daarbij worden de regels van de vrije markt aangetast of buitenspel gezet. Eén daarvan is het ‘level playing field’ en het ‘at arm’s length-principe’. Deze fairness-beginselen beogen dat alle spelers het spel volgens dezelfde regels spelen. Het niet respecteren en het niet afdwingen van die regels leidt tot zachtere en hardere vormen van corruptie. Opvallend is dat landen met meer corruptie minder groei en welvaart kennen.
Het negeren van spelregels is natuurlijk zo oud als de straat. Reeds in 1776 had Adam Smith het in zijn The Wealth of Nations over industriëlen die afspraken maken om samen te spannen in het nadeel van de consument. Vandaar de antikartel-, anticoncentratie- of antimonopoliewaakhonden in de Westerse wereld. Dit om voldoende concurrentie te waarborgen. Het verplicht de spelers te streven naar efficiëntie, of te produceren tegen een lagere prijs in termen van de ratio inspanning/resultaat. Daarvan zal iedereen profiteren.
Dit concurrentiecredo is niet ideologisch, maar praktisch. Dit lijkt de overgrote meerderheid van de onverbloemde critici van het kapitalisme niet te beseffen, als zij de gegeven productie als een absolute vanzelfsprekendheid zien. Economische ongeletterdheid is een ernstig gebrek en een hypotheek op de democratie. En incentives zijn cruciaal: nog een ijzeren wet van de economische geschiedenis. Bouw ze af, door bijvoorbeeld een hoop geld toe te schuiven zonder dat daar een tegenprestatie tegenover staat, doorgaans om electorale redenen, en je zal oogsten wat je zaait. De huidige gelijkheidsobsessie zal ons uiteindelijk allemaal armer maken. Men bedenke hier dat de Sovjetunie ten onder is gegaan aan haar economisch onvermogen. Of kijk vandaag naar Noord-Korea, Cuba en Venezuela, of dichter bij huis, naar Griekenland.
Gebrek aan kapitalisme in ontwikkelingslanden
In 2000 stelde de Peruviaanse econoom Hernando de Soto dat ontwikkelingslanden lijden aan te weinig kapitalisme. Maar waarom heeft het kapitalisme gewerkt in het Westen, en elders niet? Een van de redenen daarvoor is de afwezigheid van eigendomsrechten. Niet enkel materiële eigendom, maar ook persoonsgebonden eigendom zoals de zelfbeschikking. Afwezigheid van eigendomsrechten impliceert onder andere ook een afwezigheid van elementaire financiële diensten voor minderbedeelden. Een voorbeeld: velen in arme landen bezitten wel land en een huis, maar die de facto-eigendom is niet formeel genotuleerd via akten en een kadaster. Daardoor kan dat bezit niet als onderpand voor een lening dienen, om daarmee een onderneming op te richten. Even teleurstellend is de afwezigheid in veel ontwikkelingslanden, en ook in een aantal ontwikkelde landen, van een rechtsstaat die naam waardig.
Eigendomsrechten en menselijk kapitaal
Eigendomsrechten zijn het hoofdbestanddeel van het kapitalisme. Met als eenvoudige maar essentiële boodschap dat, als de vrucht van arbeid niet kan worden beschermd tegen willekeur, de prikkel tot arbeid en tot het nemen van initiatief vermindert of verdwijnt. Dit is nog steeds het geval in grote delen van de wereld. De Arabische lente begon in Tunesië in december 2010 toen een jonge man geen toelating kreeg een handeltje in groenten op te starten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de economische prestatie van landen in sterke mate samenhangt met het bestaan van goed gedefinieerde en beschermde eigendomsrechten.
In 1957 onderzocht de Nobelprijswinnaar economie Robert Solow wat de groei verklaarde. Hij vond dat land, arbeid en kapitaal maar een 20% van de VS groei konden verklaren. De resterende 80% waren toe te schrijven aan ‘al de rest’, zoals bijvoorbeeld het maatschappelijk kader, de technologische vooruitgang en de vrije markt. Deze factoren zijn onderling gerelateerd en voeden elkaar. Bij elk ervan staat menselijk kapitaal centraal.
In 1833 kwam Alexis de Tocqueville reeds tot deze 20/80 bevinding van Solow. Hij bezocht Engeland, toen het meest welvarende land ter wereld. De man wiens beschouwingen over de democratie nog altijd gezaghebbend zijn, verstond ook best de essentie van economische prestatie. Als niet-chauvinistische Fransman kwam hij tot de conclusie dat de sleutel van het Engelse succes bij de Engelsman zelf lag.
Alleen kapitalisme creëert duurzame welvaart
Volgende conclusies dringen zich op. Wie niet gelooft in de markt gelooft niet in de mens. Betuttelende regimes geloven niet in de mens. De historische evidentie dat kapitalisme groei creëert is verpletterend. Dit in tegenstelling tot collectivistische en coërcitieve regimes die meer begaan zijn met de verdeling van welvaart dan met de creatie ervan. Uiteindelijk verworden ze tot verdelers van armoede, want voor de creatie van welvaart hebben ze geen recept.
Het is daarom bijzonder treurig dat in het huidige economische debat en in de media het kapitalistische kind met het vuile badwater wordt weggegooid.
de auteur doctor in de economie van Oxford. Hij doceerde in de VS, VK en België en was actief als onafhankelijk consultant in Europa en het Midden Oosten, eerst bij een Amerikaanse grootbank. Nu heeft hij zijn eigen onderneming 'Economic and Financial Services' (Ecofis NV/SA).
Professor Dirk Rochtus leidt zoals elk jaar een reis naar Duitsland. Deze kaar naar het onbekende Silezië.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.