JavaScript is required for this website to work.
post

Kennis en waarheid

De eigen kennis is de maat van alles. Of toch niet?

Philip Roose6/9/2019Leestijd 4 minuten
‘Democritus en Protagoras’ van Salvator Rosa. Protagoras is rechts afgebeeld.

‘Democritus en Protagoras’ van Salvator Rosa. Protagoras is rechts afgebeeld.

foto © Wikimedia Commons/Hermitage

De eigen kennis is de maat van alles, lijkt het wel. Maar of daar een kern van waarheid in zit, is een andere zaak.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het is bij mijn weten nog niet wetenschappelijk onderzocht door de academische wereld, maar er lijkt mij in onze samenleving een evolutie aan de hand waarbij de gemiddelde mens er niet slimmer op wordt maar wel steeds arroganter. De zogenaamde ‘mondige burger’ werd, zeker sinds de opkomst van sociale media, veeleer een schreeuwende burger. Die intellectuele oppervlakkigheid beperkt zich niet alleen tot de modale man of vrouw, maar infiltreert ook steeds dieper, en in tegenstelling tot in het verleden, in het discours van de maatschappelijke elite.

Velen, zowel ter goeder als ter kwader trouw, verspreiden voortdurend culturele en sociale theorieën zonder die echter grondig te kennen of over nagedacht te hebben. Ze lijken wel op bakkers die succesvol hun brood verkopen door de mooi ingerichte etalage of de hippe inkleding van de winkel, maar eigenlijk niet goed meer weten hoe men nu juist een brood bakt en welke ingrediënten men daarvoor nodig heeft.

Culturele devolutie

De industriële revolutie heeft de voorbije eeuw bijna elke vorm van vakmanschap, en bijgevolg ook elke vorm van leren, omgezet in een snel, efficiënt en onpersoonlijk productieproces. Het maakte dan wel vele goederen bereikbaar voor steeds meer mensen, maar het veranderde tevens fundamenteel onze samenleving. Ook onze cultuur onderging diezelfde logica, met steeds meer en toegankelijkere culturele producties (boeken, tv, internet, muziek, theater, etcetera), maar vreemd genoeg ook met steeds minder grondige kennis van de cultuur-filosofische overlevering.

De culturele breuk met het verleden kreeg bij de maatschappelijke elite de genadeklap in en na de jaren zestig, waarna de traditie en overlevering zelfs niet meer werd gecontesteerd maar erger, gewoon vergeten. In de plaats van tijdloos cultureel vakmanschap kreeg men culturele marketing met als gemene deler: oppervlakkig, makkelijk verteerbaar, egocentrisch en vooral modieus.

Grand Tour

In de 19e eeuw vertrokken aristocratische jongeren, zoals Johann Wolfgang von Goethe, nog op een ‘Grand Tour’, waarbij ze als bekroning van hun academische en culturele vorming voor enkele jaren de belangrijkste Europese steden bezochten. Dit stelde de jonge reizigers in staat om met de lokale talen, gewoonten, politiek, economie, cultuur en geloof in aanraking te komen.

Ze maakten al bewust deel uit van de Europese cultuur nog voor er sprake was van door de EU gesubsidieerde treintickets. Vandaag organiseren scholen voor de maatschappelijke elite van morgen hoogstens nog culturele uitwisselingen of schoolreizen waarin men binnen een paar weken blijkbaar alles van een land of streek gezien, gehoord of gekend moet hebben. Misschien zou het nuttiger zijn voor de intellectuele vorming van die jongeren dat ze thuis bleven, en die paar weken gebruikten om een aantal klassiekers te lezen, enkele opera’s of concerten te aanhoren, en met een paar intellectuelen te spreken. Een onwetende die reist, wordt niet slimmer, maar is gewoon een onwetende op verplaatsing. Niets meer, niets minder.

De halve cultuur

De Griekse filosoof Plato waarschuwde in zijn dialoog Sofist voor deze onvolmaakte vorming en noemde het de ‘halve cultuur’: de illusie (en arrogantie) van kennis, zonder dat men deze bezit. Men minimaliseert of kent zelfs de eigen tekortkomingen niet meer en men benadrukt de eigen, vooral algemene, kennis. Deze pseudo-intellectueel oordeelt over alles en iedereen en is niet geneigd te luisteren naar anderen. Dat zou volgens hem de impliciete erkenning inhouden zelf onvoldoende te weten. Maar hierdoor kan hij of zij dus ook niets bijleren.

Ware kennis is nooit gedeeltelijke kennis van iets: het is integendeel het zich bewust zijn van de eigen grenzen én het verlangen om deze te overstijgen. Al in de tempel van Apollo in Delphi stond niet voor niets ‘Ken uzelf’ te lezen. Dit werd later ook de kern van het socratische denken: alleen in zichzelf heeft men echte kennis, en voor iedereen geldt dat hij of zij eigenlijk bij aanvang van de kennisverwerving niets weet. Daartegenover stelde de sofist Protagoras dat de mens de maat is van alle dingen. Of vertaald naar vandaag: de eigen gelimiteerde kennis.

Al dan niet half-cultureel zijn, staat los van het studieniveau dat men individueel behaalt. Men hoeft geen universitair zijn om kennis te bezitten. De boeren die vroeger niet langer dan na hun veertien jaar naar school gingen, wisten wel hoe zij hun werk goed moesten doen. Ze kenden het ritme van de natuur, waren zich daardoor bewust van de eigen grenzen en bleven geworteld in de eigen cultuur en de toen nog kleine leefwereld. Ze leerden bescheiden en geduldig te zijn, snelle veranderingen te wantrouwen maar daarom niet af te wijzen, en zelfverzekerd hun leven te leiden. Hun kinderen namen die waarden mee naar andere sectoren toen het onderwijs democratiseerde, de mobiliteit verhoogde en de economische situatie veranderde.

Verkwanseld

Twee generaties later is er echter van die waarden niet veel meer te merken, zelfs niet in sectoren waar men dat toch mag verwachten. Veel professoren en wetenschappers lijken misschien wel vol kennis, maar geven evenzeer blijk van de veronderstelling de waarheid in pacht te hebben. Via evidence based politics  moet die ‘kennis’ dan zo snel mogelijk door ‘dommere’ politici worden toegepast.

De arrogantie van het absoluut geloof in de maakbaarheid van mens en samenleving (vooral dan in bepaalde takken van de menswetenschappen zoals sociologie en psychologie) waarbij men de oneindige complexiteit van beide over het hoofd ziet, lost echter de samenlevingsproblemen niet op. Of maakt ze alleen maar erger. De haast blinde toepassing van moderne pedagogische theorieën in het onderwijs is daarvan een voorbeeld, met een duidelijke kwaliteitsdaling tot gevolg. Zeker voor niet-exacte wetenschappen zou men toch meer bescheidenheid en voorzichtigheid verwachten in het verkondigen van de waarheid.

De gecultiveerde mens beseft dat er een onoverbrugbare afstand bestaat tussen zijn kennis, hoe groot die ook mag zijn, en de oneindig grote, haast mysterieuze, complexiteit van de wereld. De ‘half-culturele’ persoon is daarentegen vervuld van trots wanneer hij iets heeft ontdekt of geleerd, en daardoor denkt voldoende kennis te hebben verzameld om de ware mening over het geheel te formuleren. Niet voor niets zijn bescheidenheid, geduld en beleefdheid waarden die we traditioneel koesteren, en arrogantie, ongeduld en minachting daarentegen niet. Het aanvaarden van de eigen grenzen, ook die van het kennen, is vandaag bij steeds meer burgers en, wat veel erger is, maatschappelijke elite afwezig.

Goethe, nogmaals

In de politiek verkiest de ‘half-culturele’ burger, zowel rechts als links, een politicus die met heldere analyses en pasklare oplossingen beweert dat hij of zij de wereld kent en kan ‘maken’ naar zijn waarheid. Niet een stevig ideologisch fundament of sterke culturele inhoud is hier van belang, niet het respect voor tradities en overleveringen die hun waarde al hebben bewezen (ook evidence based, toch?), maar de eigen arrogante en ongeduldige waarheid.

Een eerlijke en intelligente beleidsmaker erkent echter niet alleen de eigen limieten, door zich door competente mensen te omringen, maar ook de limieten van de politiek om complexe samenlevingsproblemen op te lossen. Johann Wolfgang von Goethe schreef bijna tweehonderd jaar geleden: ‘Mit dem Wissen wächst der Zweifel (‘Hoe meer kennis hoe meer twijfel’). Vandaag lijkt het in alle lagen van de bevolking wel het omgekeerde te gelden: hoe minder kennis, hoe minder twijfel. Dit verklaart alvast veel van het hedendaagse politieke en maatschappelijke schouwspel.

Philip Roose (1979) studeerde geschiedenis in Leuven en Granada en marketing en management in Parma. Hij woont in Catania (Sicilië) en exporteert Italiaanse wijnen. Samen met Joost Houtman schreef hij het boek 'Bella Figura: Waarom de Italianen zo Italiaans zijn?' (Uitgeverij Vrijdag; verschijnt 31 mei 2018).

Meer van Philip Roose

Woorden scheppen de realiteit, of toch de perceptie ervan. Philip Roose over de instrumentalisering van taal.

Commentaren en reacties