Leven en streven van Polleke de Belg
De Antwerpse stadsschouwburg, een monument van Belgitude?
foto © Wiki Commons
De burgemeester van Antwerpen wil de Stadsschouwburg afbreken. Horen lelijke gebouwen niet bij het leven van een stad? Of speelt er iets anders?
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementAlweer commotie in de Scheldestad! De burgemeester heeft de Antwerpse Stadsschouwburg – alias Den Bunker – lelijk bevonden. Bovendien lijdt het gebouw aan betonrot. Het gevaarte moet volgens hem tegen de vlakte. Nu weten we in Antwerpen al wel langer dat er met ons stadstheater geen schoonheidsprijs te winnen valt. Dat de burgemeester pas na tien jaar bewind ineens die conclusie trekt en er meteen verregaande consequenties aan verbindt, mag verbazen. Te oordelen aan het spuuglelijke maar evenals de schouwburg ruim bemeten bâtiment dat hij betrekt aan de Herentalsebaan te Deurne – vlak naast het kantoor van de erven van mevrouw Leemans die met gulle hand kredieten verstrekken aan Vlamingen die met geld dat ze niet hebben dingen willen kopen die ze niet nodig hebben – is architectuur nooit zijn passie geweest.
In Knack gaat Stijn Tormans zelfs zover te insinueren dat waar er sloop is ook een vastgoedmakelaar moet zijn. Dat de vastgoedsector en het stadhuis twee handen op een door hetzelfde Fornuis goed gevulde buik zijn. Zover zou ik natuurlijk niet durven gaan…
Blote tetten!
Ik hou het erbij dat de burgemeester de schouwburg geen warm hart toedraagt omdat het in velerlei opzicht een symbool van Belgitude is. Tormans heeft daarover wat opzoekingswerk gedaan. Het ontwerp van het gebouw ontsproot om te beginnen al aan het brein van een verzuild triumviraat van architecten, te weten een katholiek, een liberaal en een Vlaams-nationalist. Socialisten en communisten kwamen er niet aan te pas, hoewel die laatsten met Renaat Braem een méér dan valabele kandidaat in huis hadden.
De roden werden echter ruimschoots gecompenseerd, zij het dat ze – ook toen al – met elkaar in de clinch gingen over elkaars aandeel . Toen de schouwburg in 1980 veel te laat en veel te duur werd opgeleverd viel de openingsvoorstelling samen met de 150e verjaardag van ons gezegende koninkrijk. Gekozen werd voor de avonturen van Tijl Uilenspiegel, maar regisseur Walter Tillemans had daarbij geopteerd voor een bewerking ervan door de Sovjetrus Grigory Gorin uit Moskou. Schandalig! Temeer omdat er in het stuk een blote kont te zien was (van Tijl) en twee blote tieten (van Nele). Toenmalig socialistisch burgemeester Mathilde Schroyens was zo geschoffeerd dat ze zelfs weigerde te komen, aldus Tormans.
De cola kost er achtentwintig frank!
Ik wil hier nog een beschouwing aan toevoegen: de sossen kwamen uiteindelijk aan hun trekken bij de eerste voorstelling van het Koninklijk Jeugdtheater (KJT). Het werd Het leven en streven van Polleke de Belg, van de hand van Pierre Van Rompaey en diens echtgenote Vif Wens. Vif werkte toen als redactrice voor ABC, het culturele tijdschrift van de Volksgazet, terwijl Pierre het onderwijsmonopolie van de katholieken te Schilde had gebroken door er met succes een rijksschool uit de grond te stampen. Beiden hadden een lidkaart van de BSP op zak.
Polleke werd een spektakelstuk dat voluit gebruik maakte van de voor die tijd ultramoderne infrastructuur zoals draaiende podia en uit het plafond neerdalende rekwisieten. Een evocatie met dozijnen acteurs, revolutie, aanstormende treinen, gewelddadige stakingen en betogingen met veel rode vlaggen. De muzikale omlijsting werd verzorgd door onder andere Bernard Van Lent, de accordeonist van Wannes Van De Velde, die jaren geleden voor mij nog eens een deun speelde in de Kiebooms aan het De Coninckplein, voor dat danscafé gesloten werd door… een hardvochtige burgemeester.
De communistische Rode Vaan was vol lof over de auteurs, maar minder over het (sossen)publiek en de organisatie: ‘Er wordt wel een beroep gedaan op leerlingen van de stedelijke balletschool en op andere kinderen, maar aan het slot worden die door de volwassen auteurs netjes in de hoek gedrumd; het première-publiek bestond voornamelijk uit volwassenen, die ook de beste plaatsen toegewezen kregen; er is een drank- en versnaperingshoekje voorzien voor de kinderen, maar een cola kost er 28 fr enz. De drempel van de nieuwe stadsschouwburg ligt dus letterlijk en figuurlijk niet lager dan vroeger.’
Afbreken is plezant!
Ik woon op minder dan een kilometer van den Bunker. Op zaterdag doe ik mijn inkopen op de markt in het mild gefilterde zonlicht dat door de luifel van het theatergebouw valt. De weerkaatsing van het geroezemoes op het glazen plafond creëert er een sfeer van een overdekte mediterrane markt. Het gebouw pal ernaast stoort niet, integendeel. Ook minder fraaie gebouwen maken nu eenmaal deel uit van het leven en de geschiedenis van een stad. In april ging ik er naar een concert van Death can Dance. Ik kan alleen maar zeggen dat het gebouw zich uitstekend kwijt van zijn taak: onderdak bieden aan cultuur en entertainment.
Ik begrijp het burgemeester, afbreken is plezant. Het lucht op, zeker als het over een stuk Belgische geschiedenis gaat. Maar laat ons zo niet beginnen. Laten we onze persoonlijke smaak en opvattingen buiten beschouwing laten. Over het politiegebouw aan de Oudaan lopen de meningen op zijn zachtst gezegd ook uiteen. En wat te denken van de nieuwe en elitaire aanwas aan het oudste gebouw van de stad, het Steen? Het is maar te hopen dat de architecten niet vergeten zijn de keldergaten te beschermen tegen het stormtij, waardoor het, veel eerder nog dan Den Bunker ten onder zal gaan. Aan betonrot.
Tags |
---|
Erik De Bruyn (1959) is actief in de Antwerpse sp.a.
De ontvoogding van Vlaanderen inzake ruimtelijke ordening heeft de voortschrijdende verkruimeling van onze open ruimte helaas niet kunnen stoppen.
Het belang van de industrie voor de tewerkstelling neemt af. Maar dat betekent niet dat er geen nood is aan een industrieel beleid.