L’idole des jeunes: proeve van een receptiegeschiedenis
Allemaal afkooksels
Jean-Philippe Smet&Claude Moine, of Johnny Halliday&Eddy Mitchell
foto © Reporters / Starface
In “Le Temps de Genève” verscheen een wanklank: hun journalist vond Johnny Halliday niet zo geweldig. Hier paste een Gentse kanttekening bij.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDavid Brun-Lambert
De nu verdwenen ster heeft zijn repertoire voornamelijk opgebouwd door met soms wisselend resultaat op modetrends mee te drijven, daarbij gehoorzamend aan de wetten van de markt, terwijl hemzelf enkel de rock van de pioniers interesseerde.
Het is een waarheid die de fans van Johnny misschien nooit zullen kunnen slikken, maar «l’idole des jeunes» heeft zelf nooit iets gecreëerd en was eerder een leeg omhulsel, in staat om de stijlen na te apen die uit de grammatica van de popmuziek zijn ontsproten. […]
De oorspronkelijke taal van de rock-‘n-rol sprak de blanke jeugd aan, en Elvis belichaamde er slapjes de contestataire geest van. Toen hij hem ontdekte, zag Jean-Philippe Smet zijn bestaan plots veranderen. Tegen de meesten ingaand, was hij ervan overtuigd dat hij de Franstalige Presley kon worden. Nauwgezet imiteerde hij de “King”, maakte zich ook het pruilmondje van James Dean eigen, en ging waar nodig door het stof.
Hoe was de ontvangst in Gent?
De journalist David Brun-Lambert is misschien niet heel eerbiedig – de mortuis nil nisi bene – maar wat hij vertelt is wel waar. In de Gentse school waar ik eind jaren vijftig aan de humaniora begon, zaten behoorlijk wat Franstaligen en velen van hen liepen hoog op met die Franse vedetten: Johnny Halliday, Sylvie Vartan, Eddy Mitchell, Richard Anthony enzovoort. Dat die mensen allemaal ‘vertalingen’ zongen beseften ze meestal niet, en dus nog minder dat ze stukken slechter waren dan de Amerikaanse originelen. Er waren gelukkig ook andere Franstalige jongens, die niet in dat Salut les Copains-sfeertje baadden en het bij Brassens, Aznavour en Piaf hielden.
De ‘Vlamingen’ luisterden liever naar de liedjes van Bill Haley, Elvis Presley, Brenda Lee, en natuurlijk van al die zwarten: Little Richard, Fats Domino, Chuck Berry, Ray Charles enzovoort. Die vonden wij pas opwindend (al zongen wij op de koer wel eens mee met et j’entends pisser le chien van Richard Anthony – oorspronkelijk een country folksong: 5000 Miles Away From Home: zo ver kun je niet reizen in Frankrijk).
En of dat nu gunstig was of niet: duidelijk was dat de Vlamingen veel sterker openstonden voor de Amerikaanse invloeden, en niet, repliés sur eux-mêmes, nog dachten dat alles in Parijs was uitgevonden.
Marc Vanfraechem (1946) werkte voor Klara (VRT-radio); vertaler, blogger http://victacausa.blogspot.com sinds 2003. Hij schrijft het liefst, en dus meestal, artikels met daarin verwerkt vertaalde citaten van oude auteurs, die hem plots heel actueel lijken.
Bestuurlijke nalatigheden die rampen erger maken dan ze hadden moeten zijn… dat soort zaken kwam al voor in de vierde eeuw voor Christus.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.