Hoe kan het zijn dat de originele academici van de Frankfurter Schule – die als de dood waren voor een fascistische staat als een totalitaire homogene controlestaat – de cultuurstrijd hebben gewonnen en hun zin kregen op het vlak van immigratie en multiculturalisme evenals het LGBTQ-activisme (het normaliseren van destijds als ‘subversief’ te boek staande seksualiteiten), maar dat dit alles nu gereedschap blijkt te zijn waarmee mondiale bedrijven en staatsbureaucratieën over het individu heersen, het leven compartimentaliseren tot tribale identiteiten…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
Hoe kan het zijn dat de originele academici van de Frankfurter Schule – die als de dood waren voor een fascistische staat als een totalitaire homogene controlestaat – de cultuurstrijd hebben gewonnen en hun zin kregen op het vlak van immigratie en multiculturalisme evenals het LGBTQ-activisme (het normaliseren van destijds als ‘subversief’ te boek staande seksualiteiten), maar dat dit alles nu gereedschap blijkt te zijn waarmee mondiale bedrijven en staatsbureaucratieën over het individu heersen, het leven compartimentaliseren tot tribale identiteiten die via datamining commercieel worden uitgebuit en middels nudging en QR-codes worden geplooid naar de macht?
Transgenderisme als voorbeeld
Transgenderisme, bijvoorbeeld, lijkt in eerste opzicht een bevrijdend fenomeen: een ontsnapping aan burgerlijk-conservatieve programmeringen van wat mannelijkheid en vrouwelijkheid zijn. In tweede opzicht, echter, blijkt dat het lichaam wordt gecompartimentaliseerd tot een winstobject. Het lijf wordt onder de macht van het mes gebracht. Er kunnen delen worden afgesneden of aangepast, waarbij de farmaceutische industrie winst maakt door in te spelen op onzekerheden van pubers. Steeds blijkt dat de linkerkant van het politieke spectrum blind is voor deze tegenstrijdigheid. En het wekt de urgente vraag hoe het zover kon komen.
Een denker die honderd jaar geleden voorspelde dat het marxisme zich via de parlementaire weg zou laten inkapselen, is Georges Sorel – in de inleiding al kort genoemd. Om meerdere redenen is Sorel zowel relevant als ondergewaardeerd. Met zijn anarchosyndicalisme – een bestuursvorm waarbij arbeiders zich organiseren via vakbonden om de productiemiddelen in eigen hand te nemen – biedt hij een alternatief op het dog eat dog kapitalisme. Deze bestuursvorm verijdelt tegelijk de totalitaire inmenging van een communistische staatsbureaucratie. Sorel vermengt marxistische analyses met anarchistische inzichten, die hij weer vloeiend samenvlecht met conservatieve levenswijsheden.
Utopisme als gevaar
Met de liberale filosoof Karl Popper, deelt Sorel bijvoorbeeld een afkeer van utopisme. Beiden stellen vast dat mensen die handelen vanuit goede bedoelingen, onder de invloed van utopieën tot onmenselijke wreedheid in staat zijn.[1] Maar waar Popper vervolgens de stapsgewijze sociale bouwkunde voorstelt als alternatief, verwerpt Sorel dit als een benadering die de vooruitstrevende en revolutionaire krachten ondergeschikt zal maken aan de bestuurscultuur van de overheid en het bedrijfsleven. Hij maakt een magische wending: met een vurige energie pleit Sorel voor mythes en mythevorming: ‘Mannen die meedoen aan grote sociale bewegingen, stellen zich hun toekomstige actie altijd voor in beelden van een oorlog waarin hun zaak zegeviert.’[2] Hij hoopt dat deze mythes de arbeidersklasse zal aanzetten tot collectief handelen, tot een doorslaggevend verzet.
Net als veel marxisten en anarchisten van zijn tijd, schrijft hij laatdunkend over de bourgeoisie en de burgerlijke intellectuelen. Het past bij zijn kritiek op het liberalisme: een maatschappij ‘waarin alles tot de grondvormen van het handelsverkeer zou worden teruggebracht, onder de wet van volledige concurrentie’ noemt hij een utopie.[3] Maar in plaats van zich als een wetenschappelijke marxist te profileren – als iemand die economische informatie verzamelt en vervolgens een praktisch plan van aanpak presenteert voor de klassenstrijd, de revolutie en de planeconomie – schakelt hij over op gloedvolle mythologie.
Kapitalisme als dominante productiewijze
Hij heeft nog een andere reden om het utopisme af te wijzen. Marx moest wel utopisch schrijven, stelt Sorel, omdat hij nog geen langdurige stakingen had meegemaakt. Marx wist nog niet hoe economische conflicten in de praktijk zouden verlopen, en in de tijd van Sorel was dit al wel bekend. ‘Zo is de utopie helemaal uit het socialisme aan het verdwijnen: dat hoeft de arbeid namelijk niet langer te organiseren, omdat het kapitalisme dat doet.’[4]
De geciteerde zin biedt een verklaring voor het ontsporen van het marxisme, en dit is waarom ik Sorel hier bespreek. Met ontsporen benoem ik dat de utopische beeldtaal van het socialisme – de emancipatie van minderheden, het alles eerlijk delen – een wapen is geworden in handen van winstbeluste multinationals, bureaucratische overheden en technocratische miljardairs. In plaats van dat de arbeider is verheven, krijgt de kleine man de sharing economy door de strot geduwd. Leenfietsen, leenauto’s en zelfs leenhuizen: you will own nothing and be happy. Films en videospellen koop je niet meer op schijf maar worden gestreamed – het volk leert dat het alles in bruikleen heeft. Wie bezwaar maakt, krijgt de marxistische beeldtaal als wapen tegen zich gericht: je veronachtzaamt het klimaat en bent niet solidair met de armen in de derde wereld, die het slechter hebben.
Vergelijking jodendom en christendom
Om de verklarende kracht van de geciteerde zin aan te boren, moeten ook wij magisch denken. We moeten de zin duiden met een passage van Karl Marx: ‘De christen is de theoretische jood. De jood is de praktische christen.’[5] Marx vergelijkt jodendom en christendom. Hij stelt dat het jodendom een praktische, op de wereld gerichte religie is – een godsdienst van de dagelijkse handelspraktijk. Het christendom daarentegen is het abstracte, spirituele, etherische deel van het jodendom dat zich tot een zelfstandige religie heeft geëmancipeerd. Het kapitalisme is de praktische vertaling van het jodendom, meent Marx: een praktijk waarin de spirituele dimensie overbodig bleek en het christendom zich inpaste in het kapitalisme. Zo is de christen opnieuw jood geworden, stelt hij.
Conclusie
Kijken we met deze vergelijking opnieuw naar het citaat van Sorel, dan is de ontsporing van de marxistisch-socialistische kapitaalkritiek verklaard. Zoals Marx zegt dat het christendom het spirituele en overbodige deel is van het jodendom, zo zegt Sorel dat de utopie het overbodige spirituele deel is van het marxisme, nu kapitalisme de dominante productiewijze is. Het kapitalistische organisatieprincipe, is hét dominante organisatieprincipe dat ook de inzet van arbeid reguleert.
Hieruit volgt dat van de marxistische utopie – de opstand van de ontheemde arbeidersklasse tegen de hebzuchtige bezitters – alleen een dromerige beeldtaal overblijft: een substraat, een notie van verzet en radicale hervorming, dat zich voortzet als een religie. Het enige doel dat die religie nog dient, is juist het verhullen dat de arbeid tot slaaf is gemaakt van krachten die zich niets aantrekken van de humane belangen van arbeiders.
Zo laat Sorel ons zien dat socialisme precies is wat andere religies óók zijn onder kapitalisme als de dominante productiewijze: opium voor het volk.
Noten
[1] George Sorel, Over geweld, origineel: Réflexions sur la violence, 1908. Vertaling Zsuzsó Pennings, (Utrecht 2021) p. 14. Zie ook: “Zelfs als zij de beste bedoelingen hebben om de hemel op aarde te bewerkstelligen, leidt dat er alleen toe dat zij een hel veroorzaken – een hel van mensen voor mensen.” Karl Popper, De open samenleving en haar vijanden, (Rotterdam 2007) p. 198.
[2] Sorel, Over geweld, p. 24.
[3] Idem, p. 32.
[4] Idem, 33.
[5] Karl Marx, Over godsdienst, staat en het joodse vraagstuk, (Amsterdam 1995) p. 84.