JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Louis Vos: ‘Mei ‘68’ was in Vlaanderen maar mogelijk dankzij de bisschoppen

50 jaar na Leuven Vlaams

Karl Drabbe24/2/2018Leestijd 17 minuten
Louis Vos dook in de archieven van zijn eigen Mei ’68.

Louis Vos dook in de archieven van zijn eigen Mei ’68.

foto © Doorbraak

‘Leuven Vlaams’ was een kwestie van emancipatie. Het was absoluut nodig dat dat toen gebeurde. Het was een kwestie van rechtvaardigheid, vindt historicus Louis Vos, die 50 jaar geleden op de barricaden stond.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De KU Leuven wilde eigenlijk niet graag veel aandacht besteden aan de vijftigste verjaring van haar oprichting, omdat die het resultaat was van de splitsing na de strijd om ‘Leuven Vlaams’. Ze vreesde dat het beklemtonen van deze episode een schaduw zou kunnen werpen op de goede verstandhouding die er vandaag met de UCL bestaat. Maar de studentenprotesten die tot de splitsing hebben geleid pasten ook in de wereldwijde contestatie waaraan ‘mai ‘68’ in Parijs zijn naam heeft gegeven. Die had in Vlaanderen toch een andere tonaliteit dan elders. Een gesprek met de Leuvense historicus Louis Vos, die er destijds ook bij was als contesterende student.

Doorbraak: Vieren we in Vlaanderen ‘Mei ‘68’ niet twee jaar te laat? 13 mei 1966 is het toch begonnen, toen de bisschoppen in een mandement autoritair besloten dat de Franstalige afdeling in Leuven zou blijven?

Louis Vos: ‘Dat zou ook hebben gekund, want toen begon een eerst revolte als reactie tegen het besluit van de bisschoppen. Maar dat was maar het begin. In Januari 1968 was er een tweede revolte die effectief geleid heeft tot de splitsing en volledige overheveling van de Franstalige sectie van de universiteit, en die tegelijk ook voor Vlaanderen de doorbraak heeft betekend van een toen pas ontstane nieuw-linkse beweging. Dus misschien toch meer redenen om 1968 als verjaardag te kiezen, temeer omdat in dat jaar de Leuvense principieel zelfstandig en ééntalig Nederlands werd.’

Maar die was toch ook maar mogelijk omdat je in 1961-’62 de vastlegging van de taalgrens krijgt. Het ene volgt toch automatisch voort uit het volgende? Een tweetalige universiteit kon niet meer in een homogeen taalgebied.

‘Juist, dat is een logische redenering. Maar de oplossing zou ook kunnen zijn geweest dat het taalstatuut van Leuven zou veranderd zijn, het zou een volledig tweetalig gebied kunnen zijn geworden, of een Vlaams gebied met faciliteiten voor Franstaligen. In die richting dachten de radicale Franstaligen. Bovendien was er de universitaire expansie en de vraag of er binnen Leuven voldoende de ruimtelijke capaciteit zou zijn om de aangroei van studenten op te vangen. Kort gezegd waren er twee mogelijke oplossingen: een gedeeltelijke overheveling van Franstalige en Vlaamse kandidaturen (vandaag bachelors – KDr.) naar elders, met behoud van de hogere jaren in Leuven. Een horizontale splitsing dus, of een verticale waarbij alle Franstaligen naar francofoon gebied zou verhuizen. De Vlaamse beweging, en de Leuvense studentenbeweging waarin het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV) de eerste viool speelde, was natuurlijk voor die tweede oplossing. ‘

‘Dat KVHV legde in de Vlaamse beweging wel een eigen, meer sociale klemtoon. Het zocht onder preses Gaby Van Dromme (1964-‘65) ook contact met de vakbonden vanuit het verlangen een studentenvakbeweging op te richten. Studentensyndicalisme ging enerzijds over het verdedigen van studentenbelangen, maar anderzijds ook over medezeggenschap en inspraak. Maar geen van de twee grote vakbonden wilden zich daarin mengen. Tegelijk verdedigden het KVHV en alle Leuvense studentenverenigingen van toen natuurlijk ook Leuven Vlaams. Op 15 december 1965 – dus vóór het bisschoppelijk mandement – wist het een reusachtige betoging daarvoor op te zetten, met eisen als “Walen Go Home” en “Prorector: Vlaming en leek”. De grote meerderheid van de Vlaamse studenten stapte in die betoging op. Op het einde van dat academiejaar zou de ontknoping komen op de jaarlijkse vergadering van de bisschoppen als inrichtende macht van de universiteit. Aan Vlaams kant werd de eis van “Leuven Vlaams” als rechtvaardig beschouwd, en niemand verwachtte wat er toen is gebeurd.’

Want de bisschoppen gingen lijnrecht in tegen de Vlaamse eis?

‘Ja, dat om te beginnen, maar wat nog meer stak was de autoritaire toon en de mededeling dat de discussie daarover nu gesloten was. Wie niet akkoord ging moest maar elders gaan werken of studeren. Dat lokte bij vele Vlaamse katholieken verzet uit, al aarzelde de katholieke Vlaamse pers die eerste maandag om een standpunt in te nemen. De eersten die dat wel deden waren de Leuvense studentenleiders, van wie de dag na de bekendmaking in het duidingsprogramma Actueel, een sterk opstandige motie werd voorgelezen. Die zette de toon van verzet en protest voor de volgende dagen. Op 27 mei 1966 beoordeelde Ons Leven (tijdschrift van het KVHV – KDr.) hoofdredacteur Walter De Bock, in De Nieuwe (het progressieve weekblad van Mark Grammens – KDr.) op een correcte manier de situatie. Hij schreef: “De gezagsdragers hebben beroep gedaan op het gezag. Hiermee hebben zij hun gezag vernietigd… De bisschoppen staan voorgoed rechts van de gemeenschap. (Hun) verbeten roep om orde en gezag bewijst hoezeer zij vervreemd zijn van de maatschappij waaruit zij voortkomen.’

Secularisering

Wat was het directe gevolg van die autoritaire stellingname van de Belgische bisschoppen?

‘Het “mandement” van 13 mei 1966 heeft bij vele Vlaamse gelovigen de steen weggeschopt die hen gevangenhield in een schaapachtige onderdanigheid en gehoorzaamheid aan een klerikaal gezag. Het heeft er toe bijgedragen dat de leken in Vlaanderen mondiger zijn geworden, zodat sommigen in een kritisch engagement toch trouw bleven aan de kerk. Het heeft ook de weg geopend voor een generatie jongeren die hun spontaan antiklerikalisme lieten overgaan in antiautoritarisme, en het vervolgens – mee onder invloed van buitenlandse protestvoorbeelden – ombogen naar een nieuw-linkse maatschappijkritiek. Ongewild markeerde het mandement in Vlaanderen de start van de “geest van ‘68” die in de volgende jaren het onderwijs, de katholieke jeugdbewegingen en heel de katholieke organisatiewereld heeft omgewoeld. Dat was een onverwachte wending.’

Beperkte het protest zich tot leken?

‘Neen, ook vele seminaristen, priesters en kloosterlingen kwamen in opstand. Vergeet niet dat er net daarvoor, van 1962 tot 1965, het Tweede Vaticaans Concilie had plaatsgevonden.Daar was gepleit voor een meer open kerkbeeld. In De Nieuwe verscheen een week na het mandement van de bisschoppen een stuk van de jezuïet Frans van Bladel, hoofdredacteur van Streven, en een stuk van de dominicaan Staf Callewaert, hoofdredacteur van Kultuurleven. Zij veroordeelden allebei het autoritaire klerikalisme van de bisschoppen.’

Waarmee ze aansloten bij een lange traditie van priesters en kloosterlingen die in de Vlaamse beweging actief waren, waar de kerkelijke hiërarchie zich maar al te graag ver weg van hield.

‘Klopt. Suenens leefde in een andere wereld. De bisschoppen dachten dat ze de gedweeë Vlamingen opnieuw liggen zouden hebben. Met hun statement is het allemaal begonnen. Uit het antiklerikalisme kwam het antiautoritarisme voort, en een sterker pleidooi voor democratie. De Leuvense studenten eisten democratisch onderwijs. In het academiejaar 1966-‘67 ontstond er een discussie over een pluralistische universiteit die door de dominicaan Staf Callewaert bepleit werd, terwijl vicerector Mgr. Maertens het behoud van het katholieke karakter verdedigde. Een belangrijk argument in het pleidooi voor een pluralistische universiteit was, dat dan niet meer de per definitie ondemocratische kerkelijke hiërarchie er de macht zou hebben.’

Als 1966 iéts betekent voor Vlaanderen is het toch ook de versnelling in de secularisering, vooral door het autoritaire optreden van de bisschoppen.

‘Het is wel juist wat je zegt: het gezag van de bisschoppen, dat politieke klerikalisme, daar wilden de Vlamingen niet meer van weten. Maar daar kwam nog bij dat in juli ‘68 Paulus VI met zijn encycliek Humanae Vitae op de proppen kwam.’

Waarmee hij ‘de pil’ verbood.

‘De gemoederen waren in Vlaanderen sinds 1966 verhit. Er werd geroepen “Suenens buiten” en “Suenens of Barabbas…?” Het was de emancipatie van het tot dan toe gedweeë kerkvolk. Door met zoveel gezag te spreken had de aartsbisschop zelf zijn autoriteit vernietigd. En nu deed de paus ook zo’n sterke uitspraak, overigens tegen het advies van zijn eigen pauselijke commissie in. Ook hij verspeelde nu zijn krediet bij het “Volk Gods”, door vanuit een gezagspositie te spreken en te weinig te luisteren. De mensen geloofden de bisschoppen en de paus niet meer.’

Nieuw links

In het daaropvolgende academiejaar kwam er in de Leuvense studentenwereld een nieuw links geluid. Hoe ging dat in zijn werk, die sprong vanuit de Vlaamse beweging naar maatschappijkritiek?

‘Heel geleidelijk, en aanvankelijk enkel in kringen van de KVHV-leiding van de studentenbeweging. Ik heb al gezegd dat zij de Vlaamse beweging als een sociale beweging zagen. Eigenlijk wordt het nog het best verwoord door De Bock in zijn artikel in De Nieuwe van einde mei 1966. Hij stelde toen al “In Zwartberg en Leuven herkennen arbeider en student elkaar en de tegenstander die zij gemeen hebben… De sprong van de taalgrens naar de sociale grens is getrokken. Niet de Franstalige studenten maar wel de bisschoppen waren het mikpunt. Niet de klassieke Vlaamse Leeuw maar wel We shall overcome werd gezongen… Het motto dat sinds lang door een minderheid (…) wordt vooropgesteld, nl. ‘een democratische universiteit in een democratisch land’ lijkt te Leuven voor de eerste maal aan de basis doorgedrongen. Datgene waarvoor de studenten te Leuven in opstand kwamen is niet langer meer iets dat Vlamingen voor zichzelf opeisen, het is ook geen probleem dat tot de universitaire wereld beperkt blijft. De studenten zetten in dit geval de totaalstructuur van de maatschappij op de helling… Wij geloven in de nieuwe geboorte”.’

Was de studentenbeweging dan niet Vlaamsgezind meer in 1966-’67?

‘Toch wel, en dat bleek ook uit het sociologisch onderzoek dat toen door een van de pastors van de Universitaire Parochie bij derdejaarsstudenten werd gehouden. Hoewel ze op de vraag of ze interesse hadden voor politiek overwegend negatief antwoordden, bleek een zeer grote meerderheid voor één aspect een uitzondering te maken: ze waren gewonnen voor de eis van “Leuven Vlaams” en volgden dat. Er was een faseverschil ontstaan tussen de studentenleiders binnen het KVHV die verder doordachten op sociale ongelijkheid in België, en de doorsnee student, die wel voor Leuven Vlaams te mobiliseren viel, maar de linkse teksten in Ons Leven met enig wantrouwen gadesloegen.’

‘Hoofdredacteur Ludo Martens, die als scholier al actief was in de ABN-kernen, werkte immers verder aan zijn maatschappijkritiek. Hij was een beetje een raadselachtige figuur, aanvankelijk geïntrigeerd door Provo, waarvan je stilistische kenmerken terugvindt in zijn Ons Leven-jaargang, en de eerste student in Leuven die een witte jeansbroek droeg en lang haar had. Hij schreef een lang programmatisch artikel “voor een nieuwe Vlaamse strijd”, dat – ironisch genoeg – verscheen in het fameuze seksnummer van Ons Leven in 1967. Daarin stond trouwens weinig seks behalve een aanklacht tegen pedofilie in een katholiek jongensinternaat. Officieel omwille van die aanklacht – of was het misschien toch omwille van zijn politiek standpunt – werd hij verzocht volgend academiejaar niet meer in Leuven in te schrijven.’

‘In het derde trimester stelde hij samen met Walter De Bock het SVB-Werkstuk op. De poging van de progressieven om heel het KVHV te transformeren tot Studentenvakbeweging (SVB) mislukte. SVB werd zelfstandig, en werd bij het begin van het academiejaar 1967-‘68 versterkt toen KVHV-preses Paul Goossens en de vernieuwde redactie van Ons Leven ook voor SVB kozen. Vanaf toen was het eerder SVB dan KVHV die de studentenbeweging oriënteerde. In de zomer van 1967 trokken Martens en enkele anderen naar een internationaal studentencongres in Berlijn. Ze kregen er wat klassieke marxistische literatuur in handen gestopt, en eens terug in Leuven gingen ze – naar eigen zeggen – daarover discussiëren met Latijns Amerikaanse studenten in de Cercle des Étudiants Etrangers, achter het studentenrestaurant Alma II.’

Wat gebeurde er intussen op het Vlaamse front ?

‘Behalve dat de bisschoppen al onmiddellijk na het mandement de twee ‘taalstelsels’ van de universiteit functionele autonomie hadden gegeven, door enerzijds De Somer en anderzijds Massaux als prorector aan te stellen, was er in het academiejaar 1966’-67 noch bij de bisschoppen, noch bij de politiek iets gebeurd. In Leuven was er wel een geregelde mobilisatie geweest rond Leuven Vlaams, met wekelijkse betogingen of “avondwandelingen” op de Bondgenotenlaan en meetings, soms in confrontatie met de rijkswacht. Dat ging verder in 1967-‘68.’

De Vlaamse Volksbeweging, de cultuurfondsen en het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen probeerden intussen een massamobilisatie te organiseren; een grote betoging in Antwerpen. Uiteindelijk werd een “5 novembercomité” de formele orgnisator, een comité waarin geen Leuvense studentenleiders aanwezig waren. De betoging die dag was massaal. Ik verkocht er het tijdschriftje 13 mei van SVB, zonder precies uit te leggen wat SVB het was en beperkte me tot te zeggen dat het een blaadje was “van de Leuvense studenten”. Mensen reageerden daar positief op. De Leuvense studentenbeweging als onderdeel van de Vlaamse beweging, dat bestond toen nog.’

U bent rond die tijd naar Parijs getrokken. Wat ging u daar doen?

‘In 1967-68 was ik tweedejaarsstudent in Leuven en ik zat in de nationale leiding van de KSA (Katholieke Studenten Actie) aangesloten bij de internationale koepel JECE (Jeunesse Étudiante Catholique). De universitaire afdeling ervan organiseerde in Parijs een colloquium over “la dépolitisation de l’étudiant européen”, wat door de JEC als een probleem werd beschouwd. In Frankrijk waren de studenten toen met niets maatschappelijks meer bezig en al helemaal niet geïnteresseerd in politiek.’

‘La France s’ennuie, zoals Le Monde toen kopte.

‘Inderdaad. En dat was zeven maanden vóór Mei ’68. Ik legde ginds uit dat er in Vlaanderen, in Leuven, volop een revolte plaatsvond bij de katholieke studerende jeugd die democratie eiste, in opstand kwam tegen autoritarisme, en dat dat begonnen was met de strijd voor Leuven Vlaams. Dat was iets nationalistisch. Iedereen vond dat heel merkwaardig.’

Revolte

En in Leuven kwam daarna de januarirevolte van 1968 ?

‘De aanleiding voor die uitbarsting was het expansieplan van de UCL, dat op 14 januari 1968 werd bekendgemaakt en waaruit bleek dat zij zinnens was – overigens conform het bisschoppelijk mandement dat immers niet was ingetrokken – verdere investeringen in Leuven zelf te doen, waar ze wilden blijven. In feite was er voor hen sinds 1966 niets veranderd. Maar in de Vlaamse publieke opinie was men er van overtuigd dat de bisschoppen stilzwijgend afstand hadden genomen van hun mandement. De reactie van de studenten was prompt: ze begonnen een nieuwe revolte.’

Wat moeten we ons daar vandaag bij voorstellen, van zo’n revolte?

‘In tegenstelling tot mei ’66 begon die revolte van januari ’68 door een doelbewuste en georganiseerde provocatie. Een dertigtal radicale SVB’ers en een paar presessen sleurden op de Oude Markt de inboedel van de Franstalige vicerector Mgr. De Vroede uit zijn bureau en staken die in brand. Dat was de eerste dag dat er door contestanten geweld werd gebruikt. Diezelfde avond werd de staking uitgeroepen en de Vlaamse studenten aangespoord de dag nadien de Franstalige colleges te boycotten. Dat leidde tot confrontaties tussen Vlaamse en Franstalige studenten in de universitaire gebouwen en auditoria, waarbij ook de brandblusapparaten werden ingezet. De dag daarna werden enkel nog Franstalige studenten op het vertoon van hun studentenkaart toegelaten door de rijkswacht, zodat die de nieuwe tegenstander werd. Die dag werd een meeting in een universitair auditorium door de rijkswacht uiteengedreven en werd Paul Goossens opgepakt.’

Die dan twee weken in de gevangenis zit.

‘Het was typisch dat ze hem oppakten en vasthielden, omdat ze dachten dat hij de leider was van de revolte. Daardoor werd hij een martelaar, en zo ontstond de context van “de fascisten zijn slecht”. Vanaf toen moesten we niet meer roepen “Goossens vrij”, maar wel het politiek correcte “Goossens uit de handen der fascisten”. Dat bekte wel niet zo goed …

Was er dan in januari 1968 nog geen sprake van Marx en Lenin?

‘Neen, althans niet op de volksvergaderingen en meetings, waar beklemtoond werd dat het gezag, het establishment, “Kerk & Kapitaal” moest bestreden worden. Met de gewapende arm daarvan kwamen we trouwens dagelijks in contact. Er was bovendien een belangrijke ideologische zwenking. In plaats van “Walen buiten!” werd nu de slogan: “Bourgeois buiten!” geroepen.’

Vlaamse of Franstalige bourgeois?

‘Er werd geen onderscheid gemaakt. Franstalige Vlamingen waren bourgeois, en Franstalige Brusselaars werden als zodanig beschouwd. Dat leek hetzelfde. Vandaar dat bij de slogans nu werd toegevoegd dat de studenten een democratische Vlaamse universiteit wilden in Leuven, te midden het Vlaamse volk. Maar ze pleitten evengoed voor een democratische Waalse universiteit ‘au coeur de la Wallonie’. Er werden toen ook bustochten ingelegd om pamfletten te gaan uitdelen aan de arbeiders, zowel in Antwerpen als in Luik, waar er natuurlijk een Franstalig pamflet werd uitgedeeld gericht aan de “Amis travailleurs”. Daarin werd nog sterker beklemtoond dat de strijd om Leuven geen taalstrijd was, maar een democratische strijd, en dat de studenten het hadden tegen de rijke (Brusselse) “bourgeois”, niet tegen de arme Waalse arbeiders. Een enkele keer verscheen tijdens de staking op de volksvergadering in Alma II een UCL-student, lid van de CAS (Comité d’ ActionSyndicale’, de Franstalige SVB) , die was toegetakeld door zijn Franstalige medestudenten, omdat hij begrip had gevraagd voor de Vlaamse overhevelingseis naar “au coeur de la Wallonie”. Intussen trokken ook ploegjes van in principe drie man: een prof, een assistent en een student naar alle mogelijke plaatsen in het Vlaamse land om aan de bevolking uit te leggen waar het over ging, waarbij de student natuurlijk eigen klemtonen probeerde te leggen.’

Dreigde er toen een burgeroorlog in Leuven?

‘Je kunt je dat niet voorstellen. Er vielen natuurlijk geen doden, maar wie op straat liep, liep de kans opgepakt te worden, want je werd beschouwd als betoger en betogingen waren verboden. In theorie konden ze je op het trottoir konden niets doen, maar eens je op de rijweg kwam, trad de rijkswacht op. Overigens waren er wel wat “onschuldige” studenten, jongens en meisjes, die door zo opgepakt te worden, plots radicaliseerden en actief werden in “de beweging”.’

Cafépraat

Hoe verliep de verdere radicalisering van de studentenbeweging?

‘Kringvoorzitters zoals ikzelf, en andere actievelingen, die tot dan toe met een zeker argwaan de maatschappijkritische koers van SVB hadden gadegeslagen, werden nu in de praktijk van de dagelijkse stakingsorganisatie, doorheen de nachtelijke discussies in oververhitte studentenkroegen, door het uitdelen van pamfletten aan fabriekspoorten, en door de sfeer van broederlijke eensgezindheid en conspiratieve ernst meegesleurd naar een radicale kritiek op de maatschappij. Dat was voor een deel het gevolg van de grotere gevoeligheid voor democratie dan in 1966, het was voor een deel ook het effect van en bewuste bijsturing door SVB. Dat de “fascisatie” van de samenleving hand over hand toe nam, was toen de gedeelde mening, met dank aan de rijkswacht die toen heel hardhandig optrad.’

Kwam de radicalisering dan voort uit de discussies op café? Was ze het product van cafépraat?

(lacht) Neen, dat bagatelliseert het gebeurde. Ik wil onderstrepen wat ik daarnet zei, wij namen ons engagement heel ernstig. Wij beleefden de staking niet als een spelletje. Wij ondervonden de tegenstand van de pers, die het had over “de agitatoren”, en van het thuisfront, dat vond dat we beter zouden studeren in plaats van staken. Maar het ging er ons om een aanzet te geven van een omslag naar een nieuwe meer rechtvaardige en meer democratische samenleving. Zo beleefde ik ook mijn inzet als verantwoordelijke op nationaal vlak voor de jeugdbeweging. Onze radicalisering ontstond uit de ervaring. Uit de confrontatie met de rijkswacht, niet uit lectuur van Marx of andere maatschappijkritiek. Er werd niet gediscussieerd over het SVB-werkstuk, of over Marx.’

‘Later is er wel een “leninist turn” gekomen: een keuze voor het marxisme-leninisme, die zich in alle “Mei ’68”-studentenbewegingen in Europa heeft voorgedaan. In Leuven was de eerste stap in die zwenking in de zomer van 1968 toen SVB onder impuls van Ludo Martens een kadervorming organiseerde voor geïnteresseerde studenten. Daar kwam een twintigtal mensen op af. Ik was daar ook bij, en constateerde dat de kadervorming bestond uit het lezen in seminarievorm van Que faire? (1902) van Lenin. We leerden er dat het er op aankwam een voorhoedepartij te vormen die de revolutionaire geest van de arbeiders zou moeten wekken.’

Zo’n ‘voorhoede’ is toch gedoemd het contact kwijt te geraken met de rest van de studentenbeweging?

‘Dat was uiteindelijk ook zo. Op termijn zou dat een sekte worden. Maar toen, in de zomer van 1968 was dat voor velen van ons nog nieuw en aantrekkelijk. Wij doorzagen de consequenties ervan nog niet. Er was een soort fascinatie voor “de concrete analyse van de concrete situatie”, zoals Lenin dat schreef. Ik werd daar toen ook wel door aangesproken. Ludo Martens introduceerde – naar het model van Lenin – een instrumentalistische manier van denken die wij als empathische, ethisch bewogen katholieke jongens niet hadden. Wij zagen toen nog niet dat dit de brede rangen van de studentenbeweging nooit zou kunnen aanspreken. Wij probeerden gewoon in eigen kring in die richting te werken. Wij zagen ook niet dat er dwars doorheen SVB een scheiding liep tussen echte democraten en cypto-autoritairen zoals de leninisten en stalinisten.’

De vereniging na de beweging

Wat gebeurde er met die Leuvense studentenbeweging ná Leuven Vlaams?

‘De generatie studenten die in 1969 in Leuven arriveerde had al tijdens haar scholierentijd mee gestaakt en actie gevoerd, niet alleen voor Leuven Vlaams maar ook voor meer democratie op school. Die actie werd vanaf september 1968 in vele scholen door KSA gesteund en had soms nogal wat conflicten uitgelokt met de directies. In Leuven kwam ze onmiddellijk terecht in de actie voor informatierecht en medezeggenschap in een universiteit die nogal autocratisch door rector De Somer werd bestuurd. Het ideaal van de uitbouw van een nieuwe echt democratische universiteit bleef mensen in de eerste jaren nog bewegen tot engagement, maar twee andere thema’s werden belangrijker. Op de eerste plaats de Derde Wereldbeweging die vanaf 1969-‘70 permanent het hele jaar door functioneerde, kritiek had op de officiële ontwikkelingshulp zoals 11.11.11. of Broederlijk Delen die ze te caritatief en te weinig structureel vonden in hun aanpak. De beweging verspreidde zich over vele katholieke scholen en jeugdbewegingen in Vlaanderen. Weldra kwam ze tot de ontdekking dat er een band kon worden gelegd met de problemen van onderdrukking van de wekende mensen hier.’

‘Onder het motto “Dezelfde inzet, dezelfde strijd”, ging ook de derdewereldbeweging hulp bieden aan de mijnwerkers in Limburg die in januari 1970 een wilde staking begonnen, zonder vakbondssteun. Vanuit Leuven reden er dagelijks bussen naar de mijnen, waar studenten weken lang logistieke en morele steun boden. Voor vele studenten was dat een vuurdoop , waarbij ze voor het eerst echt met een arbeider in contact kwamen.’

‘Tijdens en na die staking voltrok zich de tweede fase van de leninistische zwenking. Er kwam klaarheid: SVB werd dan MLB, Marxistisch-Leninistische Beweging, waaruit later Amada voortkwam – “Alle Macht Aan De Arbeiders”; de huidige Partij Van De Arbeid. Een deel van de vroegere SVB’ers ging niet mee in die leninistische partijvorming maar engageerde zich wel in allerlei linkse initiatieven zoals Oxfam Wereldwinkels, Actiecomité Zuidelijk Afrika, Centrum voor Vorming en Actie, Kritak, Wetswinkel, JAC en andere.’

Wat we later de ‘nieuwe sociale bewegingen’ zijn gaan noemen.

‘Die zouden zonder Mei ’68 inderdaad niet hebben bestaan. De SVB wou een universiteit in dienst van het volk, volgens de MLB kon dat maar in navolging van Lenin door de revolutie te maken en als student te gaan werken in de fabriek. Door wat er in Leuven gebeurde zijn er trouwens in de jaren 70 radicaliseringen geweest van, en splitsingen bij, alle jeugdbewegingen in Vlaanderen, zowel op overkoepelend als plaatselijk vlak. Halfweg de jaren 70 kreeg je wel een moeheid bij de jongere jeugdbewegers die de eindeloze maatschappijkritische discussies moe waren.’

Wat is in feite de reden dat er in Gent geen Mei ’68 was?

‘Die was er wel, maar in maart ’69. Ludo Martens mocht niet meer in Leuven studeren en trok naar Gent, waar hij de contestatie heeft georganiseerd. In Brussel had je in mei ‘68 zelf een langdurige bezetting gehad van het auditorium P.E. Janson, in navolging van wat er in Frankrijk gebeurde, maar of dat veel impact heeft gehad, kan ik niet zeggen.’

Kunnen we nadien nog van een studentenbeweging spreken?

Ja, maar die ging wel bergaf. Tot 1974 waren er stakingen en acties rond allerlei thema’s. In 1971 waren er stakingen en bezettingen van universitaire gebouwen in alle studentensteden tegen het wetsontwerp-Vranckx dat het statuut bedreigde van de buitenlandse studenten. Hier in Leuven was het Jozef Mampuys (later hoofdredacteur bij de Christelijke Werkersnemersbeweging KWB – KDr.) die als erantwoordelijk uitgever tekende voor de Solidariteitskrant die overal verspreid werd. Er kwam toen in Leuven – voor het eerst sinds de Schoolstrijd – een nauwe samenwerking tussen de Vlaamse en de laatste Franstalige studenten. Onder het motto “nous sommes tous des étrangers” beztten ze samen de grote leeszaal van de universiteitsbibliotheek. De tegenstelling tussen Vlamingen en Franstaligen was helemaal opgeheven.’

‘Vanaf 1974 vielen de grote studentenacties stil. De MLB beschouwde de universiteit enkel nog als een rekruteringsveld en een steunpunt voor haar acties. Bovendien verloor ze dat jaar haar overwicht ten voordele van de progressieve studentenformatie Tendens. Het symbolische eindpunt van de georganiseerde en geëngageerde studentenbeweging is de strijd tegen het Sint-Annaplan van Daniël Coens in 1986. Maar de studenten waren toen al lang niet meer ideologisch of politiek geïnspireerd. Daarna is er nauwelijks nog een massabetoging of studentenstaking meer geweest, werd “politiek” ook formeel uit de faculteitskringen en overkoepelende studentenvereniging gebannen, en zie je enkel nog de wat ambtelijke studentenvertegenwoordiging voor “de student als zodanig, die geen verantwoordelijkheid meer wil nemen voor een direct optreden als studentengroep op het politiek-maatschappelijke terrein. Bart De Wever noemde dit de vereniging na de beweging.’

Mei ’68 vandaag

Wat heeft het studentenprotest van de jaren 1960 in Vlaanderen betekend? Wat was het effect er van?

‘Ik zie onmiddellijk drie belangrijke effecten. Op de eerste plaats is zowel de meirevolte van ‘66 als de januarirevolte van ‘68 en zijn hele nasleep van de nieuw-linkse studentenbeweging een generatievormende gebeurtenis geweest voor de studenten die het geluk hadden toen hun politieke socialisatie te hebben kunnen meemaken. Zij hebben die stempel ook meegedragen doorheen hun verder leven, ook al werd hun opinie later natuurlijk ook beïnvloed door voortschrijdende leeftijd en ervaring, en door de latere historische omstandigheden.’

‘Op de tweede plaats zorgde het studentenprotest er voor dat nieuw aankomende generaties in Leuven meer gevoelig waren voor de problemen van sociale rechtvaardigheid en de situatie van de gewone man en de arbeiders, zowel hier als in de Derde Wereld. Daardoor kwam er een nieuwe studentenbeweging tot stand, die met andere inhoud de “roeping van de student” in Vlaanderen voortzette. Het gevolg daarvan was dat in het volgende decennium een nieuw-linkse politieke cultuur in Vlaanderen toonaangevend is geworden, die het hele sociaal-culturele landschap veranderd heeft. Dat daardoor de belangstelling voor de Vlaamse beweging verdween, was niet het resultaat van manipulatie van buitenaf, maar eerder het resultaat van een eigen zoektocht naar een rechtvaardiger samenleving.’

En de splitsing van de universiteit natuurlijk.

‘Welja ten derde – eigenlijk kon je ook zeggen vooral, en dus ten eerste – was er het politieke effect dat direct zichtbaar werd: de volledige overheveling van de UCL naar Waver en Woluwe, en de mogelijkheid in Leuven zelfstandig een eigen Vlaamse universiteit uit te bouwen. Daarvoor was eerst het front van bisschoppen uiteengevallen naar taalgroep en had in juli 1968 ingestemd met de volledige overheveling. Dan kwam de interpellatie van Jan Verroken in de Kamer en de druk van de Vlaamse ministers zodat in februari de regering-Van den Boeynants viel over “de kwestie Leuven”.’

‘Eigenlijk mogen we de bisschoppen dankbaar zijn dat ze onnozel waren zo’n slecht “mandement” te publiceren, dat zo tegen de borst stootte dat het niet anders kon dat er wel reactie moest komen. Vandaag zeggen sommigen dat het misschien anders had gekund, en er geen overheveling had moeten gebeuren omdat de KU Leuven zo goed samenwerkt met de UCL. Maar zo’n goede samenwerking is pas nu mogelijk omdat we nu op gelijke voet met elkaar staan. In het unitaire Leuven was dat niet zo. Daar waren de Vlamingen underdogs. Leuven Vlaams was een kwestie van emancipatie. Het was absoluut nodig dat dat toen gebeurde.’

U schreef hierover dat Leuven Vlaams leidde tot de val van de regering en vervolgens tot een staatshervorming in federale zin. Dat is dan Gaston Eykens’ grondwetsherziening van 1970. Is het federale België een product van het studentenprotest ?

‘In essentie is dat juist, al is het wel wat snel door de bocht. Nadat de regering was gevallen, scheurde de CVP-PSC uiteen volgens taalgroep. De andere partijen volgen relatief snel. De Franstalige katholieken konden niet begrijpen dat het christelijke niet langer kon dienen als bindmiddel om de taalverschillen te overbruggen. Nu, het kon niet anders. We konden elkaar als universiteiten maar terugvinden eens we onze eigen nationale emancipatie hebben gekend. Wat dat betreft heb ik altijd op dat standpunt gestaan dat er in ’68 echt wel rechtvaardigheid is geschied.’

Een ander politiek gevolg was de groei van de Volksunie. De doorbraak was er wel al iets vroeger, maar de VU won in 1968 de verkiezingen.

‘Belangrijker is dat toen voor het laatst een Vlaamse partij een tricolore campagne voerde: de affiches van de liberale PVV waren omkaderd door de Belgische kleuren. Wie voor België was en voor het status quo moest voor de PVV stemmen, voor de Pest Voor Vlaanderen.’

Mag ik eens terugkomen het eerder genoemde tweede gevolg van ‘68: het losweken van de studenten uit de Vlaamse beweging. Bart De Wever schreef daar als historicus over: ‘de Vlaamse beweging won de slag om Leuven Vlaams maar verloor onderweg haar honderd jaar oude greep op de Vlaamse studentenbeweging.’

‘Ik zou niet zeggen “losweken”, maar wel de “verwijdering” die ontstaan is. De studentenbeweging heeft zich in de jaren volgend op 1968 verwijderd van de Vlaamse beweging, enerzijds omdat de slag om Leuven gewonnen was, anderzijds omdat de taalstrijd plots maar een klein probleem scheen te zijn in vergelijking met de – door de studentengeneratie toen ontdekte – sociale onrechtvaardigheid die voortkwam uit het bestaande economische systeem, het kapitalisme, waarvan zowel arbeiders en mijnwerkers in eigen land, als armen in de Derde wereld het slachtoffer waren. Toevallig manifesteerden de antilinkse studenten in Leuven zich ook als Vlaams-nationalisten. Dat vergrootte natuurlijk de tegenstelling. Maar inderdaad de band met de Vlaamse beweging is toen volledig doorgeknipt.’

Slotsom: splitsing van de universiteit, afhaken van de Vlaamse beweging, de opkomst van nieuwe sociale bewegingen, democratisering van het onderwijs en zelfs het federale België zijn voortgekomen uit Mei ’68… Vanaf 1968 leven we in vloeibare tijden.

‘Dat zou je wel kunnen zeggen, want voordien lag alles tamelijk vast. Je wist met wie je moest trouwen, waar je je huis zou bouwen, waar je je kinderen naar school zou sturen. Er was orde, alles was duidelijk. Dat is nu allemaal verdwenen.’

‘Maar het is niet helemaal correct alles terug te voeren tot ’68. Je kunt geen hulplijntjes trekken van toen tot nu. In de tussenliggende vijf decennia zijn er ook belangrijke verschuivingen geweest die het uitzicht van vandaag bepalen. Er was eerst de oliecrisis en de economische crisis doorheen de jaren 70 en 80, daarna was er een economische heropleving, maar ook de val van de Muur, recenter is er het probleem van migratie en integratie, er zijn nu de sociale media die een grote impact hebben… Er zijn zoveel andere invloeden te noemen dat men zich kan afvragen of het effect van Mei ’68 dat er nog was in de jaren 70 en minder in de jaren 80, er vandaag al misschien helemaal niet meer is.’

En dat is allemaal begonnen op 13 mei 1966 …

(lacht) Ja, Suenens heeft veel op zijn geweten. Of moet ik zeggen: wij hebben ook veel aan hem te danken?’

Karl Drabbe is uitgever van ERTSBERG. Hij is historicus en wereldreiziger en werkt al sinds 1993 mee aan Doorbraak.

Commentaren en reacties