JavaScript is required for this website to work.
post

Meester Rozé was een echte Vlaming

Zijn gematigden nog welkom in de Vlaamse Beweging?

Marcel t Kint19/5/2015Leestijd 4 minuten

Marcel ’t Kint vraagt zich of er in de moderne Vlaamse Beweging nog wel plaats is voor niet-separatisten.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Herman is een Vlaams-nationalist van de bovenste plank. Als jongelingen fietsten we samen naar de IJzertoren, hij is vaste klant – in goede en kwade dagen – bij het Zangfeest in Antwerpen en is al een groot stuk van zijn leven voorzitter van het Davidsfonds. Ja ja, ze bestaan nog, de Vlaamse Davidsfondsvoorzitters. Laatst zat ik met Herman een pintje te drinken in het Parochiehuis. Magda had net goedlachs als altijd een schuimende Rodenbach op het tafeltapijtje gezet toen Herman me een beetje op mijn hart trapte.

We spraken over onze jeugdjaren en hadden het over – hoe kan het ook anders – meester Roger, of in de uitspraak van onze meester, Rozé. We keken nostalgisch terug op die tijd. Dat doen we wel vaker en geloof me, we hebben daar op zich geen bier bij nodig. Toen wierp Herman het op tafel. ‘Jaja, spijtig dat het zo ne belgicist was.’ Ik trok m’n wenkbrauwen op. ‘Allé, Herman, meester Rozé was toch een Vlaming in hart en nieren.’ Herman ging onverstoord verder: ‘Die liep zot van de koning, Marcel.’ Ik kon hem even niet meer volgen en ik sprak hem verder tegen. ‘Kom, meester Rozé was toch de man van het ABN. Ik weet nog op schooluitstap dat hij het ons verbood om een woord Frans te spreken in Brussel.’ Herman ledigde zijn pint: ‘In een onafhankelijk Vlaanderen zal hij niet geloofd hebben, ‘Celleken.’ Hij slurpte even. ‘Gelooft gij daar feitelijk in?’, hij wees met zijn vinger nogal dwingend mijn kant uit. Krijg nu zoiets tussen pot en pint op je schoot geworpen. ‘Ben ik dan géén Vlaming als ik daaraan twijfel, Herman?’, ik piepte priemend in zijn ogen. De voorzitter van het Davidsfonds zweeg, en dat alleen omdat hij me kent. ‘Magda’ken, ik ga dat hier betalen.’ Herman stond op. ‘We zien elkaar de zondag op dat steakfestijn van de atletiekclub, ‘Celleken.’

Onderweg naar huis overliep ik het gesprek nog eens. Volgens Herman ben je een Vlaming als je voor een onafhankelijk Vlaanderen gaat. Mijn vader was goed bevriend met meester Rozé. Samen betoogden ze in Brussel tijdens de Vlaamse marsen en kregen ze sinaasappels naar hun hoofd geworpen. ‘Keer naar uw dorp!’ riepen ze hen toe, iets wat de meester en m’n vader ongelooflijk grappig vonden. Mijn vader had er wel enkele dagen een pijnlijk oog aan overgehouden. Citrussap is nogal bijtend, zie je.  Een decennium voor de marsen zaten ze samen papiertjes op te stellen om te stemmen voor Leopold III. ‘Er kon geen enkele beter “Stemt Ja!” op de baan kalken dan de Roger’, bestoefte vader zijn kompaan. De uitslag van die Koningskwestie was een pijnlijke affaire voor hen.

Ze waren fiere Vlamingen, maar toch heb ik ze nooit België in vraag horen stellen. België was er om te jennen. Vroeger kon dat in de Vlaamse Beweging, België een plaats geven. Maar is er heden nog plaats voor Vlaamsgezinden die op zich het bestaan van België niet in vraag stellen? Ik heb nog veel CVP’ers en zelfs SP’ers gekend die echt Vlaamsgezind waren. Ze gingen voor de rechten van de Vlamingen, voor het ‘werk in eigen streek’, tegen de almacht van de Franssprekende bourgeois in alle opperste kringen van het staatsbestel. Maar ze waren Vlaamsgezinde Belgen. Rozé en vader waren royalist en katholiek. Blijkbaar zijn dat allemaal uitgestorven diersoorten aan onze kant van de taalgrens, want ik ken er persoonlijk geen meer van dat slag.

Vandaag staan we als Vlamingen lichtjaren verder dan in de tijd van vader en meester Rozé. In 1958 moest men op de Expo nog commotie veroorzaken om Vlamingen hun rechten te laten gelden. Nu zijn die rechten allemaal zo evident, dat men er zelfs slordig mee omspringt en gewoon vergeet welke hemel en aarde ervoor verzet is. Als ik de tv aanschakel of in een of ander blaadje blader dan vraag ik me soms af of dit nu de natie is waarvoor enkele generaties hebben geijverd? Mijn vaders ABN kring zou alvast hebben gegruweld van het ‘Vlaams’.  Het eigen Vlaams Parlement met de eigen ministers hebben de twee goede vrienden zelf niet meer mogen meemaken. Daarvoor ze stierven te vroeg.

Indien de Vlaamse Beweging alleen nog maar kan bestaan uit mensen die streven naar staatkundige onafhankelijkheid, zoals Herman beweert, dan vertelt ze toch een veel te eenzijdig verhaal. De breedheid verdwijnt uit een beweging die ooit zó cultureel was. Waar zijn de taalminnaars naartoe? Zitten die zoals Geert Van Istendael alleen nog maar in het unionistische kamp? Blijft er eigenlijk nog iets over van de Godsvrede van de IJzerfronters als alleen separatisten ‘de goeie’ zijn? Is streven naar bijvoorbeeld een confederaal België te lauw? Of wat te denken van het idee in de geest van Lode Claes om België als eenheidsstaat te behouden en gewoon de Vlaamse meerderheid te laten spelen? Maar is België nog wel als staat te verdedigen? Behoort het niet even goed tot die uitstervende diersoorten? Het is een kritische reflectie waard. Ik denk dat tegen het einde van mijn wandeling naar huis, het zuur van mijn bier al naar m’n hoofd was gestegen. En toch zijn het klaar klinkende vragen. Ik zal ze eens aan Herman moeten voorleggen.

Dat is er echter nog niet van gekomen. Nochtans zaten we het voorbije weekend samen op dat steakfestijn van de atletiekclub. ‘En weet ge dat nog, ‘Cel?’ Herman moest een beetje roepen in de overvolle sportzaal. Ik kauwde intussen op mijn veel te hard gebakken biefstuk en geraakte wat gefixeerd op het sausbelletje dat van Hermans kin drupte. ‘Meester Rozé stond daar in Brussel van zijn oren te maken tegen die agent. En wij maar likken aan ons crèmeken. En wat zei hij toen, ‘Cel? Zegt gij het, gij kunt dat beter.’ Plop, het belletje veel op de manchet van zijn geruite hemd. Onze vrouwen waren al aan het gniffelen, omdat ze dat verhaal intussen al honderden keren hebben gehoord. Met plezier begon ik: ‘Hij zei: “Et bien, monsieur. C’est touzours la même histoire: pour les flamands la même zoos!’

Ja ja, meester Rozé was een Vlaming. Eentje van een uitgestorven soort.

 

Uw toegenegen,

Minister van Straat


Marcel 't Kint observeert het dorpsleven en de wereld om hem heen. Hij beoefende twaalf stielen en beging evenveel ongelukken.

Meer van Marcel t Kint

Michael Couteaux keert terug naar de politiek. Marcel herinnert Rooie Marc aan een dure weddenschap, tot jolijt van iedereen in het Parochiehuis.

Commentaren en reacties