JavaScript is required for this website to work.
MINISTER VAN STRAAT

Tomaten of Heidegger

ColumnMarcel t Kint18/2/2024Leestijd 4 minuten

foto © Unsplash

Boer Gérard overleed vorige week. Marcel ’t Kint vergadert met het Dorpscomité over een passend afscheid.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Vanuit zijn dorp, meestal vanuit het parochiehuis, observeert Marcel ’t Kint, ‘Minister van Straat’, zijn omgeving met alle kleine en grote wereldproblemen.

‘Marcel, de telefoon!’ Mijn gsm ligt op de salontafel te zoemen, zelf lig ik languit te soezen op de sofa. ‘’Cel! Uwe telefoon!’ Ik knipper met m’n ogen en boven me staat mijn lieve vrouw. Ze wijst naar het zoemende toestel op het tafeltje. Ik glimlach en antwoord: ‘Flink zo, schatje. Dat ding eronder, dat is de salontafel.’ ‘Doe niet zo onnozel en pak dat ding op!’ ‘De salontafel?’ Ze geeft me een mep met de keukenhanddoek en ik weet die bijzonder kwiek te ontwijken, al zeg ik het zelf.

Pater Hortentius en de filosofieprofessor

‘Dag professor!’ Jacques is een gepensio­neerde filosofieprofessor. Niemand in het dorp noemt hem Jacques, voor iedereen is het de professor. Nu Braambeke eens een echte slimmerik voortbracht, willen we die tot eeuwig en tien dagen soigneren. Op een dag verschijnt er in een of andere nieuwe wijk de ‘Professor Jacques-straat’. Die straat komt dan in de gazet, omdat ze twee keer in het jaar onder water staat aangezien de bouwgronden in een vergeten broek liggen.

Tot die dag zal Braambeke alleen verwijzingen kennen naar pater Hortentius, een nogal eigenzinnige dominicaan die een heimatroman schreef: ‘De Rosse van de Paddenhoek’. Een werkje dat de rest van Vlaanderen compleet vergeten is. Het is een verhaal over Rosse Mon, de voddenman die plots grof geld verdiende door beer van de stad naar Braambeke te transporteren waardoor de boeren hun gronden konden bemesten.

Op zich is het geen spectaculair boek, maar het belandde wel even op de Index. Pater Hortentius beschrijft in een regeltje ‘de schone borsten’ van de vrouw waarop Rosse Mon in de stad verliefd werd. Er was trouwens nog een reden waarom pater Hortentius meer dan dertig jaar pastoor bleef van een onooglijk dorp als Braambeke. De Pater Hortentuisstraat is een zijstraat van de Beerstraat. Ja, er is over nagedacht. Aan de pastorie hangt een gedenkplaat voor de pater en zijn roman, in de jaren zestig opgehangen door de inmiddels verdwenen Davidsfonds- en VTB-afdelingen van Braambeke.

Gerard den boer

De prof belde met triest nieuws: ‘Gerard den boer is gestorven, Cel’. De boer waar ik mijn patatten kocht, die een haan bezat met de omvang van een struisvogel en tomaten kon kweken ‘zo groot als uw kopkussen’. Gérard stierf letterlijk tussen de soep en de patatten. Om elf uur bracht zijn dochter hem zijn dagelijks kommetje soep en toen ze op de middag zijn bord met worst, boontjes en patatten kwam brengen, zat hij vredig dood in zijn zetel.

Als voorzitter van het Braambeekse dorpscomité belde de prof alle bestuursleden op om die avond ‘in spoed’ te vergaderen over de aankoop van een krans en de rouwbetuigingsplannen. In het vergaderzaaltje boven het Parochiehuis knipperde de TL-lamp dusdanig dat onze vergadering leek op een raveparty.

‘Wij zullen uw tomaten missen, lieve Gérard’. ‘Meent ge dat nu, Marc?’ Het voorstel zinde de professor niet. ‘Ik heb een ander idee: “Das Wesen des Daseins liegt in seinen Existenz.”’ De professor keek niet op terwijl hij het zei. De tl-lamp flikkerde betekenisvol boven onze hoofden waar het knetterde in menig schedel.

Rooie Marc kon zich niet lang bedwingen en kreeg het uiter­lijk van een van de door hem zo be­wonderde kopkussentomaten van wijlen Gerard. ‘Wat wil dat nu weer zeggen!’, kraste hij. ‘Dat is een citaat van Martin Heidegger, Marc. De zin van het leven ligt in z’n bestaan zelf.’ Het bleef even stil. ‘Ik denk niet dat een citaat van een mof wel zo een goed gedacht is, professor’, reageerde dikke Eli. ‘Gerard zijn broer is nog opgeroepen om te gaan werken in Duitsland en is dan een tijdje ondergedoken. Hij heeft mij wel duizend keren verteld dat z’n broer dagen verstopt zat op het huisje.’

Voor wie het niet begrijpt, dat is het toilet buiten in de lochting. ‘Pater Hortentius heeft die broer nog even kunnen onderbrengen in ’t klooster.’  ‘Goed’, knikte de professor, ‘iemand een beter idee?’

Dat iemand een voorstel van de professor afketst met argumenten en daarbij melding maakt van pater Hortentius maakt hem altijd wat chagrijnig. ‘Ik denk dat een eenvoudig “Rust in Vrede” beter is dan tomaten of Heidegger”, stelde ik verzoenend voor. ‘Gérard was een eenvoudige mens, en dan is eenvoud niet meer dan passend.’ Er werd hiermee ingestemd. We gingen over naar het volgende agendapunt: de vervanging van de TL- lamp. Die protesteerde door fel te knipperen, maar dat liet de professor niet over zich gaan.

Hemelhuis

Bij de uitvaart was er behoorlijk wat volk, zeker voor iemand met zo’n hoge leeftijd. Ik schuifelde mee met de lange rij van rouw betuigende mensen. Achter me trok iemand fel zijn neus op en spuwde een dikke rochel in de plantenbak aan de kerk. In de rouwkapel zag ik dat onder de verschillende bloemstukken het bloemstuk van ons Comité het grootste was. Er lagen ook een zak van 15 kilo aardappelen en 5 kilo tomaten aan de kist. Rooie Marc dreef op zijn manier zijn zin door en had die bezorgd aan de begrafenisondernemer. Marc zat principieel niet in de kerk, maar hij had dan toch opvallend zijn medeleven betoond.

Dikke Eli ging me vooraf in de rouwkapel om de handen van de familie te schudden. ‘Enige mededeling. Enige mededeling. Enige mededeling.’ Eli is een goed mens, maar niet altijd een even goede verstaander. Het orgel speelde tijdens de dienst het ooit zo populaire lied ‘Hemelhuis’, voor Gérard een lijflied. Ik hoor het hem nog kwelen: ‘Daar op ’t schouwke prijkt mijn enig kruis. Wees mijn engel, vrouwke, wees mijn hemel ‘uis. Wees mijn stoutste roeme, wees mijn zoetste troost, frisse levensbloemen, krachtig kroost.’ Eli neuriede mee. De professor, die vlak voor ons zat, keek even over zijn schouder.

Voor mensen als de professor zijn de Heideggers levensgidsen. De Gérards van deze wereld hebben niet meer nodig dan het ‘Hemelhuis’ en wat boerenverstand. Jammer dat de Gérards uitsterven.

Marcel 't Kint observeert het dorpsleven en de wereld om hem heen. Hij beoefende twaalf stielen en beging evenveel ongelukken.

Commentaren en reacties