Minder gepolariseerd dan gedacht
Radiodebat over cultuur en Vlaams-nationalisme
Een uitzending op Klara over cultuur tussen Vlaams-nationalist Joachim Pohlmann en belgitude-aanhanger Peter De Caluwe lokte minder controverse uit dan verwacht.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementOp zaterdagmiddagen zendt Klara het praatprogramma Trio uit. Een uur lang modereert radiomaker Werner Trio als een hoffelijke gastheer gesprekken tussen twee interessante figuren die iets te vertellen hebben. Zaterdag 7 september waren Peter de Caluwe (algemeen directeur van De Munt) en Joachim Pohlmann (partijwoordvoerder van N-VA en tekstschrijver van Bart De Wever) te gast om een praatje te slaan over de polemiek gevoerd tussen de culturele elite en N-VA (beluisteren). Het werd een beleefd gesprek tussen twee mensen die, ondanks enige tegenstellingen, elkaar wel konden vinden.
‘Mocht u minister van cultuur van zijn…’
Peter de Caluwe ziet verschillende N-VA’s als gevolg van wat hij groeiproblemen noemt, die de jonge partij volop meemaakt. Het gebrek aan ervaring toont een partij met een versnipperd profiel. Misschien is dit een vooroordeel, zoals Werner Trio’s verbazing over het slot van Pohlmann’s roman Altijd iets, die eindigt met een multicultureel huwelijk. Trio kaartte de kritiek van de cultuurwereld aan dat N-VA de kunst wil instrumentaliseren ten behoeve van de Vlaamse identiteitsopbouw.
Volgens Pohlmann wil N-VA de inhoud van de kunst niet bepalen maar het kader waarin het artistieke zich aanbiedt. Kunst kan de verbeelde gemeenschap, waar de leden elkaar kennen en herkennen ondanks hun diversiteit, helpen creëren. Kunst biedt immers, aldus antropoloog en socioloog Pohlmann, een mogelijke of andere werkelijkheid aan de mens. Dit in tegenstelling tot entertainment dat de mens een beeld geeft van de eigen werkelijkheid of een ontsnapping daaraan.
Het cultuurbeleid moet breed gaan op drie assen. De eerste as is de afscherming van kunst en cultuur van de al te grote excessen van de vrije markt, want kunst heeft eerder intrinsieke waarde dan marktwaarde. Daarom moet het bestaande erfgoed bewaard worden en de kunst beschermd tegen buitenlandse cultuurproducten die ons via de vrije markt overspoelen. Pohlmann verwijst hiermee voornamelijk naar de Amerikanisering van onze cultuur.
De tweede as vormt de ontwikkeling en innovatie in de kunst, waarbij de overheid moet optreden als beschermer via subsidies. Die visie stemt volgens Werner Trio mooi overeen met die van Tom Lanoye. De derde en laatste as is cultuurparticipatie stimuleren door sociale drempels weg te nemen (democratisering van toegangsprijzen), mentale drempels weg te werken (wat gebeurt via Muntpunt) en inhoudelijke drempels af te vlakken (het grote publiek is vervreemd geraakt van kunst). Educatie heeft in het laatste geval een grote rol.
Werner Trio stelde vast dat dit beeld niet veraf staat van wat Peter de Caluwe eerder had geschetst. De directeur van De Munt pleitte voor een sterkere samenhang tussen cultuur en onderwijs die samen het archief van de mens vormen. De kennis van het verleden dient om lessen te trekken voor vandaag. Hij staat een humanistisch (de mens staat centraal) beleid voor waarin kunst het voedsel is voor de geest. Zelf noemt hij het geen politiek programma, omdat de politiek vertrouwen moet hebben in de instellingen die kunst aanbieden om de gemeenschap tot gemeenschap te maken. Daar wordt de vraag gesteld hoe we de tegenstelling in onze samenleving kunnen overbruggen om ons dichter bij elkaar te brengen. Voor De Caluwe is de Griekse stadstaat hierbij het ideaalbeeld, waar democratie werd bewerkstelligd in sportstadions en theaters. Maar, zo bedenkt Trio, was de democratie toen niet te veel in handen van een kleine en gekwalificeerde elite en voldoet de stadstaat niet beter aan het beeld van de N-VA: een hanteerbare eenheid?
Werner Trio kondigt aan dat hij een koevoet gaat gebruiken om tot een echte discussie te komen en verwijst naar de programmatiebrochure van De Munt met onder meer de tekst van De Caluwe: ‘No! Nej! Nein! HET! Non! Não! Nee!’. Het uit een weerstand tegen hokjesdenken hier en in de wereld. De Caluwe begrijpt dat mensen zoeken naar een referentiekader, maar ‘populisme en nationalisme’ zijn zijn inziens niet het antwoord. Daarom moet men, naar het credo van Albert Camus ‘revolteren om een bewustzijn te creëren’. Zo kan men mensen opnieuw een plek geven zonder iets op te dringen.
De Muntschouwburg doet volgens haar directeur niet aan politiek, maar aan bewustmaking en tracht zo de economisch rijke elite, die graag het huis bezoekt, te beïnvloeden. Deze subversiviteit is geen pose noch een schaamlapjes, aldus de Caluwe. De elite, of die nu economisch is of niet, heeft altijd al de maatschappij vooruitgeholpen en voorts wijst hij op het belang van het samenbrengen van een sociale mix, wat meteen ook de rol is van de kunst.
De radiomaker vraagt zich af deze houding ook geen instrumentalisering inhoudt (‘Kunst moet kritisch zijn’) en wijst op een citaat van Heinrich Heine, graag gebruikt door Bart De Wever: ‘Ofwel rechtvaardigt kunst zichzelf ofwel laat ze zich rechtvaardigen’. Pohlmann vindt het een mythe dat kunst subversief moet zijn en stelt dat de kunstwereld een macht moet hebben, hetzij politiek hetzij wat anders. Daarom kan de kunstwereld de droom die ze koestert niet verwezenlijken. Hij wijst er ook op dat elke gemeenschap haar mythes kent, wat voor hem geen tegenspraak hoeft te zijn.
Welke identiteit?
Peter de Caluwe geeft in het begin van het gesprek aan ooit onder de indruk geweest te zijn van wijlen Volksuniecoryfee Maurits Coppieters en erkent dat we allen deel uitmaken van een basisidentiteit. Voor hem is dat vandaag de Belgische identiteit. Hij noemt zich voor alle duidelijkheid geen belgicist, maar vindt dat er wel een belgitude is. Die identiteit ontleent haar bestaan aan de grens tussen de Latijnse en Germaanse cultuur die pal door ons land loopt. Hij verwijst naar de middeleeuwse grens tussen Rijks- en Kroon-Vlaanderen, tussen het Duitse en het Franse Rijk die eertijds ‘door’ zijn eigen thuisstad Dendermonde liep.
Daardoor is het zoeken naar het compromis als het ware een deel van het Belgische DNA geworden en dat ervoer de man zelf toen hij jarenlang in Nederland vertoefde en daar merkte hoe verschillend de aanpak was. Ondanks de doorgedreven ontkerkelijking wordt de Caluwe gewaar dat de Latijns-religieuze achtergrond nog diep ingebakken zit in de Belgische identiteit wat botst met het Germaans-protestantse karakter. Dat ziet de man nog elke dag in Brussel en dat Brussel wordt voor Joachim Pohlmann de plaats waar België er in geslaagd is om zijn zelfbeeld uit te bouwen bij de bevolking. Hij meldt overigens geen enkele moeite te hebben met de Belgische vlag, wanneer Werner Trio verwijst naar de Aalsterse situatie waar sinds het aantreden van een N-VA burgemeester alleen nog Vlaamse leeuwen wapperen.
De N-VA-woordvoerder vindt dat het nationalisme van de N-VA nog door te veel mensen op een 19de-eeuwse wijze wordt bekeken. De partijvisie zit volgens hem al verder dan dat. In essentie staat haar nationalisme voor de vorming van een verbeelde gemeenschap met een bepaald aantal symbolen. De connotaties die deze symbolen oproepen zijn voortdurend aan herinterpretatie toe, want de betekeniswaarde zit immers niet voor eeuwig gebeiteld in marmer. Nieuwkomers hoeven niet per se Conscience kennen om deel uit te maken van die gemeenschap.
VTM en de elite
Joachim Pohlmann ziet de komst van VTM als een belangrijke motor in de ontwikkeling van het Vlaamse zelfbewustzijn, veel meer dan de IJzerbedevaarten dat ooit deden. Het vervlaamste de VRT, want Woestijnvis bracht volop producten van eigen bodem. Dit doet Peter de Caluwe steigeren, die meteen argumenteert dat VTM ons vooral bevestigde in een Amerikaanse identiteit en niet in een Vlaamse. De formats die sinds de commerciële televisie op onze toestellen te zien zijn, hebben niets met Vlaanderen te maken. VTM zorgde vooral voor een vervlakking.
Pohlmann waarschuwt dat de vrees voor vervlakking geen vertaling mag worden voor een afkeer van de gewone man. Dit doet Werner Trio vragen of dit iets typisch Vlaams is, de elite die zich afzet van de gewone man. Pohlmann ontkent dit en De Caluwe stipuleert dat hij de gewone man niet afkeurt, maar wel de niet-Vlaamse televisiecultuur die zich wentelt in een ‘ons gaat het goed en laat ons dat vooral beschermen’.
De presentator haalt een citaat van Jan Peumans boven die stelde dat het in bepaalde culturele kringen bon ton is geworden om de Vlaamse identiteit te minimaliseren en te ontkennen. De N-VA’er in de radiostudio wil eerst duidelijk maken dat elite niet altijd pejoratief bedoeld is. De elite bekleedt een sleutelpositie in het maatschappelijke veld en er bestaat voortdurend een slingerbeweging tussen elites en tegenelites. Peter de Caluwe stoort zich ook aan het beeld dat artistieke milieus links zouden zijn, er is immers ook iets als een bourgeoiscultuur. In zijn ogen wil goede kunst toch vooral innoveren en daarom spreekt hij liever over innoverend dan over links.
Woorden en daden
Tot slot stelt Werner Trio vast dat, ondanks de woorden van de N-VA, bijvoorbeeld in Antwerpen vooral de cultuursector lijdt onder de besparingen van het beleid en verwijst daarbij naar Rataplan Borgerhout en Tuti Fratelli. De woordvoerder van de N-VA stelt dat de financiële last, met dank aan Dexia, voor de meeste gemeenten onhoudbaar is geworden. Niet alleen de culturele sector, maar ook andere sectoren moeten besparen, wat inderdaad hard aankomt. Peter de Caluwe begrijpt dit niet helemaal en toont met Duitse en Oostenrijkse voorbeelden (die in 2008 in volle crisis net meer investeerden in cultuurhuizen) aan dat het anders kan. Hij waarschuwt voor Nederlandse scenario’s waar de cultuursector volop bloedt door de besparingen. Pohlmanns slotwoord luidt dat er nu eenmaal keuzes gemaakt moeten worden maar dat de cultuur altijd vanuit de gewone man zal opborrelen. Waarop De Caluwe besluit dat cultuur vanuit de mens komt en niet vanuit populisme.
Ondanks de aangekondigde strijd, kon Werner Trio alleen maar vaststellen dat het debat minder gepolariseerd was dan gedacht.
<Vindt u dit artikel informatief? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>
Harry De Paepe bezit een grote passie voor geschiedenis en Engeland. Hij is de auteur van verschillende boeken.
In Engeland en Wales wordt er een recordaantal ‘niet misdadige incidenten’ gemeld. De politie verschijnt nu aan de deur voor de meest onnozele zaken.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.