JavaScript is required for this website to work.
post

‘Onderwijshervorming stelt watervalsysteem met twee jaar uit’

Karl Drabbe14/8/2013Leestijd 5 minuten

Zeg nooit zomaar ‘hervorming’ tegen een hervorming. Dat blijkt uit de op handen zijnde onderwijshervorming in Vlaanderen. ‘Als je onderwijsminister Pascal Smet in de pers mag geloven, wordt het voorliggende plan gerealiseerd. En wie de mening van N-VA-voorzitter Bart De Wever onder de loep neemt, hoort hem zeggen dat alles bij het oude blijft’, stelt professor Cognitieve Psychologie Wouter Duyck vast.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

‘Omdat op dit ogenblik dus nog niet duidelijk is welke richting het precies uitgaat, is het moeilijk er commentaar op te leveren’, aldus Duyck. Maar dat houdt de professor van de Universiteit Gent alvast niet tegen om zich te kanten tegen de invoering van een brede eerste graad in het middelbaar onderwijs, waarvan sprake in de onderwijshervorming.

Doorbraak: Hoe ziet u deze onderwijshervorming op korte termijn evolueren?

Wouter Duyck: ‘Er is inderdaad een politiek compromis uit de bus gekomen waarbij de N-VA duidelijk minder snel wilde gaan dan de minister. De verschillende interpretaties die de beide hoofdrolspelers aan het akkoord geven, is daarvan het beste bewijs. Tegelijk stel ik vast dat de onderwijskoepels, die de hervorming uiteindelijk toch zullen moeten uitvoeren, eerder mee in de richting van minister Pascal Smet denken en dus mee zullen gaan voor de invoering van een brede eerste graad waarbij de keuze voor een meer specifieke richting wordt uitgesteld. Volgens mij zal het sowieso wachten zijn op een volgende minister van onderwijs na de verkiezingen om de onderwijshervorming door te voeren.’

Brede eerste graad

Wat is uw kritiek op de onderwijshervorming zoals ze voorligt?

‘De reden die je het vaakst hoort als motivatie om de onderwijshervorming door te voeren is het wegwerken van de sociale ongelijkheid in het onderwijs. Dat is natuurlijk een zeer nobele doelstelling en ik ben daar uiteraard niet tegen. Maar die doelstelling zal via deze onderwijshervorming echter niet worden gerealiseerd. Bovendien mag het toch niet de bedoeling zijn dat het onderwijs zo wordt georganiseerd dat iedereen er hetzelfde uitkomt. Gezien jongeren qua interesses en cognitieve vaardigheden van elkaar verschillen, impliceert dit per definitie een onderwijs dat voor iedereen optimaal is met verschillende uitkomsten. Dat is niet erg, zolang die uitkomsten niet worden gedetermineerd door iemands afkomst. Onderzoek wijst uit dat later differentiëren, zoals in de geplande brede eerste graad, leidt tot een lager niveau van cognitieve vaardigheden. En dat is nefast voor de toekomst van een samenleving. Het niveau van het onderwijs is immers sterk gerelateerd aan de welvaart van een land. En dan heb ik het niet enkel over cognitieve excellentie, wat mogelijk moet zijn. Ook het gemiddelde cognitieve niveau is belangrijk. Cognitieve vaardigheden zijn trouwens ook in de latere loopbaan belangrijk, zelfs bij minder uitdagende beroepen. Onderzoek toont dat die vaardigheden samenhangen met hogere salarissen, jobtevredenheid en emotioneel welbevinden. En niet enkel bij ingenieurs, maar ook bij goede poetsvrouwen.’

Ongelijkheid

Waarom zal de onderwijshervorming volgens u de sociale ongelijkheid niet wegwerken?

‘Men zegt dat een latere studiekeuze de ongelijkheid in het onderwijs zou verkleinen. Hierbij worden echter vaak ongelijke leerprestaties voorgesteld als sociale ongelijkheid. Er zijn inderdaad sociologische studies die aantonen dat de verschillen in leerprestaties toenemen als men vroeger een studiekeuze maakt. Dat betekent echter niet dat studieresultaten ook méér door afkomst, en dus sociaal bepaald zouden zijn. Er is een belangrijk verschil tussen cognitieve ongelijkheid en sociale ongelijkheid. Echte sociale ongelijkheid krijg je als studiekeuze beïnvloed wordt door het inkomen van de vader, of de opleiding van de moeder, onafhankelijk van de cognitieve capaciteiten van het kind.’

Wat met het beruchte watervalsysteem?

‘Er is op dit ogenblik een mentaliteitsprobleem. Het is een jammerlijk feit dat tso en bso een slecht imago hebben, zowel bij ouders als bij leraars. De keuze die men maakt voor tso of bso is vaak een negatieve keuze. Enkel als al de rest niet meer lukt, gaat men het daar proberen. Dat terwijl een goede loodgieter vaak meer zal verdienen dan een middelmatige secretaresse. Als er niets verandert aan de houding tegenover deze richtingen zal het louter uitstellen van de studiekeuze met twee jaar, zoals voorligt in de onderwijshervorming, niet veel uitmaken voor het sociale effect dat men beoogt. De studiekeuze gebeurt nu nog altijd te veel door ouders en leraars en te weinig op basis van onderbouwd studieadvies. Je kan ook van veertienjarigen niet verwachten dat ze ingaan tegen de mening van hun ouders en/of leraars. De voorwaarde daarbij is wel dat de CLB’s (centra voor leerlingenbegeleiding – red.) daarbij beter zouden functioneren. In het buitenland bestaan perfect functionerende psychometrische instrumenten waarbij men de vaardigheden én interesses van een jongere in beeld kan brengen om vervolgens een verantwoorde studiekeuze te maken. In Vlaanderen laat men de leerlingen aan het einde van de lagere school volledig los en zijn het doorgaans de ouders die de studiekeuze maken. Zo komen leerlingen in het aso terecht terwijl ze beter zouden thuis horen in het tso of ook omgekeerd. Het is schrijnend om te zien hoe weinig effect het advies van een CLB heeft op de studiekeuze die wordt gemaakt.
De eerlijkheid gebiedt ook om te zeggen dat die CLB’s beter zouden moeten functioneren en betere psychometrische instrumenten zouden moeten inzetten. Met een beetje overdrijving zou je kunnen zeggen dat het nu zo een beetje met de wichelroede gebeurt. Mochten de CLB’s beter werk afleveren dan ben ik ervan overtuigd dat ouders en kinderen er bij het maken van de studiekeuze meer rekening mee zouden houden. Dat kan trouwens in twee richtingen werken. Een kind uit een doktersgezin dat heel veel aanleg zou blijken te hebben voor een technische richting zou op die manier via een positieve keuze van in het begin voor tso kunnen kiezen, als de ouders meer vertrouwen zouden hebben in het CLB. Andersom zou het in een arbeidersgezin waar aso misschien minder voor de hand ligt een extra stimulans kunnen zijn om op basis van een onderbouwd advies van het CLB over de prima cognitieve vaardigheden van een kind toch te kiezen voor een aso-richting.’

De onderwijshervorming wil de studiekeuze uitstellen. Het lijkt soms wel of u ze wil vervroegen?

‘Ouders maken nu voor hun kind een studiekeuze op basis van een buikgevoel en zijn te weinig geïnformeerd. Die keuze twee jaar uitstellen zal niks veranderen aan het negatieve imago dat tso en bso heeft. Men zal het watervalsysteem gewoon twee jaar opschuiven. Het positieve is wel dat de onderwijshervorming meer technische aspecten wil introduceren in die brede eerste graad. Nu wordt techniek nog altijd geassocieerd met een lager cognitief abstractieniveau terwijl het een het andere niet hoeft uit te sluiten.’
Je kunt je afvragen of je niet al voor hun twaalfde leerlingen in verschillende richtingen zou kunnen onderbrengen. Er zijn landen waar dit gebeurt, maar dit lijkt in Vlaanderen onhaalbaar en wellicht ook niet wenselijk. Maar wat wel kan, is leerlingen in de laatste twee jaar van het lager onderwijs meer kennis laten maken met verschillende inhoudsdomeinen, zoals ook techniek. Zo zorg je ervoor dat ze beter geïnformeerd zijn wanneer ze moeten kiezen. Vroeger opsplitsen, al in de lagere school, is volgens mij dus niet aan de orde maar informeren en de oriëntering beter voorbereiden kan perfect’.

U vindt het ook geen slecht idee om de grote vakantie in te korten zoals CD&V onlangs lanceerde?

‘Absoluut niet. En niet wegens praktische bezwaren zoals kinderopvang en dergelijke maar wel voor de weerslag die een lange vakantie heeft op de leerprestaties van sommige leerlingen. Het sociale effect speelt hierbij een zeer grote rol. Onderzoek toont aan dat het sociale onderscheid tussen leerlingen van eenzelfde klas deels ontstaat tijdens de vakantie. Sociaal sterkere kinderen worden tijdens zo’n vakantie op cognitief vlak gemiddeld een maand ouder, terwijl sociaal zwakkeren op dit vlak drie maanden achteruitgaan. Sociaal sterkere kinderen vertoeven tijdens de vakantie bij hun ouders doorgaans in een talige omgeving, worden misschien mee naar de bibliotheek genomen of krijgen boekjes met rekenoefeningen toegeschoven. Sociaal zwakkeren komen daarentegen vaker uit anderstalige gezinnen en horen bij wijze van spreken gedurende twee maanden geen woord Nederlands. Sociologisch onderzoek wijst uit dat de sociale kloof in het onderwijs voor de helft ontstaat tijdens de vakanties. Cognitief gesproken zou het daarom misschien geen slecht idee zijn om voor sociaal zwakkere leerlingen “summer schools” te organiseren als het dan toch niet haalbaar blijkt om de grote vakantie overal in te korten.’

 

Karl Drabbe is uitgever van ERTSBERG. Hij is historicus en wereldreiziger en werkt al sinds 1993 mee aan Doorbraak.

Commentaren en reacties