Oorlogsverleden, rumoerige politici en serene burgers…
Ook Wallonië had zijn collaboratie. Iets dat Franstalige politici in België maar wat graag vergeten.
foto ©
Franstalige politici neigen er te veel naar Vlaanderen af te schilderen als een ‘zwarte’ regio met stampende laarzen, daarbij voorbijgaand aan hun eigen verleden.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHet oorverdovende gestamp der laarzen is terug van weggeweest. Hetwas weer zover, afgelopen weekend in de kolommen van De Morgen. Van de donkerste laarzen van ons recent verleden, in dit geval. Over zware bottinen‘made in Third Reich’…
Laarzen die tijdens de Tweede Wereldoorlog gedragen en versleten werden door de bezetter maar ook de laarzen van de collaborateurs zowel van het zuiden -jawel… – als van het noorden van het land, die voor ideologische redenen, maar ook voor heel wereldlijke belangen, bereid waren België te verraden met de hoop een andere toekomst te kennen in een verheerlijkt Derde Rijk. Die collaborateurs, vooral in Wallonië, waren soms nog grotere criminelen dan de Duitse soldaten en waren dan ook de beste maten van de meest radicale Hitlervolgers. En dit dikwijls voor hun eigen belang dat in dit geval niet Vlaams bleek te zijn.
De Bruyne en Schiltz
Vijf jaar geleden kwamen die heel lawaaierige ‘botten’ op de orde van de dag in de Kamer toen Laurette Onkelinx zich in een zekere dramaturgie – sommigen spraken van hysterie – verzette tegen de deelname van de N-VA aan de regering van Charles Michel.
Bis repetita non semper placet, zou Bart De Wever zeker zeggen… des te meer omdat de Brusselse oud-minister enkele dagen geleden nog eens heel zwaar uithaalde naar Theo Francken. Te gek om te verwoorden… Zeker wanneer je ook de familiale achtergrond van de Onkelinxen van dichterbij beschouwt. De Franstalige liberalen werden in de herfst van 2014 veroordeeld en verketterd door Onkelinx omdat ze wilden regeren met de Vlaamse nationalisten en dus in bed zouden gaan met de afstammelingen van de vermaledijde collaborateurs.
Maar de leading lady van het Brusselse Franstalige socialisme was blijkbaar vergeten dat op het einde van de jaren 70 haar partij ook al haar lot had verbonden aan dat van de Volksunie toen men dacht dat al onze communautaire problemen opgelost zouden zijn door het Egmontpact. Ik herinnerde me toen dat tenminste twee van de VU-ministers van die periode toch ook even in de collaboratie hadden gezeten: Hugo Schiltz en Hektor De Bruyne. Voor alle duidelijkheid: geen van beiden hadden bloed aan hun handen maar speelden toch een rol in hun jeugd. Omdat ze blijkbaar dachten dat den Dolfmeer autonomie zou geven aan een pro-Germaans Vlaanderen tegenover een niet altijd sympathiek België. Voor zover ik me de feiten kon herinneren bracht dit nochtans niet heel links Franstalig België op straat, vijfentwintig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog. Des te meer dat Franstalige socialisten en Vlaamse nationalisten dan toch samen regeerden…
Ik zou ook hetzelfde toevertrouwen aan de ‘verbindingsofficier’ van de Fédération Wallonie-Bruxelles, de duurzame voorzitter van het FDF (nu Défi), Olivier Maingain, dus, die ook onlangs nog zo een kreupel parallelisme begon te leggen.
In mijn jonge jaren zat ik op het ministerieel kabinet van Lucien Outers. En ik herinner me ook heel goed dat deze nochtans geen grote Vlamingenvriend heel veel positieve contacten onderhield met Hugo Schiltz ad majorem gloriam Belgicae reformandae…
Het is dus nog niet voor morgen dat de Franstalige politici beter hun eigen landsgeschiedenis zullen kennen en dus andere accenten leggen dan de eeuwige tweespalt tussen ‘witten’ en ‘zwarten’.
Indien ik U daarover onderhoud is het zeker niet toevallig. Opdonderdag 3 oktober laatsleden nam ik met een zeker enthousiasme deel in de Belgische Senaat aan een studiedag van het onderzoeksproject Transmemo. In dit project onderzoeken historici en psychologen hoe Belgische families met een collaboratie- of verzetsverleden zich de Tweede Wereldoorlog herinneren en beleven.
Gedurende de hele dag, presenteerde Transmemo met zwaargewichten zoals Chantal Kesteloot, Nico Wouters, Bruno De Wever, Koen Aerts, Valérie Rosoux en Olivier Luminet, de resultaten van het onderzoek en bogen politicologen, psychologen en historici met een grote aandacht zich over de erfenis van dit verleden.
Een wederzijds respect
De ontmoeting verliep in een groot wederzijds respect voor een uiterst bevolkt halfrond van ‘kinderen van de collaboratie en van het verzet’ waar op een unieke uizondering na en dan nog, niemand het nuttig vond die sfeer te verstoren, zelfs indien hun grootouders het zeker niet zouden gedaan hebben met dezelfde empathie.
Voor een van de eerste keren sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog sprak men op een vooraanstaande plek van de Belgische politiek en geschiedenis van de moeilijke oorlogsperiode zonder de traditionele clichés over het zogezegde foute Vlaanderen en het zich zo sterk verzettende Wallonië nog eens de wereld in te sturen…
Een opmerking: langs Franstalige kant hadden de vorsers het zeer moeilijk families te vinden die eindelijk iets kwijt wilden over hun foute voorouders.
Maar er beweegt iets en dat is natuurlijk interessant.
Een laatste bedenking : het colloquim interesseerde de politici blijkbaar niet. Met uitzondering van Sabine Laruelle (MR), de huidige voorzitster van de Senaat die natuurlijk de gastvrouw van dienst was. En… van twee bekende Vlaamse politici: Bert Anciaux (sp.a) en Jan Peumans (N-VA). Het is natuurlijk heel jammer dat de verkozenen van het volk zelf niet komen opdagen in hun eigen assemblées… Nihil novi sub sole. Helaas…
Nochtans schijnen ze er blijkbaar meer over te weten dan de doorsnee historicus.
Categorieën |
---|
Meer dan één politieke waarnemer in het zuiden van het land is wel eens verbaasd over de invloed van PTB die plots zo belangrijk werd, al scoort die partij niet bijzonder goed.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.