JavaScript is required for this website to work.
post

Oriana Fallaci, een Italiaanse vrouw tussen woede en trots

"Ik open mijn grote mond. En ik zeg wat ik denk."

Philip Roose20/9/2017Leestijd 8 minuten
Oriana Fallaci tijdens een televisie-uitzending in 1977.

Oriana Fallaci tijdens een televisie-uitzending in 1977.

foto © Reporters

Oriana Fallaci was een vrije geest, te vrij voor de linkse intelligentsia van Italië. Maar wel een bestsellerauteur en topjournaliste.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Oriana Fallaci stierf elf jaar geleden, op 15 september 2006, als een van de bekendste en meest gewaardeerde Italiaanse journalisten ter wereld. Haar boeken verkochten in totaal meer dan 20 miljoen exemplaren. De meesten kennen haar omwille van de controversiële trilogie La Rabbia e l’Orgoglio (De woede en de trots), La Forza della Ragione (De kracht van de rede) en Oriana Fallaci intervista Oriana Fallaci . Toch is het merendeel van haar oeuvre in Vlaanderen relatief onbekend voor het grote publiek.

Jeugd

Oriana werd geboren in Firenze op 29 juni 1929 als derde van vier dochters. Haar ouders waren van bescheiden komaf maar hadden een sterke interesse in literatuur. Zo sterk zelfs, dat ze boeken kochten op afbetaling. De huiselijke bibliotheek was tevens de slaapkamer van Oriana, waardoor ze meestal tot diep in de nacht bij straatlicht in haar bed lag te lezen. Een van haar favoriete boeken was de verhalenbundel Duizend-en-een-nacht. De verhalende stijl van dit sprookjesboek, ook terug te vinden in de Decamerone van die andere Toscaanse schrijver Giovanni Bocaccio, zou haar literaire werk sterk beïnvloeden. Oriana hield er een grote passie voor boeken aan over: ‘Indien ik in een kamer zonder boeken zit, lijkt het alsof ik in een lege kamer ben.’

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd haar vader actief in het Italiaans verzet. Ook de veertienjarige Oriana werkte mee met de ‘Resistenza’. Ze smokkelde op gevaar van eigen leven wapens, verboden kranten en geheime berichten over de Arno in Firenze. Voor haar inzet kreeg ze na de oorlog een onderscheiding van de Italiaanse regering. Deze oorlogservaring liet een diepe indruk na op haar later leven: ‘Wij waren een militante antifascistische familie. Mijn vader was lid van de Italiaanse Socialistische Partij (PSI). Ik had het geluk om opgevoed te worden door twee zeer moedige ouders, zowel fysiek als moreel. Mijn vader was een held van het verzet, en mijn moeder deed niet voor hem onder.’ 

Journalistiek

Ondanks de oorlog volmaakte ze haar middelbare studies. Ze koos er daarna voor om geneeskunde te studeren, maar al snel haalde haar passie voor het schrijven de bovenhand. In 1947 zette ze de eerste stappen in de journalistiek bij de krant Firenze Mattino. Ze trad hiermee in de voetsporen van haar oom en bekend journalist Bruno Fallaci. Ook Oriana’s oudere zussen Neera en Paola Fallaci zouden later kiezen voor een carrière in de journalistiek.

Haar compromisloos karakter kwam reeds heel vroeg tot uiting in haar werk. Toen de katholieke hoofdredacteur Oriana vroeg om een leugenachtig artikel te schrijven over de toenmalige communistische leider Palmiro Togliatti, weigerde ze kordaat. Ondanks haar sterke aversie voor Togliatti, wou ze niet meewerken aan deze lastercampagne. Ze nam ontslag en verhuisde even later naar Milaan. Daar begon ze te schrijven voor het tijdschrift Epoca, onder leiding van haar oom, en niet veel later eveneens voor het weekblad L’Europeo.

De Verenigde Staten

Oriana Fallaci had een sterke band met de Verenigde Staten. In 1956 kwam ze voor het eerst in New York. Ze bracht er verslag uit over het mondaine leven in de VS. Ze putte uit deze ervaring om haar eerste boek te schrijven, I sette peccati di Hollywood, met een woord vooraf van niemand minder dan Orson Welles. In 1961 verscheen haar tweede boek, Il sesso inutile, over de positie van de vrouw in het Midden- en Verre Oosten. Beide uitgaves werden bestsellers. Met de opbrengst kocht ze voor haar ouders een boerderij in Greve in Chianti, en voor zichzelf een appartement in de Upper East Side van Manhattan. New York werd vanaf dan haar tweede thuis en ze zou er sindsdien jaarlijks terugkeren.  

Haar nieuwsgierig karakter bracht haar in 1965 naar de NASA. Daar volgde ze de voorbereiding van de maanlanding op. Ze interviewde er Wernher von Braun, de voormalige ontwerper van de beruchte V2-bommen, en de astronauten die zich voorbereidden op de landing.

Na de moorden op Martin Luther King en Robert Kennedy, in 1968, keerde ze voor een langere periode terug naar de VS om er de studentenprotesten te verslaan. Veel sympathie voor de betogingen had ze niet. In Niente e così sia omschreef ze die als: ‘Vandalisme van een groep fils-à-papa’s die dwepen met Che Guevara maar na de betoging terugkeren naar hun huizen met airconditioning, naar school gaan met de SUV van hun papa en naar de nachtclubs gaan in hun zijden hemden.’

In 1969 verbleef Oriana weer bij de NASA om er de maanmissies van de Apollo 11 en de Apollo 12 te verslaan. Ze hielp Charles ‘Pete’ Conrad, commandant van de Apollo 12 en derde mens op de maan, met het verzinnen van de legendarische uitspraak bij het uitstappen: ‘Man, that may have been a small one for Neil, but that’s a long one for me.’ Uit erkentelijkheid nam hij op zijn missie een foto van Oriana als kind met haar moeder mee. 

Oorlogscorrespondent

Midden de jaren 60 begon Oriana Fallaci te werken als oorlogscorrespondent. In 1967 reisde ze voor het weekblad L’Europeo naar Vietnam. Ze was er de enige Italiaanse journalist aan het front. De oorlog schrikte haar niet af, want zoals ze zelf zei ‘was ze midden in de bommen opgegroeid’. Haar moed en vastbaredenheid brachten haar later naar conflictgebieden in India, Pakistan, het Midden-Oosten en Zuid-Amerika.

Dat ze het gevaar niet schuwde, bleek duidelijk wanneer ze tijdens massale studentenprotesten in Tlatelolco, vlak voor de Olympische Spelen van Mexico City in oktober 1968 levensgevaarlijk gewond raakte. Toen de Mexicaanse politie op de betogers begon te schieten, bevond ze zich vlak in de vuurlinie. Aanvankelijk werd ze voor dood achtergelaten en daarna naar het mortuarium gebracht. Eens ter plaatste merkte een priester echter op dat ze nog leefde. Het brutale neerslaan van de protestmars omschreef ze als ‘de ergste slachting die ik ooit heb meegemaakt’.  

De relatie met Panagulis

Het liefdesleven van Oriana Fallaci was zoals haar leven: heel turbulent. Tijdens haar verblijf in Vietnam werd ze verliefd op een Franse journalist, Francois Pelou. Deze relatie duurde maar een paar jaar. In 1973 kwam er een ander man in haar leven, Alexandros Panagulis. Hij was één van de leiders van de Griekse oppositie tegen het kolonelsregime. Zij was de eerste journalist die hem na zijn vrijlating interviewde. Het was liefde op het eerste gezicht, maar jammer genoeg van korte duur. Drie jaar later, op 1 mei 1976, stierf Panagulis in een auto-ongeluk. Volgens Oriana was er geen sprake van een accident, maar  van een politieke moord. Ze zal haar vermoedens een paar jaar later in de bestseller Un uomo proberen hardmaken. Na de relatie met Panagulis had ze nog enkele korte romances, onder andere met de Italiaanse astronaut Paolo Nespoli.      

Libanon

In de jaren 80 beleefde ze in het zog van de Italiaanse troepen de burgeroorlog in Libanon (1975-1990). Ze maakte van dichtbij de dubbele zelfmoordaanslag van Hezbollah tegen de Amerikaanse ambassade en tegen de militairen van de internationale vredesmacht mee. Over haar laatste missie als oorlogscorrespondent schreef ze het boek Insciallah. Hierin waarschuwde ze voor het eerst voor het opkomende moslimfundamentalisme in het Midden-Oosten.

In die tijd maakte ze van haar wereldfaam en internationale contacten gebruik om de groten der aarde te interviewen. Ze slaagde er ook in om als enige vrouw de Ayatollah Khomeini te interviewen na zijn machtsovername in Iran. Daarvoor sloot ze een tijdelijk huwelijk af met een plaatselijke mullā. Tijdens het interview nam ze uit protest voor de pas ingevoerde vrouwensegregatie haar chador af.

Tijdens de Iraanse gijzelingscrisis, eind 1979, keerde ze terug naar Iran. Ze werd bij aankomst in haar hotel gevangengezet en helemaal geïsoleerd van de buitenwereld. Door een list wist ze echter de Italiaanse president te contacteren waarna ze na zware Italiaanse diplomatieke druk werd vrijgelaten. Haar kritiek op het moslimfundamentalisme zou er alleen maar feller door worden.

De techniek waarmee Oriana Fallaci interviews afnam, was voor haar tijd zeer innovatief en inspireerde later journalisten over de hele wereld. Ze bestudeerde haar vragen en de ondervraagde tot in het kleinste detail. In Oriana Fallaci intervista Oriana Fallaci zegt ze: ‘Om goed te zijn, moet een interview graven in het hart van de geïnterviewde’. Ze ging daarmee in tegen de zogenaamde objectieve journalistiek, en werd daarvoor dikwijls bekritiseerd.  Zevenentwintig van deze interviews, met onder andere Yasser Arafat, Deng Xiaoping, Henry Kissinger, Golda Meir, Willy Brandt, Indira Gandhi, Mu’ammar Gheddafi en nog vele anderen, werden in 1974 verzameld in het boek Intervista con la storia.

Isolement

Na de publicatie van Insciallah besloot ze in 1990 permanent te verhuizen naar New York. Daar gaf ze les aan verschillende Amerikaanse universiteiten waaronder de University of Chicago, Yale, Harvard en Columbia University. Een jaar later nam haar leven een dramatische wending. Na een banale medische controle werd bij Oriana longkanker gediagnosticeerd. Haar jarenlange rookverslaving, meer dan 60 sigaretten per dag, eiste een zware tol. Ze trok zich terug in haar appartement in Manhattan en verdween van de internationale radar. In het voorwoord van La Rabbia e l’Orgoglio noemde ze het een ‘vrijwillige verbanning’. Ze besloot de tijd die haar nog restte te wijden aan een roman over het leven van haar familie, Un cappello pieno di ciliege. Tijdens het schrijven, op de onmisbare Olivetti Letter 32, bleef ze koppig haar favoriete Nat Sherman sigaretten roken. Ze zou vijftien jaar aan de roman schrijven, zonder die ooit te voltooien.   

11 september 2001

Na de aanslagen van 11 september 2011, die Oriana Fallaci van heel dichtbij meemaakte in Manhattan, voelde ze de noodzaak om weer in haar pen te kruipen. Ze schreef een lang artikel voor de grootste Italiaanse krant Corriere della Sera onder de naam La Rabbia e l’Orgoglio. Het werd een scherpe analyse van de frustraties en dilemma’s die ontstaan ​​door de botsing van beschavingen tussen het Westen en de islam. Ze miste haar comeback niet. De ochtend van de publicatie was de krant in enkele uren tijd helemaal uitverkocht. Eén man vond het zelfs zo goed geschreven dat hij alle exemplaren in zijn wijk opkocht en ze gratis uitdeelde aan de toevallige voorbijgangers op straat.

Het werd de start van een ongezien debat dat tot vandaag voortduurt. Voor het eerst werd de politiek-correcte visie op mens en maatschappij, het cultuurrelativisme en het islamfundamentalisme zo frontaal aangevallen. Alleen daarvoor verdient haar trilogie vandaag een ereplaats in ieders boekenkast. Het originele artikel, zelf noemde ze het een ‘preek’, was een ingekorte versie van een veel langer betoog. De integrale tekst verscheen later in boekvorm en werd een bestseller.

Centraal in het werk stond de gekrenkte trots van de VS en het Westen na de aanval op de Twin Towers. Voor Oriana Fallaci was het onmogelijk met de islam op vreedzame manier samen te leven. In het boek beschuldigde ze het Westen van decadentie, waardoor het zich niet weet te verdedigen tegen het moslimfundamentalisme. Zoals ze zelf verwachtte, belandde Oriana na de publicatie in het oog van een politiek correcte storm onder leiding linkse intelligentsia, zoals onder meer de beroemde schrijver Umberto Eco. Ook internationaal werd ze beschuldigd van racisme en het aanzetten tot haat tegen moslims. Toen Zwitserland haar uitlevering vroeg om te komen verschijnen op een proces dat was aangespannen door een moslimvereniging, weigerde de Italiaanse regering in te gaan op die vraag. 

Met haar sterke drang naar vrijheid en haar afkeer ten opzichte van elke vorm van onderdrukking, richtte Oraina Fallaci haar kritiek niet alleen naar het moslimfundamentalisme. In La Rabbia e l’Orgoglio bekritiseert ze ook het communisme, ‘dat mensen verbiedt te rebelleren, te regeren, zich uit te drukken, zich te verrijken en dat in de plaats van de gebruikelijke koningen ‘Zijn Majesteit de Staat’ centraal zet. In plaats van de proletariërs te verlossen, verandert het communisme ons allemaal in plebs. Het verarmt iedereen en doet ons uiteindelijk sterven van honger.’ Door haar kritische houding ten opzichte van het communisme, de ideologie van waaruit vele Italiaanse intelligentsia en politici uit voortkomen, kreeg ze in Italië nooit de erkenning die ze eigenlijk verdiende.

Na La Rabbia e l’Orgoglio volgden nog twee maatschappijkritische boeken, La Forza della Ragione en  Oriana Fallaci intervista Oriana Fallaci. Daarin antwoordde ze op de kritiek en controverse en ging ze nog dieper in op ‘het sluipende gevaar van het moslimfundamentalisme.’   

Laatste jaren van Oriana Fallaci

Vanaf augustus 2006 ging de gezondheid van Oriana snel achteruit. Toen ze wist dat haar dagen geteld waren, wou ze weer terug naar Firenze ‘om de schoonheid van de stad en de plaatsen van haar jeugd een laatste keer te zien, en de lucht van haar thuis nog eens in te ademen’. Silvio Berlusconi liet haar met zijn privévliegtuig overvliegen uit de VS, niettegenstaande zij hem regelmatig openlijk had bekritiseerd. Oriana Fallaci was tot het einde van haar dagen een trotse Florentijnse: ‘Wanneer ze me vragen in het buitenland uit welk land ik kom dan antwoord ik “Firenze”. Niet Italië. Omdat het niet hetzelfde is.’

Oriana Fallaci stierf op 15 september 2016, op zevenenzeventigjarige leeftijd in Firenze. Haar boekencollectie en archief schonk ze uit vriendschap met kardinaal Rino Fisichella aan de Pauselijke Lateraanse Universiteit in Rome. Ze was heel haar leven een fervent atheïste geweest, maar zocht op het einde van haar leven terug toenadering tot de katholieke kerk. Ze werd begraven in het familiegraf op het Allori-kerkhof in Firenze, samen met een exemplaar van de krant Corriere Della Sera, drie gele rozen en een Fiorino d’Oro. (De Fiorino d’Oro, de gouden florijn, wordt door het Florentijnse stadsbestuur geschonken aan verdienstelijke burgers. Firenze wordt traditioneel geregeerd door een linkse coalitie, en die heeft Oriana Fallaci nooit deze erkenning willen geven. Haar goede vriend Franco Zeffirelli gaf dan maar postuum zijn exemplaar aan Oriana.)

In haar laatste interview (30 mei 2006, The New Yorker) bekritiseerde ze nog een laatste keer de Italiaanse politiek en samenleving, en de opkomst van de radicale islam. Zelf vatte ze haar leven samen met de zin: ‘Ik open mijn grote mond. En ik zeg wat ik denk.’ Vandaag zijn haar ‘grote mond’ en haar ‘gedachten’ actueler dan ooit. 

 

Philip Roose (1979) studeerde geschiedenis in Leuven en Granada en marketing en management in Parma. Hij woont in Catania (Sicilië) en exporteert Italiaanse wijnen. Samen met Joost Houtman schreef hij het boek 'Bella Figura: Waarom de Italianen zo Italiaans zijn?' (Uitgeverij Vrijdag; verschijnt 31 mei 2018).

Meer van Philip Roose

Woorden scheppen de realiteit, of toch de perceptie ervan. Philip Roose over de instrumentalisering van taal.

Commentaren en reacties