JavaScript is required for this website to work.
Politiek

Out of Africa

ColumnRita Bellens3/5/2019Leestijd 5 minuten
Ondanks het gebrek aan respect voor democratie en mensenrechten, drukt België
Rwandees president Kagamé nog graag aan de borst

Ondanks het gebrek aan respect voor democratie en mensenrechten, drukt België Rwandees president Kagamé nog graag aan de borst

foto © Reporters / Andrieu

Onze ontwikkelingssamenwerking beschouwt ontwikkelingslanden als gelijkwaardig, maar weigert voorwaarden op te leggen aan het partnerschap.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De federale ontwikkelingssamenwerking gaat een bijzondere samenwerking aan met  zogenaamde partnerlanden. Dat zijn momenteel 14 landen waarmee we, op basis van een aantal criteria, op lange termijn mee aan de slag willen.

Partnerschappen komen en gaan, de regering Michel I zei vaarwel aan alle Zuid-Amerikaanse en Aziatische landen en breidde haar aanwezigheid uit op het Afrikaanse continent. Maar één constante blijft: de voormalige kolonies Congo DRC, Rwanda en Burundi kunnen al bijna 60 jaar onafgebroken op Belgische steun rekenen. De laatste jaren gaat het gemiddeld over 15% van het totale jaarlijkse budget van onze ontwikkelingssamenwerking. Dit los van de grote investeringen die ook diplomatiek in het land gebeurden, denk maar aan de spiksplinternieuwe ambassade in Kinshasa.

Men zou logischerwijze mogen verwachten dat deze landen daar dan op de één of andere manier toch van hebben geprofiteerd. Het vergt echter weinig kennis van zaken om te zien dat dit amper het geval is, of dat de situatie ter plaatse soms zelfs achteruit is gegaan. Wat tot volgende vraag leidt: wat hebben we daar in godsnaam nog te zoeken?

Uitgangspunten ontwikkelingssamenwerking

Het doel van gouvernementele samenwerking is vrij eenvoudig: onze partnerlanden naar een hoger ontwikkelingsniveau brengen. Standaard wordt dit niveau uitgedrukt in economische termen (BNP, inkomen per capita,…), maar het is evident dat ook andere indicatoren meetellen. Mate van democratisering, connectiviteit tussen gemeenschappen (wegen, telefonie, internet,…), een performante rechtsstaat, goede gezondheidszorg, onderwijs,… Het zijn allemaal elementen die bijdragen aan welvaart en welzijn van een land en haar burgers. Tot voor kort ging ontwikkelingssamenwerking relatief top-down te werk, vanuit een verouderd paternalistisch ideaal: rijk helpt arm, Noord helpt zuid, blank helpt…. Begin eenentwintigste eeuw is dat oude model gelukkig beginnen te verschuiven naar samenwerken op voet van gelijkwaardigheid. Dat was niet evident. Oude gewoonten slijten slecht, om nog maar te zwijgen van het spanningsveld in de financiële relatie tussen donor en ontvanger.

België, zelfverklaard kampioen van het multilateralisme, neemt nogal graag het voortouw in deze recente paradigmawissel. We spreken over partnerschappen, bevragen de partnerlanden uitvoerig over hun wensen en verwachtingen en gieten die in programma’s. Zelfs de term ontwikkelingssamenwerking is uit den boze, sinds deze de Zweedse coalitie spreken we over ‘internationale samenwerking’ om de gelijkwaardigheid van de partners te benadrukken.

Maar hoewel België die gelijkwaardigheid, ten minste op papier, hoog in het vaandel draagt, roesten de oude tradities maar traag. In de praktijk durven we onze partners nog niet op een volwassen wijze te behandelen. Partnerschappen worden in dikke contracten gegoten, maar het wordt nagelaten om grenzen te formuleren die tot contractbreuk kunnen leiden. Kort gezegd, we beschouwen onze Afrikaanse partners nog steeds als de zwakkere partij. Dit leidt niet enkel tot betutteling, maar maakt het beleid ook vleugellam. Het volstaat enkel te kijken naar de voormalige kolonies.

Het regent in Kinshasa

La Belgique à papa, of ten minste de Franstalige zijde, kan Congo maar moeilijk loslaten. Ook deze regeerperiode zongen ministers Reynders, De Croo en premier Michel het vertrouwde riedeltje. In de aanloop naar de presidentsverkiezingen gaven ze wel aan dat Kabila de grondwet moest respecteren, maar hadden ze er het volste vertrouwen in dat er eerlijke verkiezingen zouden komen. Bewijs dat dit zou gebeuren zagen ze op het terrein: de oppositie onder leiding van Tshisekedi had zich sterk georganiseerd en verschillende jongerenbewegingen namen het voortouw in groeiende groep ontevreden burgers die een  democratische machtsoverdracht wilden. De ministers werden hierin bijgetreden door Belgische ngo’s die gelijkaardige evoluties bemerkten.

De verkiezingen zelf vertelden een ander verhaal. Na het veelvuldige uitstel van de stembusgang werden op 30 december 2018 eindelijk de verkiezingen georganiseerd. Die liepen niet van een leien dakje. Een loods met gloednieuwe stemcomputers brandde uit – de brand werd trouwens gemeld vóór ze was uitgebroken – en ordediensten intimideerden meer dan eens de enige nationale waarnemers van de verkiezingen, de katholieke kerk. Ondanks de grootschalige fraude, kon het regime maar moeilijk verbergen wat de observatoren al lang wisten: het volk had gekozen voor nieuwkomer Martin Fayulu, als haar president.

Fayulu’s overwinning is gestolen. Uiteindelijk gooiden de oude machthebbers en de gevestigde oppositie het op een akkoordje en werd Tshisekedi uitgeroepen tot president. Sindsdien horen we nog weinig over democratie in DRC. Ook ons middenveld hult zich machteloos in stilzwijgen.

En het giet tussen de Grote Meren

Rwanda is de laatste jaren fel in beeld gekomen als een zeer ondernemingsvriendelijk land. Maar de welvaart kent een keerzijde. Paul Kagamé, de overwinnaar in de burgeroorlog en onbetwist de sterke man, regeert met ijzeren hand. De autocratische en centraal geleide economie legt het land geen windeieren, maar de prijs die de democratie betaalt is hoog. Kritiek is er nog amper mogelijk, pers en communicatiezijn stevig in handen van het regime en het land heeft ook één van meest gevreesde veiligheidsdiensten in Afrika. Kagamé heeft zijn macht kunnen consolideren. Bewijs hiervan is de bijna geruisloze grondwetswijziging die hem nagenoeg presidentschap voor het leven biedt.

Ook in Burundi verstevigde president Pierre Nkurunziza zijn greep op de macht ook hij deed dat via de ‘legale’ weg: zijn presidentschap verlengen door een grondwetswijziging. Een weifelachtige legercoup speelde hem daarbij parten, maar niettemin slaagde ook hij erin om in het zadel te blijven, zij het minder elegant dan Kagamé. De oppositie is óf opgepakt en gemarteld, óf gevlucht. Ironisch genoeg ontvangt Rwanda graag zijn tegenstanders. Nkurunziza is stevig verbrand binnen de internationale gemeenschap. Zijn terugtrekking uit het Internationaal Strafhof en het buiten zetten van de VN en ngo’s zetten veel kwaad bloed, maar eigenlijk is het eerder een zwaktebod dan een teken van kracht.

Mooie woorden

In ons land heeft men intussen de mond vol over ‘respect voor mensenrechten’, ‘democratie en transparantie’. ‘De strijd tegen corruptie’ is nog zo’n dooddoener. Maar welke indruk maakt dat nog op de ‘partnerregimes’ als ze niet gepaard gaat met duidelijke acties?

Een veelgehoord scenario is dan  het omleiden van financiering, weg van die verduivelde centrale overheid naar de ‘lokale gemeenschappen’ en ngo’s. Uiteindelijk weer een doodgeboren kind, in Burundi zagen we waar dit toe leidt: ngo’s die niet op Nkurunziza’s hand zijn, krijgen geen toelating in het land te opereren.

Eigenlijk is er een gebrek aan lef binnen ontwikkelingssamenwerking. De jarenlange investering was te groot om toe te geven dat we met lege handen achterblijven. ‘We kunnen het daar toch niet aan de Fransen/Chinezen overlaten’ heb ik ook meermaals gehoord. En inderdaad: er is veel economisch potentieel in deze landen, zeker op vlak van grondstofwinning. Maar zonder de nodige koppelingen met de noden van onze eigen economie te maken, mogen we het eigenlijk noemen wat het is: een dure hobby voor onze diplomatie.

Als België op deze manier partnerschappen blijft invullen, ziet het er slecht uit voor de verwezenlijking van de ontwikkelingsdoelen. Net daarom pleit ik al jaren voor een sterke voorwaardelijkheid in de relatie met de partnerlanden, niet alleen op vlak van justitie en migratie, maar ook op vlak van waarden. We moeten een duidelijk vertrekplan klaar hebben voor wanneer onze doelen en idealen niet langer verzoenbaar zijn. En die exit uitvoeren wanneer het misgaat, toont regimes als die van DRC, Rwanda en Burundi dat het ons menens is. Naar mijn mening hebben we daar al te lang mee gewacht. Nefast voor het respect van democratische waarden, maar ook nefast voor onze eigen geloofwaardigheid.

Rita Bellens is Kamerlid voor de N-VA en zetelt in de commissie Buitenlandse Betrekkingen, de commissie Defensie en de commissie Bedrijfsleven.

Meer van Rita Bellens

Ontwikkelingssamenwerking heeft nood aan private investering. We hebben hiervoor de juiste instrumenten, maar durven ze niet te gebruiken.

Commentaren en reacties