JavaScript is required for this website to work.
Politiek

Over het gezever over Benjamin Dalle, maar ook over al de rest

Siegfried Bracke22/10/2019Leestijd 4 minuten
Volgens Siegfried Bracke heeft de CD&V geen verhaal, maar wel een netwerk, dat
met macht gevoed kan worden.

Volgens Siegfried Bracke heeft de CD&V geen verhaal, maar wel een netwerk, dat met macht gevoed kan worden.

foto © Reporters

Niet de ministerpost voor Benjamin Dalle is relevant voor CD&V, wel een kabinet kunnen vullen, en de lijn kort houden met de oude zuil.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Nogal wat commentatoren maken zich vrolijk over de moeilijke voorzittersverkiezingen bij de CD&V. Ik heb niet zo veel met die partij. Ik heb één keer in mijn hele leven voor de CD&V gestemd; een naamstem voor Jean-Luc Dehaene, uit erkentelijkheid voor een Grote Meneer die ik goed heb gekend en van wie ik ontzettend veel heb geleerd. Maar voor de rest ben ik niet echt gesteld op tsjeven. Toch is leedvermaak in deze totaal misplaatst.

Einde van een tijdperk

Ook al gaat het hier beslist niet om alleen maar een ongelukkige samenloop van omstandigheden, of over een klein of groot ongelukje. Het is het sowieso pijnlijke einde van een tijdperk, waarvan de christendemocraten als eersten en ook het hevigst de gevolgen ondervinden. Maar de rest, alle andere democratische partijen staan er au fond  niet beter voor. VB en PvdA zijn de uitzonderingen. Niet op de regel, want dat is het net: die volgen andere regels.

Voor elke politieke partij geldt in wezen hetzelfde probleem. Maar de CD&V heeft daar het meeste last van omdat dat tegelijk ook par nature même  de meest kwetsbare partij is. Laat ik concreet zijn.

Kabinetsmedewerkers

Ik lees bij de vorming van de Vlaamse regering allerlei beschouwingen over het belang van die jonge minister Dalle. Die het mogelijk moest maken dat én Beke én vooral Crevits de vlucht vooruit konden maken. Daar is allicht iets van aan, dat zal wel een heel klein beetje waar zijn. En – voor alle duidelijkheid – die Dalle is een verstandige man; veel talent, ik meen het.

Maar laat het gezever over Dalle nu maar stoppen. Want je moet kennelijk zelf in de politiek hebben gezeten om te zien dat het daar niet om draait. De verklaring is veel meer down to earth. Een parlementsvoorzitter heeft – let niet op mijn cijfers; ik geef maar een orde van grootte – een kabinet van een vijftal mensen; een minister heeft er dertig, of meer. Dát is het punt. Niets meer, weinig minder.

Want politieke partijen zijn bedrijven-in-moeilijkheden, waar medewerkers ook veronderstelde medestanders zijn, ‘vrienden’. Die zet je niet zomaar aan de deur. Daarom is die derde minister vijf-zes keer meer waard dan die parlementsvoorzitter, letterlijk. En dat is mijns inziens niet eens een oneerbare overweging. Maar geen enkele Wetstraatjournalist die ze maakt. Dat komt alleen op Doorbraak.

Netwerk

Dat is, ik kan dat maar herhalen, een redenering die ook geldt voor elke andere partij, maar vooral voor de CD&V. Omdat die partij meer dan andere een netwerk is. Een netwerk dat ze jarenlang heeft kunnen invullen met de beste mensen, die op hun beurt op dat netwerk afkwamen omdat het overal aanwezig is/was, en dus the place to be  voor wie iets wou doen in het leven. De overtuiging, die kwam later wel, if really needed.

En er waren verscheidene toegangen tot het netwerk. De standen. Alleen… je hebt electorale macht nodig om dat allemaal in stand te houden: het systeem-D’hondt speelt niet alleen bij de verkiezingen; het speelt in de hele politiek, bij heel veel benoemingen, enzovoort.

En dan ontstaat er een pervers mechanisme. Die standen weten/zien/voelen dat die macht weg is. En ook dat – de Boerenbond, de mutualiteit, de vakbond – zijn bedrijven, en dus gaan die meer en meer hun eigen weg. Ze moeten wel. Dankzij allerlei wetten en systemen die ze zelf hebben ontworpen (toen de band met de politiek nog heel nauw was) zitten ze alvast financieel op rozen. Ze zuigen de staat uit. Dus dat is al geen zorg. Vaak zijn ze bovendien zelfs redelijk performant. Ze hebben leden in overvloed: niet vanwege hun overtuiging of standpunten, maar omdat ze goede diensten leveren. En er is geen concurrentie.

Ze hebben bovendien kennis. Ik herinner me een moment uit de legislatuur 2010-2014. Ik zat in de commissie Sociale Zaken, specialist pensioenen van de N-VA, in de oppositie maar – eerlijk is eerlijk – met – het weze óók gezegd – een uitstekend minister: Alexander De Croo. Op tafel lag een zogeheten reparatie- of aanpassingswet, niet echt superbelangrijk, maar wie over pensioenen gaat, gaat altijd over heel veel geld, en dus kijk je dan beter goed uit je doppen. Als lid van de grootste oppositiepartij zei ik dat ik niet wist wat ik moest doen of denken, want die wet was zo ingewikkeld dat ik er geen lap van verstond. Ik had toen twee fractiemedewerkers die dat echt wel verschrikkelijk goed kenden. Ook zij wisten het niet. Maar, zei ik, ik wil u, meneer de minister, vragen om uit te leggen waarover dat eigenlijk gaat. De minister antwoordde: ik ga eerlijk zijn, ik versta dat ook niet; dat is verschrikkelijk ingewikkeld. Waarop een collega van de CD&V vanop een bank achter mij zei: ‘we kunnen misschien ne keer  naar de vakbond bellen’. Wat prompt gebeurde. Schorsing. En na een minuut of vijf konden we al herbeginnen. En kwam er een glasheldere uitleg. Het wetsontwerp is unaniem goedgekeurd.

Macht

Ook dat staat dus voor de CD&V op de helling: de band met de standen is er nog, maar dat is meer theorie dan praktijk. Die standen zoeken de macht. En die zit niet meer bij de CD&V.

Geen probleem, kan je denken. Niets moet beletten dat je een eigen verhaal ontwikkelt. Zelfs als dat technisch niet helemaal klopt. Dat zet je wel recht, je/men vindt wel iets. Maar ook dan is de CD&V nog niet ‘gered’. Want ook dat verhaal is er niet, net – nu wordt het wel helemaal pervers – omdat de verhalen (let op het meervoud) jarenlang zijn geschreven door anderen. Die er ook nog zijn, en zelfs veel te zeggen hebben als de lijsten moeten worden gemaakt.

En dus zegt elke kandidaat-voorzitter uit pure armoede dan maar iets over hoe communiceren, maar nooit ofte nooit over wat  communiceren. Mochten die daar al zelf iets over denken, dan is dat op zich al genoeg om niet  verkozen te worden. Want die standen kunnen wel mobiliseren: ze zenden gewoon hun personeel, bevolen dienst.

Met uitzondering van twee niet-kandidaten: Pieter De Crem en Hendrik Bogaert, die zeggen wél een verhaal te hebben, maar één waarvoor ‘de partij nog niet rijp is.’

Narratief

Ik kan me voorstellen dat nu heel veel niet-CD&V’ers dit lekker lezen vinden. Ik moet ze diep teleurstellen. Noem mij een andere partij: ik schrijf een heel ander maar in wezen hetzelfde verhaal. En als er hier staat ‘verhaal’ dan is dat een woordspeling. Want telkens komt het neer op een gebrekkig narratief, dat altijd op een min of meer gespannen voet met de werkelijkheid staat. En dat geldt ook – voor alle duidelijkheid – voor de N-VA, de partij waarvan ik een trouw fellow traveller  ben, net omdat die mijns inziens nog het dichtste bij de werkelijkheid aanleunt. Maar dat is voor een andere keer. Het moet een beetje spannend blijven.

En o ja. Ik blijf optimist: point n’est besoin d’espérer pour entreprendre, ni de réussir pour persévérer. Per slot van rekening ben en blijf ik een orangist.

Siegfried Bracke was voor de N-VA Kamervoorzitter en gemeenteraadslid in Gent. Voordien was hij journalist bij de VRT.

Commentaren en reacties